Ant Faber
aan
Menno ter Braak [Rotterdam]
[Zutphen], [na 23 april 1932]
Beste Menno
'k Heb zulke overstelpende huishoudelijke vlagen, dat ik haast geen tijd heb om je te schrijven. 'k Maak als maar kasten schoon; Sientje kijkt me met stomme verbazing aan, over zooveel activiteit: 't is werkelijk jammer, dat Bertje me niet ziet! ik maakte vast een zeer goeie beurt.
Vanavond mag ik tot belooning van mezelf naar de bios in Arnhem, 'k geloof ‘Shanghai express’. 'k Wil hem nog wel eens zien, nu met kennersblikken.
De baardman vind je ‘wel aardig’. Alleen was je nog, wat hij ook wel uit je werk gepuurd had, eenigszins verward! Je moest nog heel wat aanleeren en verbeteren voor je geheel zijn Ed. achting waard was. Dus ‘leeren’ moet je!
Verder beweerde Bertje nog zeer veel aardigs, wat ik je beter mondeling kan meedeelen, omdat het te aardig is om neer te schrijven.
'k Begrijp alleen niet waar die menschen de stupiditeit vandaan halen om te beweren, dat ik mezelf iets bijzonders vind, terwijl ze zichzelf met ieder woord boven de gewone mensch verheffen. Maar er is wel meer, waar ik niet bij kan, dus!
Bedankt voor de uitleg van het citaat van Huxley: 'k Was blij, dat ik het toch wel goed gesnapt had.
Dat ik me meer verwant voel met een proletariërsvrouw dan met ‘tantes’ heb ik niet beweerd. Ik geloof, dat ik deze algemeene consequentie niet zou durven trekken.
Wat die ‘gelijkstelling’ betreft, ik geloof dat jij dat erger ziet dan het werkelijk is, dat het meerendeel ook in de SDAP er niet aan denkt het intellectueele niveau verschil weg te cijferen. Zoo gauw als er lezingen of voordrachten worden gegeven, met het onderwerp ‘de intellectueel en het socialisme’ en drgl. wordt te zelfder tijd dat verschil toch erkend? Dat zou toch ook te gek zijn.
Wat het werk van het Instituut voor Arb. ontw. of Volksuniversiteit beoogt, zie ik niet als een poging tot gelijkstelling, maar een poging om het ontwikkelingspeil van de arbeider op te voeren. Óf dat al of niet gebeuren móet is een andere questie. Dat het door deze heilsinstituten gebeuren moet, je weet wel wat ik daar van vind en zijn we het daarin wel vrijwel eens. Donderdagavond was ik op de vergadering van Albarda, nog iets anders dan Eibergen. Zeer rumoerige interrupties van de O.S.P. leden, heel geanimeerd. Verder was er een communist in debat, mooie vent, die het crisiscomité aldus betitelde. ‘En dan hebben ze opgericht dat Juliana-Kupers comité; daar geven ze zoo'n “gammele” broek van de eerste de beste bourgeois aan de arrebeiers.’ 'k Heb me slap gelachen en daarna ‘Rusland!’. Verder debat van de dikke Roel Stenhuis. Wat een vent.
'k Vermoed, dat je niet in den Haag benoemd wordt. Vader heeft IJzerman gesproken, dewelke zeide, dat je één van de ernstige candidaten was, maar naar hij meende niet benoemd werd. Hij wist het niet zeker, daar hij niet op de laatste vergadering was geweest. 't Is jammer voor je.
Naar ‘Dr. Dumay’ ben ik zeer benieuwd; je schiet goed op, geloof ik. 'k Kan het Zaterdag of Zondag mooi lezen. 'k Verheug me er zeer op, weer eens met je langs 's Heeren wegen te flaneeren. 'k Heb Bep de Roos geschreven, wanneer ze me Vrijdag kon hebben, maar heb nog geen antwoord. Stap je bij het Staatsspoor in de tram naar Voorburg? Is het ver naar hun huis? Ik wou dat graag even weten met het oog op de trein die ik van hieruit kan nemen.
Ik kom dan Zaterdag om ± half een in Rotterdam. Haal je me af, ik vind dat zoo genoeglijk. Heb je Truida gevraagd of ik bij jullie kan slapen? Ik heb werkelijk geen geld voor een hotel.
De brief van Engelman stuur ik hierbij weer terug. Je mag me nog wel eens eenige uitleg geven aangaande de ‘poesie pure’. Engelman schrijft het bevat ‘muziek en... geest’
Hart. gr.
tot ziens
Ant
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum