E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Den Haag, [16 oktober 1931]
Den Haag, Vrijdag.
Beste Menno,
Afgesproken voor Zondag. Ik kom dan tegen 11 uur, of iets later, dat hangt van den trein af dien ik te pakken krijg. Kunnen we ook nog naar de tentoonstelling Toorop, en die van Koch-Willink-Postma?
Ik las je brief met aandacht, maar begrijp er eig. niets van. Que de bruit pour une omelette! Het lijkt wel of ik Pom verontramponneerd heb en verkracht, inpl. van zoetjes verneukt. Wat hij van ons gaat denken, en Coster, is wel mijn laatste zorg; ik vind dit stukje, eerlijk gezegd, uitstekend en prachtig om er Panopticum mee te openen. Wil je het er absoluut uit hebben, breng het dan in stemming en als Roelants het met je eens is - waar immers kans op is - kwak het er dan uit. Ik kan je alleen zeggen dat het mij aan het hart zou gaan.
Al was het alleen omdat Jany een Gids-nr. naar Den Haag heeft meegebracht om me van de voortreffelijkheid van Pom's artikel te overtuigen, dan reeds zou er mij véél aan gelegen zijn om mijn stuk niet terug te trekken. Maar ik las het gisteravond in drukproef over en vond het zoo aardig, wèl ‘du meilleur du Perron’, al is het dan zacht verneukeratief en niet féroce. Laten we toch niet tè veel bedenkingen gaan hebben met, voor en over ‘den lezer’, dan gaat alle aardigheid er spoedig af. Roelants heeft ook katholieke lezers.
Ik ben gisteravond een kop thee gaan halen bij je zusje Tine: de thee bleek koffie te zijn, maar als zoodanig ‘perfect’; een andere verrassing was echter dat ik er je ouders trof, en zonder moeite herkende. Het was erg aardig, maar heeft niet lang geduurd. Met je moeder heb ik het toch nog even gehad over Coster en Binnendijk. - Wat jij nog niet weet is, dat ik over die ‘verraads’-kwestie een duidelijk briefje aan Van Wessem geschreven heb, waarin ik ook bekend maakte wat ik van de houding van Binnendijk in dezen dacht; ik schreef erbij dat, indien hij het noodig vond om er nog verder met B. over te beraadslagen, de tekst van mijn brief voor genoemden B. geen geheim behoefde te zijn. De brave Stan heeft mij allervriendelijkst teruggeschreven, maar voegt erbij dat hij mijn briefje inderdaad aan B. is gaan vertoonen en dat B. het niet al te vriendelijk heeft opgevat. Mooi.
Tenzij ik eerstdaags misschien een persoonlijke missive van B. ontvang, geloof ik dat we de verraads-affaire hierbij gerust kunnen afsluiten. Stan wil best wat inzenden aan Forum en ik zie er geen been in om - als ik erg productief word - iets te zenden aan de cahier-verschijning van de Bladen. Met revuedirecteurs-concurrentie hoop ik teneenenmale niet behept te worden.
Nu, tot Zondag! Hartelijke groeten aan Truida, de hand van je
E.
P.S. - Iemand (Coster of een ander), die werkelijk het belang van het heele nummer kan negeeren door alleen te spreken over deze kantteekening in kleine letter, geeft zichzelf een brevet van incompetentie dat lang niet mis is. Moeten wij - al zijn wij dan redacteuren - met zùlke dingen rekening houden? Dan scheid ik er liever direct mee uit. Het is toch te dwaas om op zulke ‘mogelijkheden’ in te gaan! Hoogstens kunnen we erop reageeren, maar dan toch niet bij voorbaat?
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag