E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Parijs, [4 juli 1934]
Parijs, Maandag.
Beste Menno,
Wat is Forum deze maand mooi uit! Gefeliciteerd met het onverwachte resultaat. Het nr. is ook aardig: ongelijk, als altijd, maar vol afwisseling. Het panopt. van Vestdijk vind ik een gezwam in de ruimte dat niets zegt. [Onder een dikdoenerig air van subtiele onderscheidinkjes: wat is in godsnaam een ‘qualitatief’ verschil tusschen roman en novelle? De onzin is werkelijk niet mis, als je er maar even over denkt!] - Mijn eigen stijl valt me bij herlezing niet mee. Ik word wijdloopig, bavard, en merk het met schrik. Ik schrap tegenwoordig niet genoeg, dat is een veeg teeken. Een soort journalistieke zwelling valt ‘besjlist’ waar te nemen. Zal probeeren dat voor het boek te verbeteren.
Ik wacht nu met ongeduld op je antwoord. Intusschen kan ik alvast je vorigen brief in details beantwoorden. 1o. Otten. Arme kerel! Ik wist wel dat hij op de een of andere manier de onbenulligheid van zijn ‘dialogen’ voor hooge wijsheid zou aanzien, en dat een boekje van zóó weinig gewicht hem toch nog topzwaar zou maken. Maar jij vindt het een beste kerel en dus zal je hem zijn illuzies wel laten. 2o. Den Doolaard-van Duinkerken. Geef me vooral nadere bizonderheden over onze nationale troebelen, want aan Duitschland alleen heb ik niet genoeg: ik heb bepaald appetijt gekregen! Dat die Roehm, die Heines zijn opgeruimd, doet me werkelijk goed; het is jammer dat alleen de eene slager den andere afslachten kan, want zoo blijft er altijd nog een slager over, maar hoe dan ook... Maar voor het geval bij ons te lande Den Doolaard tellurisch-razend wordt, raad ik je toch aan van den een of anderen kameraad een revolver te koopen, als je die in de winkels niet krijgen kunt en hem rustig neer te knallen, als hij jou vandaag of morgen op dezelfde manier zou willen bejegenen. Zooals Fleuret eens zei tot een dergelijke abruti: ‘Monsieur, il n'y a plus d'homme fort depuis l'invention de la poudre.’ - In ieder geval kan je beter alles trotseeren dan door een dergelijke pallurk tot genoegen van Lou en Kees Kuitenbrouwer, of hoe die andere patjepeeërs mogen heeten, te worden ‘afgeranseld’, zooals zij niet vergeten zullen in ieder geval te vertellen. Van Duinkerken was allesbehalve een gladiator, maar hij was dan toch een os. Heeft hij niets behoorlijks kunnen contra-presteeren, of een van de andere katholieke kampioenen van De Tijd? Steek je licht eens op en vertel me uitvoerig wat hier nog meer van verteld wordt, en of - zooals dat bij ons toch zéker zou moeten gebeuren - de politierechter er nog aan te pas moet komen. Kortom, ik gun bolle Ton met heel mijn hart
een verzoling, maar zou in dit geval toch met jubeling in hetzelfde hart vernemen dat men sterke
Cor (of Bob) een beetje stevig aan het verstand bracht dat wij tòch niet leven onder de Mallisoren.
Nu de stukken. Als alles hier is, zal ik zien wat ik schrappen kan om zoo weinig mogelijk aan Q. te sturen. Misschien vraag ik hem ook mij het een of ander uit de copy in Holland terug te sturen: een stuk over Drieu bv., dat er tenslotte, geloof ik, best uit kan.
Nu ik de Vlamingen over die spelkwestie gelezen heb en jou ook, vind ik mijn stuk haast overbodig. Maar misschien kan ik er toch nog een aardig slotwoord bij doen. - Ik ben benieuwd te hooren wat je van de novelle van Larbaud vindt.
Rudie schreef me over zijn slagen. Ik stuur je binnenkort, als contra-prestatie voor de Politicus, 3 dln. Théâtre van Stendhal. Een samenraapsel, maar voor zijn werkmethode toch hier en daar heel curieus. Zelfde uitgave van Rome, Naples et Florence (Le Divan). Ik moet er nog even een stuk over schrijven voor de N.R.C.
Ik wil de romans van Vestdijk ook graag lezen, maar als ze gedrukt zijn, en ineens. In het fragment in Groot-Ned. leek ‘meneer Visser’ mij erg op Boutens te lijken - (dit is geen fraai nederlandsch, maar soit). Heb je V. nog over die al te broederlijke navolging van Joyce gesproken? Wat heeft hij op zooiets te antwoorden? Ik zou het niet begrijpen als hij niet inzag dat zooiets niet gaat.
De zin die ik je vroeg te vertalen staat in het verhaal van Larbaud en is: ‘Piis adauge gratiam’. Wat is dat? Het staat, meen ik, als opschrift boven een kerk.
Heb je al plannen voor de vacantie? Wij weten nog altijd niet zeker of we naar Tanger of naar Sestri zullen gaan, maar tot eind Juli zijn wij hier. De richting van onze vacantiereis hangt in dit geval, zonder dat zij het weet, van Darja af! Heb je die paperassen van Slau al ingekeken? Neem er wat uit voor Forum en stuur mij de rest door.
Terwijl ik dit schrijf, komt door het raam weer de verrukkelijkste radiomuziek, in een schat van oude moppen: Strauss, Dollarprinzessin, Coppelia. Ik ben dol op dit soort muziek, veel
doller dan op Boris Godounov bv. dat ik laatst met vrouw en schoonpa zag (met Chaliapine), maar als je werken moet is het toch ook niet je ware. (Tenzij voor bepaalde stukken van Ducroo?...)
Op deze verzuchting vol eeuwige wijsheid staak ik deze bavardage. Ik schrijf je soms om me een alibi te geven om niet iets anders te moeten doen, geloof ik. Ken je een heele lieve wals die heet: ‘Kind, du kannst tanzen wie meine Frau’, uit Die geschiedene Frau van Leo Fall? De gramofoonplaten-collectie van den ouden Ducroo was niet minder verzorgd dan zijn briefkaarten: zoo herken ik de wijsjes van de radio 6 op de 10 keer. En Der Graf von Luxemburg, Gott bewahre! We zijn allemaal in de stemming om het gebalsemde lijk van Cléo de Mérode in het Alcazar te gaan bewonderen. Misschien is dat ook nog verrukkelijk - na Chaliapine.
En nu merde, er is geen brief van Ued., niets dan een pneu van Pia. Dus tot morgen.