Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Den Haag, 16 december 1935
Den Haag, 16 Dec. '35
Beste Eddy
Afgeloopen week zat ik welgeteld zes avonden in den schouwburg; je begrijpt, dat er van schrijven dus niets is gekomen. En dan de wekelijkse kroniek nog! Enfin, het was welletjes. Gelukkig geven al deze dingen mij massa's materiaal in handen, en in zooverre zijn die vergeeuwde uren in een loge toch ook weer niet verloren. Maar vandaag is er niets, zoowaar,
en dus kan ik je op alle vragen antwoorden. Mijn stuk over Stuiveling en Multatuli van gisteren ging je vandaag toe. Stuiveling is inderdaad niet vrij van een zekere Huet-achtige scherpzinnigheid, maar van het genie van Multatuli voelt hij niets. Die man was hem veel te onsystematisch en individualistisch. Ook jou waardeert hij ten slotte als buitenpion in het politieke schaakspel (over dit spel ontvang je morgen ook nog een artikel, dat ik plotseling voor mijn pleizier, als ‘child's play’, in een half uurtje schreef - met de bedoeling het als materiaal te gebruiken bij mijn boek). Stuiveling schreef in Tijd en Taak dat stuk over jou; een religieus-socialistisch weekblad, vroeger geheeten De Blijde Wereld, en nu vanwege de zwarte tijdsomstandigheden passend herdoopt. ‘In de Schaduwen van Morgen’ wordt alles, zelfs een socialistische dominee, minder blijmoedig. Nu ik dezen titel noem, moet ik nog even zeggen, dat ik Zaterdag een causerie van Huizinga hoorde voor den Ned. Journ. kring over ‘De Taak van de Pers in dezen tijd’. Barstend volle zaal, twee ministers... en een vlot opgeleuterd, fijnzinnig en absoluut ontwijkend en nietszeggend praatje voor de vaak. Persfotografen met blitzlicht om 's mans Groningsch profiel, zooals op ‘het’ congres om Gide: het is dezelfde tragicomedie, maar in een hollandsche, provincialer toonzetting. De professor, die zich uit zijn studeerkamer heeft gewaagd, en die eigenlijk volkomen gedesoriënteerd is in alle dingen, die de practijk raken. Alleen: Huizinga is inderdaad, ook als redenaar, niet rhetorisch. Hij spreekt vlot, en zonder humbug.
Het kan zijn, dat je stuk over Vestdijk hier en daar beroerd is geschreven, maar als uiteenzetting over de man is het werkelijk bijzonder goed geslaagd. Het is een beeld van zijn geestelijke physiognomie, dat precies klopt, en wat je er zelf dus beroerd in vindt, kan in de functie van het stuk een voordeel zijn. Met je schatting van De Bruine Vriend ben ik het overigens ook niet eens. Ik vind de beste stukken wel verwant aan, maar geen repliek van Ina Damman. Daarentegen ben ik het volstrekt met je eens over den Barioni en Peter-kant, en de essay-toon over Verwey.
Ik bezit (om even in volgorde vragen te beantwoorden) niet de Denkende Vrouw van Carry v.B.; ik ben er niet zeker van, of het boek niet is uitverkocht. Sprokkelingen besprak ik al, in een vrij kort en weinig pregnant artikel (er was zeker een beter over te schrijven), als een tusschenproduct tusschen ‘Flaubert’ en ‘Nietzsche’; ik zal het je zenden, je zult er veel van den Haagschen heer en een weinig van een denker in vinden. Last moet ik nog bespreken, volgt dus later. Baanbrekertjes zijn mij niet gezonden; waarom dat verzuim? maar ik heb ze niet. Herhalingsoefeningen komen in hetzelfde pakje mee als Sprokkelingen, met Sankt Max. Maar kan ik den laatste in ieder geval voor a.s. Dinsdag weer terug krijgen? Ik ga in de paar dagen om Kerstmis en Nieuwjaar schrijven en moet o.a. Marx erbij hebben. De beide andere boeken hebben natuurlijk niet de minste haast! Ik doe bij het drukwerk voor Bep het stuk van mevr. Romein over Vrouw Jacob, dat bijzonder helder en afdoende is voor het geval als symptoom van de liederlijke mentaliteit hier onder de critici.
Guilloux vind je in het Zondagsblad door Jan besproken. Ik zou het graag zelf gedaan hebben, maar ik heb geen tijd kunnen vinden om het boek te lezen. Dat wacht ook al op de kerstdagen. Als propaganda is Jan's artikel minstens even goed als het mijne geweest had kunnen zijn. Er zal nog wel eens een gelegenheid zijn erop terug te komen.
Het stuk over Napoleon kan ik in principe zeker wel plaatsen, maar zend het me eerst ter lezing. Het hangt heelemaal van het stuk af, of het zich leent voor een krant. Stuur het in ieder geval, ik zal mijn best doen.
Inleiding over Vincent Haman is de deur uit. Het is een meer proefschrift-achtig vervolg op Paapsche Sympathieën, een poging tot rehabilitatie voor den lezer van het boek zelf. Er is om het leven van Paap iets geheimzinnigs; ik heb bijna geen inlichtingen over zijn manuscripten of brieven kunnen krijgen; nabestaanden zijn niet te vinden, kinderen had hij niet, zijn vrouw is een paar maanden na hem overleden. Van Van Schendel, dien ik om inlichtingen vroeg voor de identificatie, kreeg ik een briefje terug, waaruit ik concludeer, dat hij die heele heruitgave met inleiding
eigenlijk een beetje immoreel vindt! ‘Bejaarde personen’ moet ik vooral niet kwetsen, schreef hij.
Ik zag nog niet Gide over Last, maar zal het zeker lezen. Liefde maakt blind, of scheel. Wat een verpestende invloed kan dit geadoreer op de mentaliteit van Last hebben!
Nog veel dank, ook namens Ant, voor Fermina Marquez! De uitgave is keurig; de vertaling lijkt me even goed als de Hemdenmaker, maar ik bladerde er alleen nog in.
Hartelijke groeten onder ons vieren en tot nader.
je
Menno
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag