E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Utrecht, [13 januari 1936]
Utrecht, Maandagavond.
Beste Menno,
Ik heb hier 4 dagen ‘gerust’, menschen gezien als Vestdijk, van der Meulen, Kernkamp, en maak me langzamerhand op om terug te gaan, maar misschien toch niet meer over Den Haag. Vanmiddag sprak ik de Romeins. We hebben een lijstje van namen opgemaakt, dat jij met het lijstje moet vergelijken dat bij jou ligt. De kwestie is dat deze menschen zouden moeten worden uitgenoodigd voor een eerste vergadering, dus een ‘voorloopig comité’:
Prof. Kernkamp (Henny zal hem eerstdaags vragen); prof. Van Eyck; prof. De Vooys, prof. Pos, prof. Coster, Tinbergen, Sanders, Romein, Jan Burgers, Grondijs, N.J. Krom, Mannoury (allemaal min of meer proffen).
Overgang naar de literatuur vormt dan de a.s. prof, nu nog dichter (dien ik hier ook ontmoette), Donker of Donkersloot. Daarbij komen dan als literatoren: ter Braak, Dirk Coster, E. du Perron, Van Duinkerken, J. Greshoff, Jan Engelman, Marsman en Vestdijk. - En verder Dr. Rümke en de lieden die jij nog op het oog hebt.
Ik ga wschl. vanavond nog naar Amsterdam, waar ik 2 of 3 dagen kàn blijven. Misschien ga ik ook nog naar Jany, maar ik denk het niet.
We gaan nu buiten eten, dus ik houd op. De kwestie is dus dat jij, na de 2 lijstjes vergeleken te hebben, met Romein uitmaakt
wie je zult uitnoodigen (wie jij en wie hij), en om waar te komen? Als ik in Den Haag kom bespreken we deze zaak ook. Anders schrijf je mij naar Parijs.
Veel hartelijks van je
E.
Origineel: onbekend