E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Parijs, [23 december 1935]
Parijs, Maandagavond.
Beste Menno,
Tegelijk met Forum kwam je schrijven, en nu - een goed uur later - heb ik alles wel gelezen. (De Vlaamsche bijdragen heb ik maar integraal overgeslagen.)
Over Gerda valt niet veel meer te schrijven; nu maar afwachten hoe zij die 24 regels verteert, als ze die, alleen, met jouw of met V.U.'s hulp, zal hebben ‘ingenomen’. Wat je van V.U.'s verdere oogmerken zegt ben ik ook geheel met je eens, de Kring wordt nu eenmaal voltrokken met hoeren en ouwehoeren.
Je stuk tot afscheid is een van de beste die ik ooit van je las, en
zoo juist dat men erbij zou kunnen huilen. Het ‘voor wie?’ in alle tonen is ook mijn voortdurende binnenzang. Over een jaar, een half jaar (?) moet ik tegen mezelf misschien zeggen: ‘voor de lezers in Indië’. In afwachting daarvan doe ik alsof ik een heel leven voor me had om me verder te bekwamen.
Schreef ik je al dat Pia naar Lyon gaat, met een behoorlijke baan: redactie-secretaris van een dagblad? Dat is een prettig iets. Minder prettig is dat de arme Chiaromonte omkomt van honger met één leerling (italiaansche lessen) die hem 100 frs. per maand oplevert; dat hij geen geld meer krijgt uit Italië ook niet voor vertaalwerk waar hij nu maanden op heeft zitten zwoegen en dat zijn vrienden in Italië hem laten schieten uit pure lafheid.
Als ik zooiets meemaak kan de domheid en het gekrakeel in de vaderlandsche letteren me niets meer schelen. Ik kreeg op dit gebied vanmorgen de bespreking van De Korte Baan door Anthonie Donker (in de N.R.C.) en begon het te lezen met een zeker vertrouwen in 's mans kritische eerlijkheid, ondanks alles. Maar hij heeft het er bepaald op gezet om me gelijk te geven toen ik hem signaleerde als ook oneerlijk, hoewel pachiderm. Wat hij over Het Drama v.H.a.Z. zet - onlangs volgens hemzelf nog het eenige goeds dat ik geschreven heb - is werkelijk teekenend. Ik schijn dit verhaal ‘geschoold’ te hebben ‘op’ Van Ostayen - wiens poëzie mij altijd maar half heeft aangestaan en wiens proza ik, stylistisch gesproken, altijd heel leelijk (hoewel curieus) heb gevonden. Maar alles is best, en 's mans verder geschoolmeester over wat een verhaal is en wat niet, en zijn bewondering voor het ‘sterke’ en ‘donkere’ verhaal van Helman, en het ‘solipsisme’ dat hij bespeurt in Het Bordeel van Ika Loch, alles is weer zoo bij de koeien af, dat je zelf toch wel een kalf moet zijn om er je iets van aan te trekken. Ik lees deze dingen nu werkelijk als oprispingen van ‘Holland’. De kritiek daar is nu eenmaal in handen van schoolmeesters; de eene schoolmeester is wat ‘ruimer’ dan de andere, uit. Je hebt de Van Leeuwens (een brave man, met wien ik laatst weer correspondeerde) en de Donkers,
en de anderen. Het stuk van Vestdijk over Greshoff is ook op zichzelf een satyre in dit verband; het is of hij van a tot z
gedacht heeft: ‘Nu zal ik het werk van Greshoff toch eens zoo ernstig en gewichtig maken dat zelfs jullie ervan schrikken’. Bon, er is - mits met humor - veel te zeggen voor zoo'n opvatting. Je kunt toch ook niet eeuwig blijven kankeren als ‘europeesche’ verongelijkten.
Voor ons komt nu ook die enerveerende week van kerst- en nieuwjaars-genoegens. Veel heil en zegen onder ons vieren! Let's make the best of it - voor jou valt het tenminste met vacantie samen. Een hartelijke hand van je
E.
P.S. - Ik geniet zeer van Herodotus: een historikus die nog dichter kon zijn en vol bonhomie, eenvoudig door op het goede moment te bestaan, toen de wetenschaps- en opschrijfdrang nog naïef en natuurlijk waren. Nòg een verloren ‘puberteit’!
P.S. - Die advertentie van De Stem doet nu wat raadselachtig aan, maar wschl. met dat onderschrift ook. Ik zou het gewoon zoo laten. Het is niet zoo meprisant als je denkt, het is meer komisch moedeloos. Tenminste... Voor wie zou je er nog op terug moeten komen?
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag