E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Brussel, [18 november 1930]
Brussel, Dinsdagavond.
Waarde Ter Braak,
Ik ben het geheel met je eens wat betreft het jammer vinden van het einde der ‘onpersoonlijke vriendschap’. Het kunststuk dat wij nu zullen hebben te volbrengen is: er tòch niets bij in te schieten. Ik heb hoop dat het ook nog wel lukken zal. Verschillen van antecedenten en zelfs van huidige qualiteiten zijn nooit een beletsel geweest; er is voor vriendschap een bepaald soort bodem noodig, die tusschen ons beiden, of beter: voor ons beiden, geloof ik, wel bestaat. Overigens ben ik evenals jij uit brave en zelfs vrome, zij het dan niet ‘fijnvrome’, ouders geboren, en deed ik tot 14 jaar ongeveer trouw mijn avondgebedje; van huis uit ben ik katholiek. Ik heb ook niets tegen de menschen die hun reden van bestaan op de verantwoordelijkheid van God willen schuiven (men werkt met de middelen die men heeft), ik heb alleen van kinds-af sceptisch en weinig sympathisch gestaan tegenover de verordeningen en het geadministreer door ambtenaren in zwarte gewaden. - Wat jouw evolutie betreft: zooals je die in enkele regels aangeeft, doet ze denken aan die van Gide - met enkel het verschil dat zijn jeugd-atmosfeer niet vrijzinnig-protestantsch maar streng calvinistisch was. Je kent natuurlijk Si le grain ne meurt...
Ik las je Carnaval in een oogenblik van moreele depressie - ik had allerlei lamme, bête dingen als klissen aan mijn lijf hangen [vooral mijn ‘moreele lijf’] - en ik heb er meer plezier van gehad, dan, denk ik, onverschillig van wèlken roman. (Ik las het voor een
groot deel in de Belgische Ardennen, het décor van Jacques Perk, na een terugkeer uit Holland: Bouws heeft je daar misschien wel van verteld.) Wat ik er de ‘klare, moedige wanhoop’ in noemde, kikkerde mij op; dàt heeft je boek trouwens met Nutt. Verzet gemeen, dat het ergerlijk moet zijn voor de menschen die vóór alles troost zoeken. Alleen dwingt je beschouwende intelligentie den Hollander malgré tout meer respect af; getuige het stukje in de N.R.C. van den heer Jan van Kasteel! (wie kan die lummel zijn?)
De Cahiers die ik je zond kreeg ik, tegen alle verwachting in, een paar dagen geleden van mijn drukker cadeau: hij had een heel pakje overgebleven rommel bij elkaar gebracht dat hij mij vroeg mee te nemen op een toon van: ‘dan ik ben ik er tenminste van af.’ Ik vond er tot mijn verbazing 2 complete exx. bij van de Cahiers, en verscheidene van 3, 4 en 5 alleen. De 2 complete zond ik aan Van Vriesland en aan jou. Bouws vergat ik hier, omdat hij op deze kleinigheden toch niet let: binnenkort komt alles immers in 2 dln. bij Stols uit, gekuischt en wel, en hier en daar van al te persoonlijke uitlatingen ontdaan (o.a. Bloem over Coster, wat buiten mijn verantwoordelijkheid ligt), daarentegen, in deel 2, aanmerkelijk uitgebreid: stukken over Den Doolaard, Gide, Interview, stuk over jou. Verder door de 2 bundels heen vele savoureuze voetnoten! - Maar ik dacht dat je het grappig zou vinden de eerste, ‘familiare’ lezing, zooals je zegt, ook te bezitten, daarom zond ik je dat pak.
Van Bouws hoorde ik van de zware taak die Ritter je op de schouders laadde. Had hij niet iemand anders kunnen bedenken? Die Utrechtsche redacteuren missen fantazie; zelfs als ze den Opperboef sprekend opvoeren... Het eenige aardige is dat je, al lezende, je kunt voorstellen hoe Alie dicht tegen haar man [den ernstig-levensvreugdigen man met het baardje] aangedrukt je stem in zich opneemt. Dat is een raffinement.
Ik moet je van mijn kant verder nog danken voor je spontane appreciatie van mijn ‘fel eenzijdig’ (dat is de term) Gesprek over Slauerhoff. Ik heb op jouw raad het stuk naar Van Wessem gestuurd, die er zeer vóór is, maar nu de twee anderen nog.
Voor mij is het lang niet zeker dat het opgenomen wordt. Nous verrons! Het lag anders al klaar om in brochurevorm te worden afgedrukt; maar dat grapje zou me toch gemakkelijk een 5 à 600 frs. kunnen kosten, en in mijn tegenwoordige omstandigheden geef ik die zeer ongaarne uit. Ik kan het stuk wschl. ook nog krijgen in Vlaamsche Arbeid, maar dat is wel een erg snertblad. Enfin, er is veel voor en tegen; het meest benieuwt me of er nog op zal worden gerepliceerd.
Maar ik wou dat dit alles desnoods niet bestond, en dat ik het je na kon zeggen dat mijn roman opschiet. Ik heb het eerste deel ervan met een paar brieven aan een denkbeeldige lezeres ‘afgerond’; Vic Vriesland raadt me aan het zóó uit te geven, als afzonderlijk geheel, wat ook wel zou kunnen, als ik maar niet gehandicapt werd door de herinnering aan wat ik ervan had willen maken (en - zoolang er leven is, is er hoop! - misschien ook nog van maken kàn.) - Waarop slaat de titel Hampton Court? Het is een titel die verdriet zal doen aan Kelk, nog een wederzijdsche vriend, geloof ik. Kelk klaagt erover dat zoo erg veel moderne titels on-Hollandsch zijn (Archipel, Saturnus, Serenade, Eldorado, Parlando...); hij heeft aan zijn eigen bundel, dien ik bij Stols heb gebracht, dan ook een goed-vaderlandsch opschrift bijgezet: Spelevaart.
Ik heb nog wat voor je: een cahier-aanteekening over je Havelaar-opstel. Ik zou het hierin sluiten als ik het had, maar het ligt al lang bij Stols. In ieder geval zal ik het je zenden op de drukproef. - Of neen, ik vermoed dat hij het uit Maastricht terug heeft laten komen om het, evenals jouw kritieken, in België te laten drukken en dan moet het hier op zijn bureau liggen. Ik zal morgen gaan zien en, als het er is, het je sturen.
Last not least: wat zeg je van de tijdschrift-resultaten van our dear Bows? Kranig lijkt het me! Ik las vanmorgen zijn voorloopig rapport aan Greshoff. Ik ben alleen maar bang dat hij met mij ook al op een zakelijke basis wil beginnen. Gr. vraagt niets liever, maar ik, goeie God! moet er niet aan denken!
Tot zoover. Als het niet te zeer tegen je principes strijdt, vertel me wat van je roman. Een afspraak komt zeker. Voor het oogenblik heb ik geen geld, maar omstr. 8 December moet ik Malraux in Holland ‘pilotteeren’ en hoop dan een paar dagen te logeeren bij Bouws. M.'s lezingen schijnen plaats te moeten hebben in Amsterdam, Hilversum, Den Haag en Rotterdam. - Sterkte met je radiotaak en met hartelijke groeten gaarne je
EduP.
Mocht je voor dien tijd een week-end hier willen komen, dan ben je natuurlijk hartelijk welkom. Voor de ongemakken, zie Bouws. Maar er is een goed hotelletje vlakbij.
Origineel: onbekend