Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Den Haag, 1 juni 1935
den Haag, 1 Juni '35
Beste Eddy
Je reactie op mijn stuk in de krant verwondert mij niets. De verhouding, waarin ik tot het boek stond, maakte mij
het schrijven bijzonder moeilijk, afgezien nog van de tandpijn extra. Zonder twijfel had er een veel ‘gunstiger’ recensie kunnen verschijnen, laat ons zeggen van Hein, die zich echter door mijn stuk ‘verhelderd’ verklaarde. Speciaal door de uiteenzetting over Jane. Toch denk ik, dat de lezers van Het Vad., die iets om mij geven bij hun keuze, de genegenheid wel geproefd hebben, terwijl de anderen toch alleen andere producten koopen. Maar ook buiten deze commercieele kant om ben ik niet tevreden met het stuk; ik had er veel meer over kunnen zeggen, maar dat zou de bevattelijkheid van Jan Vaderland waarschijnlijk te boven zijn gegaan. Na het schrijven heb ik pas goed de verschillende stukken uit Ducroo herlezen, die mij nog bijna of geheel onbekend waren; en mijn bevinding is steeds weer, dat het een ongelooflijk rijk boek is. Dat maakt het ook weer moeilijk over mijn opinie over de onderdeelen tot de lezers van de krant te spreken, die uit detailcritiek b.v. hadden kunnen opmaken, dat Eroïca toch ook nog niet zoo gek was. Mijn eigenlijke waardebepaling gaat hier volstrekt buiten de litteraire kategorieën van het dagblad om en daarom hield ik instinctief èn detailcritiek en detaillof er buiten. Schilt zei mij, dat ik wel wat meer over Indië had kunnen vertellen, en dat is zeker een fout van het stuk, van journalistiek voorlichtersstandpunt bekeken.
Ik blijf bij nadere beschouwing de Indische stukken toch het best vinden. Onder de gesprekken, die vermoedelijk voor den blanco-lezer moeilijk zullen zijn, omdat het verbale element alles ‘moet doen’, vind ik Goeraëff, Viala en toch ook Wijdenes het ‘tastbaarst’. Het gesprek met Héverlé is op zichzelf misschien het beste, maar Héverlé zelf is verreweg het onduidelijkst gebleven; hij is zuiver gesprekspartner en ik weet niet, of het gesprek in dezen voldoende is om een mensch te laten zien. In ieder geval is het procédé an sich zeer riskant en het heeft de concreetheid van Indië als tegenwicht volstrekt noodig. Sommige discussies, zooals Bella op den Divan gaan bijna langs mij heen; hier is het vooral de verschillende centrale probleemstelling, denk ik, die mij het belang van het gesprek niet doen voelen. Mochten deze aangelegenheden voor mij belangrijk zijn (en
ze zijn het waarschijnlijk wel, al dringen ze zich maar zelden aan me op), dan zou ik toch nooit op het idee komen de materie in quaestie door een discussie te laten verhelderen. - Jany schreef mij, dat hij (voorloopig, hij had het boek nog niet uit) het meest getroffen was door de laatste alinea van Joies de Meudon; en als je die regels overleest, zijn ze inderdaad ineens te denken in het ensemble van Jany's oeuvre!
Alles bij elkaar geloof ik toch wel, dat het zin heeft het boek te presenteeren via Jane. Voor den lezer, die absoluut niet weet, welk lezersstandpunt hij moet innemen, heeft het m.i. wel eenige waarde om aan te duiden, dat èn Indië èn de gesprekken een ondergrond hebben in de intieme lezeres, of hoorderes. De schrijver is iemand, die met één en dezelfde bedoeling vertelt en zich in het gesprek laat gelden. Dat ‘één en dezelfde’ is het best te symboliseeren door Jane. De vraag is alleen, of de ‘gewone’ lezer zich de moeite wil geven, die van hem geëischt wordt; want voor zulk een lezer moet dit boek wel erg moeilijk zijn, irritant ook, vermoed ik, omdat telkens het verhaal van Indië wordt afgebroken door debatten, die hij zeker zal overslaan.
Arthur Hille zal zeker wel het meest ‘klassieke’ portret zijn, en omdat je tot hem den meesten afstand hebt genomen, is hij ook het meest een objectieve gestalte, hoewel ook hij vertelt en zich dus in zekeren zin zelf rechtvaardigt. Je sympathie voor den man kan toch niet beletten, dat je je veel meer dan van de andere vrienden hebt losgemaakt, doordat bij hem het element intelligentie geen rol speelt en zijn persoonlijke waarde eigenlijk samenvalt met datgene, waartegen Ducroo als geheel het scherpst in oppositie is: de S.A. Door zijn formaat is deze Arthur Hille voor mijn gevoel wel een van de ‘pikantste’ figuren van het boek. Hij is er in zekeren zin de levendste samenvatting van, omdat hij de van het intellect afgekeerde kant van Ducroo resumeert; en bij de groote voedingsbron van gesprekken is hij daar om te bewijzen, dat de woorden van die gesprekken toch afstammen van een veel directer vorm van polemiek. In Hille zie ik toch telkens jezelf, juist omdat je hem zoo magnifiek hebt geobjectiveerd.
De kern van alle wel- of nietwaardeering zal toch in dit geval absoluut blijven: de partijdigheid. Eerlijk gezegd, verwacht ik voor Querido daarom een strop, want ‘men’ kiest in Holland deze partij niet. Ik kan me best vergissen, vooral omdat de bij-omstandigheden een boek meestal verkoopbaar maken, en die zijn volkomen onberekenbaar. Maar ik hoop op de ‘betere jeugd’, die nog niet verpest is door het litteratuurdogma, dat zich in de critiek van Ritter zoo behoedzaam uitspreekt.
Wat vind jij eigenlijk van De Dood Betrapt? Hoewel het aan mij op is gedragen, is het mij als geheel minder sympathiek dan Ina Damman. Er komt hier en daar iets van de fraaie litteratuur om den hoek kijken. Zijn de oudste stukken niet de beste? Barioli en Peter is qua novelle uitstekend, maar er ontbreekt toch iets in, dat in Het Veer zoo voortreffelijk is. Schrijf er eens iets over.
Je plan voor interviews zou mij zeker aanlokken, als ik redacteur was van een blad als een (betere) Gulden Winckel. Maar geloof me, de lezers van de krant zijn te stom voor die dingen. Voor ons wordt het gesprek pas werkelijk aardig, als zij zich gaan vervelen. Ik zou genoodzaakt zijn ook allerlei kul in te lasschen, en dat wil ik in geen geval t.o.v. vrienden. Het is al erg genoeg, dat ik zoo nu en dan wordt losgelaten op een willekeurigen heer. Het idee is te goed om heelemaal losgelaten te worden, maar laat alle hope varen voor de krant. De werkelijke controversen in de litteratuur bestaan voor 97% van ‘ons publiek’ alleen als klatsch. Resultaat zou zijn, dat òf de lezer zou gaan protesteeren òf wij water in den wijn moesten doen.
Ik ga er steeds minder voor voelen, om (buiten mijn Zondagsstukken om, die ik zooveel mogelijk op peil houd) iets anders in de krant te doen dan zijdelings het terrein voor ons vrijhouden. Protesteeren tegen mevr. Top Naeff en Johan Koning, die het wagen Hitler te helpen op het Pen-congres. Etc. etc. Op dit gebied kunnen wij iets aan zulk een log ding als een dagblad hebben. De directe aanraking met wat ons werkelijk boeit (zooals b.v. de Dialogue d'Eleuthère) is voor het krantenpubliek Babylonische spraakverwarring, alle subtiele verschillen zijn voor dit publiek ‘kift van jongeren’. Ik wil ook (dat hangt hier mee
samen) aan het eind van het jaar uit Forum. De moeheid heeft me sterk te pakken. De Vlamingen hebben de eigenlijke beteekenis van het Forum-initiatief verloren doen gaan; misschien was Forum met onze twee jaar ook wel aan het eind van zijn principieele taak. Een andere zaak is, dat het wenschelijk is, dat Forum blijft bestaan als publicatiebasis. Als zoodanig kan het nog veel nut hebben. Ik zoek dus naar een modus vivendi, die voor mij de juiste modus moriendi kan zijn. Zou Vestdijk niet beroemd genoeg zijn om in 1936 alleen of met ev. anderen de leiding te nemen? Hij komt steeds meer in de litteraire richting, terwijl ik er steeds meer van afdwaal. Spreek of schrijf in geen geval nog met iemand over deze plannen, want ik wil de gebeurtenissen niet beïnvloeden voor ik precies weet wat ik wil voorstellen aan de collega's en Zijlstra. Maar zooals ik uit de Filmliga ben gegaan, moet ik op den duur ook uit Forum gaan; zonder ruzie, maar op het juiste moment. Ik ben dan evenals jij weer medewerker, wat voor mijn gevoel nu veel zuiverder is.
Ik vergat nog over je ‘blocnote’ met V. en V. te spreken. Maar ik schreef nu vanmorgen Vic en Vestdijk heeft zeker geen bezwaar, integendeel natuurlijk. Ik vind het idee uitstekend, zooals ik je al schreef. Het nummer van Juni is, zooals je zult zien, veel te kleurloos, ook door mijn schuld; ik zeg je, ik heb geen hart meer voor Forum, ik heb nog hart voor het oude Forum. Dit tijdschrift van 1935 interesseert mij hoogstens om de afzonderlijke bijdragen. De jaargang met Uren met Coster, Het Verboden Rijk en het Demasqué zal de ware jaargang van de ‘dertigers’ blijven, dat weet ik nu al zeker.
Ik zou, als ik jou was, niet op dat mallotige interview met Slau terugkomen. Ik heb nog steeds een zwak voor den ‘vent’ (laten we het goede woord nog maar eens gebruiken) en zou het liefst aan hem overlaten door kleine knoeierij en Ritterbiecht zijn rol te verpesten. Zoolang hij alleen spreekt, is er geen ruzie, is er alleen maar een sputterende Slauerhoff, die toch door niemand au sérieux wordt genomen. Het lijkt me pas noodzakelijk te reageeren, als Dirk of Buning of zoo iemand er zijn venijn uit gaat zuigen.
Ik wil met liefde (en zonder porto!) al mijn Zondagsartikelen zenden; maar bedenk dan wel, dat er weken zijn, waarin ik worstel met rotboeken en... twee à 2½ kolom! Deze week kreeg ik opeens bevel, Dinsdag al te schrijven vanwege Hemelvaart. Ik had nog geen boek gelezen en ben toen maar ijskoud over Spinoza gaan zwammen. Het ongeluk is, dat ik toch niet kan nalaten, er iets van mezelf in te brengen, als ik er mijn vollen naam onder zet! Het gevoel van: ‘ik mag Rudie van Lier niet teleurstellen, als hij het Zondagsblad opneemt.’ Zonderling verantwoordelijkheidsgevoel.
Deze brief is lang geworden, en toch in haast geschreven. Bewijs, dat ik een en ander moest antwoorden. Spoedig tot nader. Ant zal je schrijven na Ducroo gelezen te hebben, maar zij zegt het te willen lezen zonder haast. Waarin ik haar gelijk geef. Het boek is voor de langzame lezers!
hart. gr. 2 × 2, je
Menno
Bij een boekhandel hier zag ik vandaag De Dood Betrapt met het volgende briefje van den boekhandelaar er op: Sombere en wreede verhalen, soms gelijkend op de Decamerone.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag