Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Voorburg, 19 augustus 1931
Voorburg, 19 Aug. '31
Beste Eddy
Hartelijk dank in de eerste plaats, ook namens Elisabeth, voor de schoone rijmprenten. Ik zal de mijne laten inlijsten. Het vers moge geen p.p. zijn (afkorting voor poësie pure wordt langzamerhand gewenscht), het is één van de meest levende gedichten, die ik van Vic gelezen heb.
Van Bouws, die ik eergisteren ontmoette, gisteren bericht, dat Zijlstra heeft toegehapt, of, m.a.w., dat de ziel het lichaam tot gehoorzaamheid heeft gedwongen. Het wordt dus nu des te noodzakelijker, dat je in September overkomt om één en ander te regelen. Tracht Henny Marsman nog eens te overtuigen van de noodzakelijkheid van dit project. Met hem is de zaak toch eigenlijk pas compleet. Hoewel het misschien toch wenschelijk zou zijn, de V. Bl. te laten verdwijnen en door een nieuwe naam aan te geven, dat er nieuwe plannen zijn. Geef me in ieder geval spoedig bericht over je ‘onderhandelingen’ met Marsman.
Merkwaardig: ik las juist Le Cahier Rouge, toen je brief erover kwam, en was juist bezig te constateeren, dat de toon veel beter is dan die van Adolphe, veel nuchterder, minder nog op het effect geschreven. Bij het lezen van Adolphe was ik den schrijver altijd voor, bij het Cahier niet. Jammer, dat het zoo gauw afbreekt en maar fragmentarisch belangrijk is. De verhouding tot Mme. de la Charrière beloofde veel!
Mijn referaat over Huxley is af. Het blijft natuurlijk een referaat, maar ik geloof wel, dat het ev. met kleine omwerkingen een artikel kan worden. De figuur van Burlap = Coster heb ik, zonder des laatsten naam te noemen, ruimschoots omschreven voor ‘le bon entendeur’.
Le Neveu de Rameau is ronduit prachtig. Zoo'n verlichte despoot, met zoo'n uitstekend ‘contrapunt’! En sappig geschreven, van bladzijde tot bladzijde boeiend! Zijn remarques sur les femmes zijn ook bijzonder aardig. Het andere las ik nog niet. Ik ben je zeer dankbaar, dat je me Diderot hebt aangeraden.
Binnendijk sprak Zondag over H.C., onder het gedonder der aether-kanonnen (er woedde n.l. net een cycloon in Doetichem). Het was een zeer sympathieke inleiding, hoewel eenige verwijten aan mijn anti-aesthetische vooroordeelen niet ontbraken. Hij heeft ‘schat, schat’ geciteerd, dat wij juist uit de proeven hadden verwijderd! Overigens vrees ik, dat weinig luisteraars er iets van begrepen zullen hebben, gegeven het niet - verschenen - zijn en de artillerie van Onzen Lieven Heer.
Ik schrijf met de pen van Elisabeth, waardoor mijn handschrift zich wijzigt, zooals je ziet. Zij is zeer ingenomen met het Démasqué, maar minder met neiging, om het woord ‘emmerdeur’ regelmatig te gebruiken. Dat schijnt toch wel heelemaal niet netjes te zijn!
De foto van Vera is heel mooi; wil haar mijn speciale dank overbrengen, in het duitsch s.v.p.! Ohne Fehler bitte!
Elisabeth wil je opdracht heel graag aanvaarden, maar is alleen bang, dat het op Coster misschien niet zoo’n indruk zal maken, omdat zij al (om particuliere reden) met hem gebrouilleerd is. M.i. geen enkel bezwaar.
Commentaar kreeg ik vanmorgen van Binnendijk. Het is aan mij opgedragen, ‘den vriend en tegenstander’. Ook al curieus, tegelijk met Een Voorbereiding. Ik zal het je sturen, als ik het gelezen heb.
Hoor ik spoedig nieuws over jullie besprekingen? Groet de Marslieden, zelf een hart. hand van je
Menno
Hart. gr. van Belisabep
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag