E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Parijs, [8 november 1935]
Parijs, Donderdagmiddag.
Beste Menno,
Daarnet kwam het boek van Proost (niet Mien dus, maar wel degelijk de ‘historikus’ van de Sovjet-literatuur), zoodat het mysterie is opgelost. Dank! - Tegelijk kreeg ik antwoord van Boucher. Hij ‘marcheert’, maar wil voorloopig - en misschien eens en voor al - alleen weten van een deeltje van 8 vel. Ik moet weten hoeveel er op één blzij. gaat, want 8 vel en 8 vel zijn twee. Maar hoe dan ook, ik laat gewoon bij het begin beginnen en doorgaan tot de 8 vel vol zijn. Heeft het boekje éénig succes, dan wil hij later misschien een ‘vervolg’ (van weer 8 vel). - Hoe het zij, hij zou mij nu eerstdaags de copy terugsturen, ter definitieve bewerking. Tracht dus, zoo noodig met hulp van de lieve blikken van Ant(je) mijn 3 blzn. over de praatjes van mijnheer Alexandroff - ongenoemd en nòg een Otten! - terug te vinden en stuur mij die. Ik maak je mijn excuses dat ik je al deze moeite geef, maar ik wist niet dat je het zóó druk had en het optreden van Zijlstra kwam ook op een moment dat ik niet voorzien kón, al was het op zichzelf voor mij allerminst een openbaring.
Ik ben even benieuwd als jij naar het verschijnen van Virginia, en of ze niet door ‘Doeke’ eigenhandig onteierstokt zal blijken te zijn, - aangezien de castratie bij vrouwen nu eenmaal zoo heet, zelfs als die vrouwen maagden zijn.
Ik ben naar nog iets anders benieuwd: of ik Virginia ten slotte niet hevige snert zal vinden, vooral nu!
Het boek van Proost dus stuur ik je ook spoedig terug. Houd je taai. Hartelijk je
E.
Je stukje tegen Ritter was ook opperbest. Ik hoop dat de tweevoudige bakkerwaffel nu toch platgeslagen zal zijn? Es war ja ein Ritter vom kaltem Grund, fürwahr! (vergeef ja das Doitsj.)
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag