E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Tjitjoeroeg, 1 januari 1937
Tjitjoeroeg, 1 Januari 1937.
‘Veel heil en zegen enz.!’
Beste Menno,
Gelijk hiermee zend ik je l'Avenir de la Science van Renan. Je zult er, après tout, minder aan hebben dan aan de Souvenirs, want het belang van beide geschriften is voor ons toch vnl. psychologisch. Toch is L'Avenir, in al zijn ‘overladenheid’ - vooral uitvoerigheid, want tegenwoordig zou men wat erin staat in de helft van de blzn. nog zeer ampel afdoen - een goed boek; niet alleen een curieus boek. Er is nog alles in van den goeden leerling en toekomstig leeraar, mutatis mutandis heeft Renan hier op dezelfde manier zijn eigen stijl nog gemist als Nietzsche in zijn eerste boek; maar wat absoluut sympathiek is, is de oprechtheid, de overgegevenheid aan het nieuwe geloof. ‘C'était un homme qui croyait à la Science!’
Ik lees, hiernaast, allerlei Compagnies-literatuur, met wat vertalingen van javaansche (en soms sanskriet-) legenden ertusschendoor; over helden die, als Ardjoena, ‘verzocht’ worden, maar (in tegenst. met den H. Antonius) later hun schade ophalen, en die altijd onverstoorbaar dapper zijn, als Rama. Er bestaat een heele aardige bewerking van de voornaamste van deze legenden door Dr. Hooykaas, uitgegeven bij Noordhoff en genaamd Proza en Poëzie van Oud-Java. (Ik heb het met de ‘wetenschappelijke’ vertalingen vergeleken.) Als het je interesseert, kan ik het je aanraden; misschien levert ook deze literatuur je nog eens beschouwingen op voor een essay.
Ik moet je van Renan er misschien nog bij vertellen dat hij, op zijn respectueuse manier tegen het christendom schrijvend, het geloof zoozeer beminnend, ondanks alles, enz., door de katholieken ongelooflijk gehaat werd; waarin zij gelijk hadden, want zij begrepen drommels goed dat dit de meest doeltreffende manier was om hen overbodig te maken. Ze voelden in Renan niet alleen den renegaat, maar den concurrent, den man die in hun eigen scholen geleerd had hoe zich op de juiste plaats te schuiven. En ze vertelden elkaar met veel smaak de afschuwelijkste dingen over hem, onder andere ‘qu'il était mort en avalant sa merde.’
Ik heb ook vele bezwaren tegen hem en geloof allerminst dat hij, als Nietzsche bv., een eersterangs-mensch was, of zelfs maar een eersterangs-geest. Maar hij is veel meer waard dan men hem nu côteert, en hij is werkelijk bijna altijd een zeer aangenaam gezelschap. [Meer een Benda dan een Nietzsche, maar - al was het maar om het verloren geloof - dichter bij N. dan Benda.] Barrès, die hem hoogelijk bewonderde en zich zijn leerling achtte, is heel wat minder aangenaam. Ik las dezer dagen van hem een wàlgelijk boekje: maximum literair talent gewijd aan het voordragen van iets zoo laags en bête's als het patriottisch vormen van een kleine Franschman, i.c. zijn zoontje Philippe - die dan ook een ontzettende cretijn is geworden; - eig. een fraaie tegenhanger voor Goebbels, alleen met 10 × meer distinctie en begaafdheid. Voor de curiositeit zend ik het je erbij; zulke dingen moet men nu ook nog signaleeren, als het te pas komt. Maar Barrès heeft heel wat betere dingen gemaakt, laat dat ook uitkomen als je erover schrijft. Hij is zelfs zeer individualistisch begonnen; met Sous l'Oeil des Barbares, Un Homme Libre, en later nog Un Ennemi des Lois. Om zich daarna te bekeeren tot een van de ergste patriotten die men zich denken kan; volslagen verpest door de politiek. (Er was dan ook geen uitkomst uit het ‘ik’, vond hij; je moest toch ook iets doen!)
Je zult wel niets hebben aan al deze praatjes; maar vat het dan maar op dat ik, vanuit mijn retraite, mijzelf de illuzie wil geven dat ik ‘den geest’ in Europa ook nog nuttig kan zijn, al is het door jouw kanaal. Jij, als publiek personage en met de kolommen van een krant tot je beschikking kunt trouwens 10 × meer doen dan welke van ons ook - met ‘ons’ bedoel ik Jan, Henny,
etc. - ook dàt merk je bizonder goed in dit land. Ze weten hier drommels goed wie jij bent, terwijl ze van Henny's bestaan zelfs niet afweten. Als dus iemand hier nog eens een tournée moet komen maken, dan moet jij het zijn.
Daarnet je brief: de tweede, hier in Indië! We zijn onze gewoonte trouw gebleven, want jij schrijft over Benda (Jeunesse d'un Clerc) terwijl ik het een paar dagen geleden daarover had. Zeer benieuwd naar je artikel, en jammer dat je Alain er ook niet in behandelde. Ik schreef over Gide (Retour) en zond het stuk aan Jan; nu hoor ik dat jij er al over schreef (voor Gr. Ned.) en wel in het Januari-nr. Maar ik stelde Jan voor - vooral nu, na dat proces - om een reeks betuigingen, getuigenissen over Gide en U.R.S.S. in Gr. Ned. te zetten, want dit is niet alleen een zaak van fransche literatuur. Jij hebt de reeks dan ‘ingeleid’. Jan, Henny, Jan van Nijlen, anderen kunnen zich over deze zaak uitspreken. Ik schreef erbij dat het Gide genoegen zou doen - daar ben ik zeker van, - en hij heeft nu Last om het hem voor te vertalen.
Ik antwoord nu systematisch op de andere punten.
Dat Aneta mijn interview zou verloederen, kon je vooruit berekenen. Al dit ploertendom is hetzelfde: het haalt uit alle getuigenissen precies wat het zelf gebruiken kan, ter versterking van eigen ‘ideeën’. De heele pers hier is op die leest geschoeid; je merkt het niet alleen aan de berichten over Spanje.
Eenheid door Democratie heeft onlangs in Bandoeng ook een filiaal opgericht, - natuurlijk met poep bespoten in de Indië-Hoûzee. (Ik zou over dit blad alleen al een brochure kunnen... spuiten, maar het is me tè machtig; ik zou op die manier ook hier al mijn werklust vermoorden.) Maar zijn ‘wij’ - waakzamen! - nu concurrenten van die eendrachtigen? Dat zou me toch spijten. Waarom geen samenwerking? - hoe meer hoe liever, in deze massa-wedstrijden waar onze grootsche tijd nu eenmaal uit bestaat.
Ik praat met die N.S.B.-planters liever heelemaal niet. Ze geven om geen ènkel argument; en bovendien, ze hebben van hun
standpunt uit gelijk, want ze denken maar één ding: ‘wanneer zal de werkloosheid ophouden en zullen wij weer meer verdienen?’ Laat morgen een slimme gannef met een program aankomen, contra Mussert dat dàt alleen behandelt, en ze laten allemaal Mussert stikken, met al zijn kampioenerigheid en zijn ‘ideologie’ waar ze het nu zoo mee eens zijn. Met zulke menschen redeneeren is comedie spelen tegenover jezelf. (Qui trompe-t-on?)
Alles waar wij ons druk over maken, bestaat hier niet. Bestaat hier eenvoudig niet: nooit van gehoord, nooit over gedacht, nooit van gedroomd. Welke G.G. is flink geweest en welke slap? - dat is het nec plus ultra van ‘cultuurbesef’ waar je hier over kunt praten. En wat dat precies zeggen wil, zie boven. - Ik kan dit alles in een boek zetten over Indië, maar met die planters erover praten is waanzin.
Die Oranjefeesten kan ik me van hier voorstellen en verzoenen me weer een beetje ermee dat ik hier zit. Stel Stols overigens je ideetje van dat Bruidsbed voor; het is alleszins de moeite waard, en misschien zou Bernard het van zijn dubbelganger best verdragen. Maar ik doe, geloof ik zoo langzamerhand, Stols onrecht. Niet dat hij niet meteen prins-gemaal zou worden, als het hem werd aangeboden, maar zóó'n obsessie om de grijns van Gaston Doumergue te slaan zou hij, geloof ik, toch niet hebben; hij zou nog eens één keertje die glimlach van zijn bek getrokken hebben. Die prins-gemaal-in-spe moet een behoorlijke imbeciel zijn, dat kàn nu niet meer anders; hij heeft dat nu wel met 1000 foto's bewezen pardessus den aard van zijn baantje en hoezeer dat er ook al op wees. Dat Nijhoff en Van Duinkerken in dezen weer manifesteeren moesten, is teekenend voor déze intelligenties, - maar ik word er moe van, te zien hoe alles zoo prachtig uitkomt.
Twee imbecielen van hier, geen planters ditmaal, maar wel, krachtig N.S.B.-fähig - hoewel nog geen lid; de een ex-directeur van het pandjeshuis, de ander ex-ass. resident van de buitenbezittingen. No. 1: - Iemand zei me: ‘We moesten een maand tractement geven aan Indië Weerbaar!’ en je hebt er ook die het
doen. Mij is het te machtig, ik begrijp niet hoe ze 't doen kunnen. Maar gisteren was ik met X net daar (op het comité of zoo), en X gaf 5 gulden; nou, toen zei ik: ‘Je bent tweemaal zoo rijk als ik en je geeft 5 gulden; vooruit! ik geef een rijksdaalder’. Maar toen kwamen ze met een lijst voor het huwelijkscadeau van de prinses, en toen heb ik gezegd: ‘Weg daarmee! dààr heb ik niks voor over!’ - No. 2.: - Ja, en dan geven ze nog niet eens allemaal aan het comité; en toch, als Indië verloren ging, waar zou Holland dan zijn? Wat zou Holland dan zijn? Ik zeg dat altijd tegen die Hollanders; ik zeg: ‘zonder Indië, waren jullie nix!’ Ik zeg ze dan: ‘Wéét jullie wel, wàt Holland zou zijn, zònder Indië?’ zeg ik: ‘nix dan een aanslibbing van Duitschland's riolen!’ (Dit als variant, stèrkere variant, op het woord van Napoleon.)
Als ik mijn boek over Indië klaar krijg en het wordt nog uitgegeven, - dus niet onder fascistisch regiem - dan zullen er een hoop fraaie en gevoelige stukken in staan, over de natuur en zelfs over zekere menschen (om niet à la Bas Veth te kankeren), maar dit soort caricaturen zal er ook rijkelijk in worden vertoond.
Bep schrijft hier nog wat onder. Veel hartelijks onder ons vier, en als steeds je
E.
[E.d.P.-d.R.:] Beste Ant en Menno,
Maar als ik schrijven moet wat me hier door het koloniaal-suffe hoofd gaat... Niettemin is het buitenleven hier heerlijk, zooals het trouwens overal zou zijn als maar in comfortabel huis (ik neem de indo-syntaxis al aan). Over jullie huis hoorden wij ook van Jan niets dan lof. De ‘steden’ hier zijn bepaald ergerlijk, behalve de chineesche wijken waar iedereen zijn inkoopen doet. Ik ben zeer verheugd over wat Menno over de NSB schrijft. We zouden kunnen probeeren hier ook handteekeningen onder het Vigilance-manifest te krijgen. Iets wat mij bepaald obsedeert sinds gister, en wat jij als geschiedenisleeraar weten moet, is: Als Juliana nu eens in het kraambed sterft en haar spruit ook, wie volgt de koningin dan op? Wordt Nederland dan een Lippsche provincie? Ja, Rasidi hebben wij nog als djongos-butler, hij is zeer geschikt (hield in Holland avondcursus in lezen en schrijven - maleisch - voor zijn mede-inlanders; is ondernemender dan de meesten hunner, en wil misschien wel Hadji worden, maar hij wil ook wel met ons meer terug naar Europa. Eddy heeft hem in een overvloed van maleisch op zijn verzoek uitgelegd wat voor een soort schrijver hij was. Hij heeft nu ook zijn vrouw, met de volgende boot gekomen, hier, die na haar bevalling ook bij ons zal dienen; een alleraardigst mensch, die op haar baadje een broche draagt met het portret van Juliana en Bernard.
Ingesloten papiertje is een citaat van Unamuno dat ik tusschen ‘jeugdpapieren’ vond. Ik las het Eddy voor zonder auteur te noemen, en hij zei: ‘is dat van Menno?’! Heeft E. geschreven dat ik nu weer getikte copie kan leveren? Gegeven dat ik hier geen café Murat heb om op mijn knie te schrijven. Dag, B.
P.S. Ik kom je eraan herinneren dat je me dat boekje van Freud over zichzelf (met portretten) nog eens zou zenden. Of was het uitverkocht?
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag