redacteuren een Oksfordpapiertje laten uitreiken met een biecht van een journalist, die tot de g. en m. herbewapening is gekomen. ‘Ik beantwoordde haat altijd met hatelijkheden, nu tracht ik het goede in de menschen op te sporen, vooral als het menschen zijn, in wie niemand iets goeds meer ziet’. Die laatste toevoeging is kostelijk. Het pamflet is met opgewektheid in de prullemand geworpen.
Van der Woude verzekerde mij, dat hij je een invitatie had gezonden voor die lezing! Is die misschien zoekgeraakt? Het geheel was niet van pikanterie ontbloot; in de officierskantine Multatuli loven is een zeer speciaal genoegen, vooral als een reeks van die sabeldieren op de voorste rijen zit, met daarachter het ‘veldgrauw’. V.d.W. had mij op weg naar de kazerne gezegd, dat de vorige spreker Ritter was geweest, en dat men hem ‘te populair’ had gevonden. Ik was dus niet al te populair, met het gevolg, dat een kapitein v.d.W. in de pauze meedeelde, dat het hem te hoog was gegaan, en bovendien, dat hij iets verheveners had verwacht van een letterkundige. De gelegenheid was zeer primitief, in den beginne schalde er een grammophoon in de kamer ernaast. Je zou er misschien toch wel pleizier in hebben gehad, want ik heb Multatuli vurig verdedigd en Vondel gematigd naar beneden gehaald. Ik dacht, toen je niet op kwam dagen, dat de kazerne je afgeschrikt had. - V.d.W. is werkelijk een geschikte kerel, alleen vol complexen en zeer onzeker van zichzelf. Maar hij kan tegen critiek en is absoluut van goeden wil. Ik heb hem aangespoord om je op te zoeken.
Gaat de bijeenkomst in Amsterdam nog door? Zoo ja, laat het mij dan op een of andere manier morgen voor elf uur weten, dan kan ik vroeger naar Amsterdam gaan dan ik anders zou doen.
Hierbij nog het reçu voor het artikel, dat ik voor je naar het Bat. Nwsbl. zond.
Hart. gr. 2 × 2
je
Menno