Menno ter Braak
aan
J. Greshoff
Buochs, Zwitserland, 30 juli 1937
Buochs, 30 juli '37
Beste Jan
De brief van Eddy (dien ik nog even hier houd, voor antwoord mijnerzijds) is een veeg teeken, al was het alleen al om de lengte. Ik geloof dan ook, dat je geen succes meer zult hebben met hartelijke of conciliante antwoorden, want hij wil deze quaestie op de spits drijven, omdat hij er een bewijs in ziet van zijn (half en half begeerd) isolement en van onze degeneratie als ‘Nederlandsche letterkundigen’. Ik ben van dezen brief toch nog geschrokken, omdat ik nog niet had gemerkt, dat het zoo diep bij hem zat. Er is maar één middel, om alles te verhelderen, zoover mogelijk: hard tegen hard. Ik zal hem ook in dien geest schrijven.
Duidelijk is hier een primaire rancune, niet tegen ons, maar tegen het leven. Het middel om die rancune te compenseeren, is de élite-idee der ‘enkele fijne luiden’. Daaraan houdt hij met hand en tand vast, en hij heeft er zelfs beleedigende insinuaties voor over om mij van de heiligheid van dat standpunt te overtuigen. Op deze rancune wordt nu het geval Saks en het geval Schilt geborduurd, omdat die feiten hem een motief aan de hand doen zijn isolement te ‘willen’. Multatuli contra Busken Huet en Potgieter: zoo ongeveer, denk ik, stelt hij zich dit duel voor, àls hij er tenminste historische voorstellingen aan verbindt. Omdat ik de juistheid van deze hypothese door zijn laatsten brief bevestigd vind, heb ik ook alle hoop verloren, het ‘incident’ als incident te ‘regelen’. Er is hier niets meer te regelen, want de feiten zijn allang argumenten van Eddy's rancune geworden. Daarom zal ik hem dezer dagen mijn hypothese voordragen, en hij moet dan maar weten, wat hij erop antwoordt. In twee vorige brieven heb ik nog gepoogd een anderen toon aan te slaan (wel scherp, maar tegelijk toch verzoenend); ik twijfel er niet aan, of ze zullen nieuwe argumenten voor zijn wantrouwen worden. Het is een hopelooze zaak, en de eenige troost is nog: dit moest eens komen. Latent was de tegenstelling er altijd, maar ze werd door gemeenschappelijke oppositie tegen gemeenschappelijke vijanden op den achtergrond gedrongen en, bovendien, door het vriendschapsgevoel (waaraan ik nog vasthoud) ‘gesublimeerd’. Nu gaat dat niet langer; het is zaak, voet bij stuk te houden.
Kreeg je mijn vorige brief niet? Waarin eenige bijzonderheden over Buochs? Het bevalt ons hier best; we maken bergtochten, waren vandaag in het Wagner-huis Tribschen, waar hij Nietzsche o.a. ontving (voor de groote breuk). Het is mooi weer, en het is hier geen toeristenplaats, maar in veel opzichten een Zwitsersch Sestri.
Over allerlei meer. Deze moet snel weg.
Hartelijke groeten, en een hand van
je Menno
A × A!
Het bezoek van Dick was een groot succes. Er was contact. Hij is veel minder star geworden en heeft al zijn aardige eigenschappen onveranderd bewaard. Erg prettig.
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum