E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Parijs, [29 januari 1934]
Parijs, 29 Januari.
Beste Menno,
We zijn weer aan de dagelijksche correspondentie - althans van mijn kant - omdat iedere dag iets nieuws brengt, waarover ik met je van gedachten moet wisselen. Zoo vanmorgen de 2 stukken over Jessner en Reinhardt. Ik heb me
daar mee geamuseerd, vooral met Jessner - die nog een heel stuk dommer is dan Reinhardt! - maar mijn plannetje is er totaal bij vervlogen! Ten 1e door de vorm waarin je de verklaringen opschreef, en die niet de vraag-en-antwoord-vorm is. Ik kan hier geen vragenlijst aan vastknoopen; ik zou alles over moeten doen. Ik dacht toen, spontaan, aan een ‘denkbeeldig gesprek’ met Jessner en Reinhardt achter elkaar, waarin deze heeren dezelfde flauwekul zouden zeggen. Bv. Jessner legt mij uit dat Stanislawsky een Russische melodie laat hooren, ook als hij Carmen regisseert; en dat de grondgedachte die hij uit Tell heeft getrokken, de vrijheidsgedachte is. Ik antwoord dan op deze verrukkelijke vondsten. Maar... de aardigheid is alleen aardig als het niet tot uitvoering komt; met de pen in de hand voel ik mij direct zachtjes wee worden. Wat deze cultuurdragers en toneelhoogepriesters te vertellen hebben is zoo totaal ‘in het teeken van dezen tijd’ die voor de kunst 1000 × uit HUMBUG bestaat, en uit met een ontdekkersgezicht voorgedragen domheden, dat ik het maar opgeef. Ik vind mijzelf voor éénmaal te goed voor het werk. Mijn vragenlijst voor de regisseur zal ik nog wel elders verwerken (want zij is klaar en opgeteekend). Deze twee professoren gaan dan maar ongestoord hun gang in het land van Israël Querido en Dirk Coster - tout va bien, en dat Cor met Jessner samenwerkt als ‘een meer afzijdige’ Tell, was het eenige wat er nog aan ontbrak voor ‘le mieux’.
Ik vertaal maar zoetjes een paar blzn. meer van Malraux' boek, waarvan de verdietsching mij nog steeds knapjes verveelt. Bep is op zoek naar een nieuwe woongelegenheid. Vanavond gaan wij een domme film zien, van het meest commercieele soort; geen ontgoocheling mogelijk, en dus best.
Ik heb de pest in, dat ik aangenomen heb dat stuk over Holl. letteren voor Die Sammlung te schrijven. Het weegt als lood op me. Als ik klaar ben met mijn portie vertaalwerk, ben ik alleen nog maar goed om in een café wat voor me uit te staren. Het is hier thuis ook nog altijd verre van ideaal als werkgelegenheid; ik heb een tafeltje van 40 bij 75 c.M. in een propvolle kamer. Schrijf me spoedig eens en laat vooral hooren of je het met mij
eens bent inzake het antwoord aan de collectieve generatie, en de concurreerende boekenleveranciers naar de nieuwste eischen, De Bijenkorf gelijk.
Met hartelijke groeten, ook voor Ant, steeds je
E.
P.S. Mijn verhalen voor Forum vallen me bij herlezing niets mee. Men leest ze zoo toch als verhalen, niet als illustraties, projecties, van een bepaalde mentaliteit (die van Ducroo) wat ze in wezen zijn. Als wij op zulke dingen zouden letten, zou ik zeggen dat deze aparte publicatie een fout is. Mais ce qu'on s'en fout!...
P.P.S. Ik lees met plezier in mijn vrije uren De Waterman, dat Hollandsch, rustig, en toch boeiend is. Eigenlijk miraculeus. Leve Van Schendel! - Ik probeerde ook Harten en Brood, met de beste bedoelingen. Het is om te huilen zoo poover.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag