E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Bellevue, [17 april 1933]
Bellevue, Maandag.
Beste Menno,
Nog een missive. Gelijk hiermee zend ik je een stuk dat, als je het goed vindt, in de volgende Forum moet. Kan Aan Ambrosia er tegelijk in, heel graag - vooral omdat ik in Juni en Juli best geld gebruiken kan. Zoo niet, dan dit, omdat het ‘actueel’ is. Wil jij het aan Bouws doorzenden en in geval van protest van Maurice zeggen wat je denkt. Ik verander er voor Maurice geen komma aan.
Voor het volgende nr. schrijf ik over La Cond. Hum. Dit is er zo
in zekeren zin een ‘proloog’ voor. Daarom had ik ook graag dat Ambrosia tegelijk kwam. Alles wordt anders zoo erg opgeschoven. Hartelijke groeten van je
E.
Ik krijg nog véél antwoord van je, daarom dit heelemaal apart.
Laatste Bijvoegsel.
O neen, ik moet je toch nog wat zeggen. Ik las gisteren het laatste hoofdstuk van Dumay over, dat werkelijk heel boeiend is, op het allerlaatste stukje na (Marie en Vic). Kan je dat niet ‘beduidender’ krijgen? Bv. in de allereerste plaats schrappen dat slotzinnetje, dat er zoo echt voor het effect staat (genre vlotte English novel), en dat steeds leger en banaler wordt, naarmate je eraan terugdenkt. (Je denkt eraan terug omdat het er zoo erg als de klap op de vuurpijl slaat.) Er is niets aan Marie's portret toegevoegd in deze laatste scène, en men zou willen dat zij juist, na Karin's volledige revelatie, een even ‘onthuld’ tegenwicht vertegenwoordigde. Het goeie kind zegt geen behoorlijk woord meer; het aardigste wat zij doet is opmerken dat Vic's bol niet meer op de schrijftafel staat. Laat hem èn haar in de laatste scène wat zeggen, wat goeds, wat dieps, al hoeft het niet ‘solemn’ te zijn - integendeel. Wat zij nu zeggen heeft iets ‘leuks’, iets opgewekts - dat komt vnl. door de manier van presenteeren. Het is de ‘happy end’ dans toute son horreur, en als zoodanig misschien wel de beroerdste scène van het heele boek. Als je dat flauwe ‘Bij míj mag je ook ernstig zijn’ (flauw door den nadruk die er nu op valt) schrapte, en als slotzin liet staan: ‘De spottende trek om haar mond verdween’ - was het al veel beter. Voor het ‘publiek’ natuurlijk niet, dat vindt het zooals het nu is veel ‘pakkender’ en ‘gezelliger’. Maar denk er zelf over na. - Ik raad je aan de heele scène op te werken; desnoods te herschrijven; en die meditatie van Dumay over wat hem aan de jongens verbindt zou ik ook maar in de boekuitgave inlasschen: even vóór de historie met den trouwring en het tegen het bord kwakken van dien eenen jongen. Et v'la; ik heb mijn vriendentaak
gedaan. Ik wacht met spanning op je antwoord, als je al onze post gevonden hebt! Bep ook.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag