E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Parijs, [5 [mei 1936]
Parijs, Dinsdagavond, 5 Maart '36.
Beste Menno,
Ik stond ook aan dat record van zwijgen tusschen ons te denken terwijl ik je brief openmaakte - en zie, de eerste zin was een echo van mijn gedachten! D.w.z. in werkelijkheid andersom, maar niet vanuit mij bekeken. - En terwijl ik verder las was het of de echo niet ophield: alles wat je zegt van je relativiteitsgevoel onder deze omstandigheden, onderschrijf ik heelemaal. Ik zou zelfs niet durven te zeggen dat ik niet hypochonder ben. Sinds den dood van mijn moeder leef ik in één spanning, veroorzaakt zoowel door de crisis als door mijn persoonlijk avontuur dat daarmee in verband staat (om van toegevoegde rotzooi nog maar te zwijgen). En nu, steeds meer, heb ik het verrotte gevoel van niet alleen historisch, maatschappelijk, of hoe je 't situeeren wilt, gedepasseerd te zijn; maar ook nog over-vermoeid, physiek en moreel, als een elastiek waar te lang aan getrokken is. De arme Bep heeft het soms lang niet leuk met zoo'n echtgenoot naast zich. Ik voel mij steeds meer een ‘amateur’, iemand die nooit geweten heeft wat het ‘werkelijke leven’ eig. is, en die het nog niet weet. Het niet werken-als-ieder-ander vermoeit mij misschien nog meer als wanneer ik een bête werk zou hebben, want dan was de moreele spanning (zelfverwijt inbegrepen) heel wat minder. Maar ik heb ook het gevoel dat alles wat ik begin, mislukt, dat ik te onhandig (of onpractisch) ben om het nog eens ‘klaar te spelen’ met het leven, zooals ik in mijn hoopvolle oogenblikken natuurlijk als vanzelfsprekend voor me zie, - en waaròm? met welk recht?
Nu deze reis weer. Eigenlijk hebben we geen enkel besluit kunnen nemen: alles heeft zijn voor en tegen, niets doet zich op als werkelijk gewenscht. Hyères en Aix zijn mogelijk, maar worden weer duur door de reizen. We hebben ook over Grenoble gedacht (waarvan wij nog geen prijzen weten); we denken nu
over Spa! Het kan ook zijn dat we in October meteen weggaan naar Indië: 1o om deze spanning niet langer te hebben, 2o om geen verhuizing meer te hebben, en installatie en zoo, in streken die misschien toch niets opleveren. (Ook al met het oog op die oorlog.) - Ik zou mijn nieuwe boek willen schrijven, maar daar is het net mee als met jouw dialogen: het geloof en de rust ontbreken mij. Spa zou er misschien goed voor zijn, is zeker goedkooper dan elders wat de ‘levensstandaard’ betreft, en met het oog op reizen naar Holland en België, ik bedoel nu Brussel. Maar die vertaling van Ducroo, waar ik nu met Pia aan werk, blijkt een enorm werk te zijn, dat misschien wel een jaar duren kan (of zelfs langer) - je vraagt je dan af: met welk succes of al die moeite zal worden beloond! - en dit werk rijdt een nieuw boek natuurlijk danig in de wielen. Daarbij komen allerlei mogelijkheden als een vertaling van Le Sang Noir (de W.B. is daarover aan het onderhandelen); Bep wil die vertaling doen met supervizie van mij, maar ik voel mij (gegeven mijn toch al groote kwelling op dit gebied) verplicht om het zekere voor het onzekere te nemen en dit werk zelf te doen, dat mij dan weer de illuzie zou geven van ook geld ‘binnen te brengen’. Maar met het vertalen van Ducroo en eventueel Le Sang Noir ben ik dan ook wel onmachtig om iets anders te doen, en dan is het de ‘kunstenaar’ die lijdt! - Naar Indië gaan zou al deze problemen meteen opheffen: ik zou dan gewoon alles inspannen om zoo gauw mogelijk werk te vinden daar; misschien zou het zelfs verstandig zijn als ik eerst alleen ging.
Kortom, het is allemaal schipperen, tobben en overwegen, maar je wordt er helsch van. Ik ben niet alleen een amateur (in het leven), maar blijkbaar ook meer een bourgeois dan een avonturier (zooals overigens een man-en-vader betaamt), ik verlang hevig naar een soortement ‘vaste basis’, zelfs in deze rottijd. - Het malle van dezen tijd is dat het een tijd is voor praktische lieden bij uitstek, al is het verder een warwinkel van warhoofden, die eigenlijk (van Saturnus uit gezien) verreweg het beste zouden doen met elkaar zoo grondig mogelijk uit te roeien.
Amen. Je ziet welke akelige weerklank je beschouwing wekt. Ik zou je dit fraais 100 × kunnen schrijven, zelfs zonder beschouwingen van jouw kant. Maar je brief heeft mij veel goed gedaan en ik heb hem met trots vertoond aan mijn vrouw Bep. Als jij, die in vele opzichten zooveel rustiger, althans evenwichtiger bent dan ik, en die materieel de meest vaste basis heeft van al mijn vrienden, je zóó voelt - dan ben ik wel geëxcuseerd, vooral na de aardigheid die mij overkomen is, en die ik natuurlijk au fond toch nog lang niet ‘verwerkt’ heb.
Als ik nu mijn nieuwe boek geweldig vlot en goed kon schrijven, deed dàt mij misschien alles vergeten; maar 1o is het niet een boek dat zich zoo schrijven laat (ik heb er misschien 4 jaar voor noodig, als ik het echt goed wil hebben) en 2o. word ik hierin gehinderd door Parijs. Zelfs door het Alijntje, wat dat betreft. Wij hebben nu een meidenkamer gehuurd in ditzelfde huis voor een ‘bureautje’ van me. Met allerlei platen tegen het afschuwelijke behang begint het er langzamerhand geschikt uit te zien. Ik heb tegen den muur allerlei religieuze foto's vanuit mijn eerste italiaansche tijd, zoodat iemand die hier binnenkwam en mij naar mijn muren moest beoordeelen mij ongeveer zou zien als een soort Jan Engelman. Maar ik begin er andere heiligen naast te zetten, o.a. Saint-Just, van wien ik nu al 3 portretten heb, naast dat van de heilige Théroigne van Méricourt. Het is jammer dat ik met de krach in Brussel mijn libertijnsche litho's van Vertès heb moeten verkoopen (die brachten toen nog wat geld op, verbeeldde ik mij); anders zouden die het juiste tegenwicht zijn geweest. Maar ik zal dgl. dingen gaan zoeken, langs de quais of zoo, eerstdaags.
Nu nog antwoord op andere punten van je brief. Die historie met Gerda is fraai en bewijst hoè naief we nog zijn als we gelooven aan een bepaalde uitwerking van literatuur. Ik ben er dichter bij in de oogenblikken waarin ik geloof dat je àlles vertellen kunt, omdat àlles toch ontkracht wordt, zoodra je het in ‘literatuur’ hebt omgezet. Maar wie weet komt die politieke zwager vroeger of later nog met een klacht of requisitoor voor den dag; als Mussert of Hitler baas in Nieder-Deutschland zal zijn. Hier
hebben ze het op het oogenblik straal afgelegd; als de linkschen nu maar hun voordeel weten uit te buiten. Ik zou daar bepaald blij om zijn, al maakt het voor menschen als wij wschl. nog allesbehalve een prettige ‘staat’.
Wat denk je van Zuid-Afrika voor ons? Als jij, Jan Greshoff en ik, en Marsman bv., daar eens samen heen gingen, als complete ploeg? Zouden wij voor de ‘nederlandsche cultuur’ daar niet nuttig kunnen zijn, al kan zelfs Otten dan geen flitsende gesprekken voeren met een zuidafrikaansche geest? Ik denk er soms ernstig over; en daar zouden wij, ingeval van oorlog, wschl. heel wat veiliger zitten dan in Holland of zelfs in Indië.
Het mopje van ‘Merz’ over Marsman is wel een jodengijntje en 's mans boek heb ik nog altijd niet kunnen lezen, maar stuur hem maar hierheen. Ik zie al zóóveel menschen, en ben er al zóó draaierig van, dat één emigrant meer er gerust bij kan. Bovendien is hij ook al in de familiekring geraakt, gezien dat hij operetten maakt met zwagertje Bob. (Ik veronderstel dat hij als librettist heel wat meer genie ontwikkelt, dan ik indertijd, toen ik een fransch libretto voor gezegden Bob schrijven moest!)
Er is niets walgelijkers dan de haat en broodnijd van emigranten onder elkaar. Daarvan hoor je hier prachtige staaltjes, o.a. tegen den armen Noth. Deze Noth is op het oogenblik hier, maar gaat over een week weer naar Aix terug, zoodat ik hem niet met ‘Merz’ samen brengen kan. Het is gek, maar ‘Merz’ heeft voor mij een wat fransche bijsmaak, zooeen die maakt dat ik mij heelemaal in de vereischte stemming zou voelen tusschen ‘Merz und Noth’.
Ik houd er nu mee op. Met jou ben ik alweer 100% eens dat het toch anders loopen zal, niet alleen dan wij denken, maar dan allerlei politieke knapperds vooruitzien. En vooruit dan maar. De moeilijkheid is vooral om voort te leven alsof alles normaal was, en omdat men toch niet weet hoè het abnormaal zal gaan. - Doe onze hartelijke groeten aan Ant, en heb zelf een stevige hand van je reeds oude vriend
E.
P.S. Je schrijft niets over Meredith. Laat hem nu werkelijk
eerstdaags naar me toe sturen, als ‘petite vitesse’ of wat dan ook (vraag Mayer), want mijn boekenkast is nu bijna klaar, en ik zou dàt tenminste nog eens tot een goed einde gebracht willen hebben vóór de duitsche luchtvloot alles tot gruis bombardeert. (Dit is ook erg onzeker, want het schijnt dat èn Rusland èn Frankrijk momenteel een luchtkracht hebben waar Rübezahl een verkouden kater bij is.) Cheerio! En dank vooruit.
P.P.S. Bep gaat morgen met den heer Walch kouten, ja (voor Het Vaderland), onder het genot van een kop thee. Aangezien hij zéér vriendelijk en ouwehoerig is, zal hij haar zeker gaan beminnen op de wijze van Gallas.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag