E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Bellevue, [19 januari 1933]
Bellevue, Donderdagmorgen.
Beste Menno,
Gelijk hiermee verzend ik hfdst. 5 en 6 van Dumay. Ik zal de rest zoo gauw mogelijk erna doen, omdat ik, in deze omstandigheden vooral, niet weet of het later niet nòg gehaaster moet.
Ingesloten een briefje van Bouws. Komende na jouw 2e brief, doet dit de deur dicht; vooral de laatste regel. Ik antwoord hem niet, omdat ik herhalingen van den briefstijl die zooiets in mij losmaakt wil vermijden: wil jij hem zeggen dat het in ieder geval onnoodig is om ook nog Maurice in het Schwarzwald te mobiliseeren of de fameuze ‘coup du retard’ toe te passen, die hij al eens met vrucht heeft toegepast. Zeg hem dat ik jou toegegeven heb en dat de beide panopticums kunnen worden verscheurd. Als het stuk Parijs bij Nacht nog niet gezet is, wou ik dit omgaand terug hebben voor D.G.W. of zoo, want hierna, werkelijk, voel ik mij in de rubriek Panopticum gedisqualificeerd. Dat jullie, vooral jij dan, want Bouws beschouw ik als een importanterige idioot, aan een kwestie als deze zóó'n belang hecht - ongetwijfeld geen haar minder dan ik, al is het in tegenovergestelde zin - vind ik teekenend. En daar we dan toch elkaar precies zeggen waar het op staat, anders zou je ook niet tevreden zijn: alles is best zoo en je hebt misschien gelijk (niet voor mij!) maar de heele historie is nu voor mij écoeurant (een goed Hollandsch woord ken ik niet). Laat ons er ook niet verder over schrijven.
Eén ding alleen nog: ik haalde Greshoff niet aan als ‘autoriteit
op den achtergrond’, maar als één lezer. Maar inderdaad, verreweg de meeste lezers zullen het met jou en Bouws eens zijn.
Bouws schreef me ook nog dat hij Máriá Lécina tot Maart wou uitstellen, omdat er al zoveel in dit nr. stond. Dit is natuurlijk best. Wil jij het hem ook even schrijven, omdat ik den man anders daarover schrijven moet, en ik doe het liever een paar dagen niet.
Nu antwoord op je 1e brief. Veel dank voor Coster; zend je mij spoedig nog wat exx. - vijftien bv.? Niet aan Het Vaderland, want dan krijgt Borel het; ik heb afgesproken dat ik er een zou zenden aan 's Gravesande (die mag het nl. doen, als Borel het niet ontvangt). Ik kreeg van Vestdijk een door-en-door literaire brief in antwoord op het bericht van het overlijden van mijn moeder en mijn situatie; de man denkt blijkbaar aan niets meer dan aan zijn eigen productie, wat overigens den waren artist verraadt. Je moet hem werkelijk volgend jaar in de redactie nemen, het zou dwaasheid zijn als je een ander nam.
Je overschat je ‘vondsten’ in de 2 eerste hoofdstukken van Dumay - dat van ‘Margot’ bv. zou zooniet Robbers, dan toch zeker een van de anderen gemakkelijk hebben kunnen vinden [Top Naeff of de oude De Meester of zoo, zegt Bep] - maar wat doet het ertoe, daar ik het met Hennie volkomen oneens ben. En meer: ik ben er zoowat zeker van dat hij op zijn ‘felle’ eerste uitspraak een heel eind terug zal komen.
's-Gravesande mag een soort Bouws zijn, maar hij is, geloof ik, nòg trouwer en braver, en zeker oneindig minder important. [Bep: ‘En hij heeft meer klappen v/h leven gehad. En hij bezorgt echte baantjes, terwijl Bouws imaginaire belooft.’ Ik: ‘Mààr hij heeft Forum niet uit Zijlstra geklopt!’] - Het doet me echt plezier dat Vic zich beter betoonde dan je dacht; ik kan niet eens zeggen: ‘het valt me van hem mee’, omdat het me feitelijk niet van hem verwondert. Vic heeft iets verdomd aardigs, of ik zou me altijd vergist hebben. Zijn ‘Kring’-kant is zijn rotte plek, het fond is superieur.
Nu, Menno, zonder de toezang van Bouws was deze brief wschl. hartelijker uitgevallen, maar trek geen conclusies uit zijn
‘huidige’ vorm. Een volgend maal beter; ik hoop, met een nieuwe portie van Dumay. Ik keek de volledige proef van Tegenonderzoek na; wat valt zooiets bij herlezing na een jaar toch tegen! Coster daarentegen boeit me als ‘verschijnsel’ nog. Het omslag is erg serieus, doet erg dissertatie-achtig aan; in dit geval is het wel grappig. Hart. groeten, ook van Bep,
je E.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag