Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Bilthoven, 6 juni 1936
Bilthoven 6 Juni 1936.
Beste Eddy
Hartelijk dank voor je brieven, waarvan de laatste ons al in Bilthoven wachtte. Het lijkt ons hier heerlijk rustig; dat is veel waard.
Wat Gijsbertus betreft: je hebt absoluut gelijk. Het is alleen jammer, dat je dit niet zoo positief eerder ontdekte, toen je deze dialoog in manuscript las; want ik twijfelde zelf, maar ben toch
doorgegaan, omdat ik nu eenmaal in dezen toon schreef. Nu heb ik het roer definitief omgegooid; je brief ‘doet de emmer overloopen’. Ik ga het heele boek voor zoover af overschrijven, en wel als ‘monoloog’. Of het lukt is een tweede, maar zeker is, dat ik aan dezen vorm niet vasthoud. Gijsbertus was een principe, een dialectisch axioma, en hij heeft geen recht van bestaan naast ‘ik’. Dat is duidelijk en daarmee is de zaak afgedaan. Ik ben ook Bep zeer dankbaar voor haar opmerkingen.
De komende dagen ga ik nu trachten te besteden aan de omwerking. Misschien blijkt het, dat Gijs er betrekkelijk gemakkelijk uit kan, des te meer oneer voor hem!
Kreeg je het stuk over Reinaert nog niet? Ik gaf dadelijk opdracht je er een te zenden, na mijn terugkomst, dus Woensdag. Schrijf nog even, als ze het verzuimden.
Tissing heb ik weer niet kunnen opzoeken, omdat Maxim Gorki plotseling op sterven lag en mij plotseling noopte tot een heelen morgen tijdverlies. Ik zal nu dadelijk na terugkeer van hier naar hem toe gaan.
Van Jan, die ik ook over zijn Vlugschriften schreef, kreeg ik een ongeveer gelijkluidende brief. Het is inderdaad vreemd, dat hij dit heelemaal niet ziet. Maar dat komt stellig meer voor, dat iemand het snel afgemaakte, lukrake, geïmproviseerde (de ‘rebuut’) bij zichzelf voor inferieur aan het degelijke ‘werkstuk’ verslijt. Ik zal hem antwoorden en probeeren hem nadere preciseering te geven.
Vestdijk moet hier ergens in een bosch wonen, maar waar weet ik nog niet. Ik hoop het te ontdekken.
Aan Gijsbertus werken tot hij een levend personage is wil en kan ik niet, want ik heb hem nooit levend gezien. Hij was het schimmetje van de Hegelsche methode, waarvan ik op een gegeven moment heil verwachtte. Ten onrechte.
Hierbij de eerste regels van het opstel door Varangot aan mijn persoon gewijd. Ze zijn onthullend:
‘M.T.B. behoort tot de soort schrijvers welke zich gaarne bezig houdt met actueele verschijnselen. Er zijn auteurs, die als het ware onaangetast blijven van het tijdvak waarin zij leven. Zij
zijn de zielenwichelaars aller klimaten, die een voldoende dosis “geestesadel”, “cultuurbewustzijn”, historisch inzicht en originaliteit bezitten om niet dadelijk de gehypnotiseerde lakeien hunner toevallige époque te worden.’ etc.
Ik maakte hieruit op, dat Nietzsche en Multatuli gehypnotiseerde lakeien waren. De rest is navenant.
hart. gr. 2 × 2
je
Menno
De titel van Stärcke en de biologie zal ik nasporen, zoodra ik weer in de stad ben.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag