E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Le Roselier, 26 november 1935
Le Roselier, 26 Nov. '35.
Beste Menno,
Beschrijf eens, voor het plezier van Bep, het echtpaar Romein-Verschuur. Hoe oud? Mooi? leelijk? zij vooral - dik, mager, lang, kort, kaal of niet, enz. Echte Hollanders, of al beschaafd door het buitenland (niet op de ‘parijsche manier’ van het mensch van Plokworst), enz. enz. Bep leest met groot genoegen het boek van mevrouw over de nederlandsche romancière, maar beklaagt haar dat ze zoo moet zitten dubben om een hiërarchie in talent te moeten instellen tusschen Ina Bakker, Augusta de Wit, Székely-Lulofs en Nine van der Schaaf. Over deze laatste gaat een legende van ‘sympathiekheid’, die wel gegrond zal zijn; ceci dit, is wat ze maakt toch ook niet veel soeps! Maar enfin, alles afkraken gaat natuurlijk niet, en mevrouw Romein heeft tenslotte altijd nog haar socialistische voorkeuren, als de literatuur te kort schiet.
Vraag haar eens, als je haar weer ziet, wat ze van Ducroo denkt, ook ‘sociologisch’. Ze heeft nl. ideeën over Indië en over de menschen die daarover schreven, en getuigt goddôme van eenige waardeering voor Székely-Lulofs - waarbij een kind ook meteen snapt waar die vandaan komt. Maar zulke criteria zijn en blijven toch vervalschend, in den zin nu van niet ‘honnête’.
Je kunt haar dit uit mijn naam zeggen, juist omdat ik haar boek ook zoo waardeer.
Bep is van plan erover, of naar aanleiding ervan, een lang stuk te schrijven voor Gr. Ned., dit geheel onafhankelijk van ‘inspiratie’ mijnerzijds. - Geef je me ook nog op hoeveel die Lage Landen kosten, ongeveer? Als het bestaat, bestel ik er misschien een ingenaaid ex. van bij Mayer.
Geef me ook de werken van Huizinga op, als je het nog niet deed. Ik zond je mijn vertaling van Larbaud-Landor. Morgen schrijf ik mijn stuk voor de antifasc. studenten. Gisteren en vandaag wijdde ik aan Van Schendel's Holl. Drama, wel het beklemmendste boek dat hij ooit schreef, en met zuiver-artistieke middelen een van de compleetste ‘sociologische’ bijdragen over Holland die er bestaan. Er is niet alleen de zonde; zooals het Fregatschip de roman was van een zeilschip, en De Waterman van de holl. rivier, zoo is dit de roman van een huis. Zelden is V. Sch. zoo vast geweest in zijn gang als in zijn laatste boeken, misschien hierin zelfs nòg vaster dan in De Waterman.
Het spijt me dat ik hier niet wat meer fascistische ‘ideologieën’ heb, in het genre van het stuk van Kettmann. Maar zoo gaat het ook wel.
Ik ontving een lijstje van programpunten van die vereeniging van halfzachte-artiesten-en-ratés die de ‘rechten van den kunstenaar’ willen verdedigen of zooiets. Tot mijn genoegen zag ik dat de Romeinen zich ook hiermee zijn gaan bemoeien. Geef hun de Van Eycks op, en vooral mevrouw van Eyck. En wat vind jij? moeten Bep en ik lid worden? Als je denkt dat het nuttig is, dat het niet neerkomt op helpen betalen van lulcolleges die net zoo nuttig zouden zijn geweest in de Américain, dan zullen we uit Parijs fl. 5. zenden, als eerste optreden van de Perronen onder deze tent.
Tot zoover, voor vandaag. We gaan Maandag a.s. = 2 Dec. naar Parigi terug; misschien schreef ik je dat al. Hartelijke groeten, ook voor Ant, van ons twee.
Je
E.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag