1093. M. ter Braak aan E. du Perron-de Roos
Den Haag, 21 Oct. '38
aant.
L.B. Vandaag ontving ik je briefje met de ontstellende tijding van Eddy's ziekte. Ik kon uit de verte niet anders doen dan je een telegram zenden, als een bewijs, hoezeer het bericht me aangreep. Het lijkt me nu weer extra onzinnig om aan je mededeelingen nog beschouwingen te gaan vastknoopen, want als je dezen brief ontvangt, zal alles er al weer heel anders uitzien; laten we hopen: veel beter. Dergelijke ziekten hebben, schijnt het, vaak een verloop, dat zich erger aan liet zien in het begin dan het is. Wat ik van hier uit kan doen is alleen: je het allerbeste wenschen voor Eddy's spoedig herstel. Mocht je mij op dezen vervloekten afstand voor iets noodig hebben, telegrafeer of telefoneer mij dan dadelijk. Voor alle zekerheid: mijn telefoonnummer is 393759. Maar god geve, dat het niet noodig zal zijn, en dat je me heel binnenkort goede berichten kunt sturen.
Ik kan momenteel niet over iets anders schrijven. Het zou je nu niet interesseeren, en eerlijk gezegd, het zou mij nu ook niet afgaan, alvorens ik weet, dat Eddy weer buiten gevaar is. Ant is voor een week op reis, naar Groningen; ik heb haar dadelijk geschreven, maar zij is al even ver als ik, en je helpen kan ze dus ook niet.
Houd je goed! En houd mij, voor zoover het je in deze omstandigheden mogelijk is, op de hoogte. Ik geef de berichten direct door aan Jan en de anderen. Dag! Je
Menno
De afstand heeft in omstandigheden als deze iets spookachtigs.