Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Eibergen, 22 augustus 1933
Eibergen, 22 Aug. '33, av.
B.E.
Een paar uur geleden stuurde ik een brief aan je weg, nu komt de jouwe binnen. Even omgaand dit: ik zal morgen (Woensdag) trachten snel over Extase te schrijven en het stuk expres opzenden. Maar ik zal erg veel moeten kletsen, om er ‘populair en bevattelijk’ over te dazen. Twee pagina's getypt genoeg?
Ik aanvaard met veel dank de Gide's! Met de kopjes koffie en dialogen in de Feuilleraie een blijvend huwelijkscadeau.
Het stuk van van Eckeren is goedwillend, maar juist daarom misschien nog meer bot ernaast. Hij is Costeriaan, Hollander, gedrenkt in den geest, etc. etc. Da ist nix zu machen. Stuur hem dien brief* maar, hij zal m.i. weer welwillend zijn, en weer niets begrijpen. Zulke lui zijn, denk ik (afgezien van alle verdere ‘grootte’), als Overbeck c.s. tegenover Nietzsche. Het Mysterie omsluiert hen al bij voorbaat.
Met belangstelling gelezen over de ‘pensée en marge’.
(Ant spot met onzen oppercalender Malraux, waar wij instructies van krijgen). Ik heb thuis een bloemgelezen Kierkegaard, maar ik meen, dat Angst daar niet in staat (het is duitsch). Ik zal het in Rotterdam nagaan en de holl. uitgave koopen.
in haast, hart. je
Menno
* Die brief aan v.E. is ter zake, maar het zal hem ontgaan. Hij heeft vooreerst niet genoeg humor, kan niet tot de drie hoogere klassen der hiërarchie worden toegelaten.
Als de brief over Extase niet deugt, moet Bep er maar zooveel in veranderen als zij wil! Ik heb geen auteurstrots in dezen!
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag