nend, maar er is meer in haar, en beter. En ze heeft werkelijk een schat aan materiaal opgedaan daar in de Molukken, in de 5 jaar dat ze daar nu zat. Ik heb mij altijd erg tot Ambon aangetrokken gevoeld, dat zij heel goed kent, waar zij o.a. met haar kind dat aan kinderverlamming leed in 't hospitaal heeft gelegen. Haar man is officierszoon, maar met een ambonsche moeder, en hij is de indo-planter uit Duizend Eilanden, heeft ze me verteld. Over de indische stukken van 't L.v.H. was ze erg te spreken, en
allerlei dingen over indische families, zei ze, had ze daaruit geleerd. Ze is zelf in Holland geboren en tot op 7 jaar terug nooit hier geweest. Ik heb haar 't Archief laten zien enz. - kortom, we zijn als de beste vrienden gescheiden. Als Bep en ik nog naar Bram Jansen in Makassar gaan, zijn we ook bij haar uitgenoodigd; misschien dat ik dan alleen ga, en dat Bep in Makassar op me blijft wachten. Ik zou er in principe alles voor voelen, maar is plannen maken niet razernij, in dezen tijd? Wat zal er gebeuren tusschen nu en begin 1939? Denk je in dat ik tot Januari 1939 hier zou blijven, dan eerst naar Balekambang (Zandbaai) gaan, naar Makassar, naar Boeroe; dan - in April '39 misschien? - terug naar Europa, - en dan? Eerst nog wat in Sestri zijn bij Arthur en Annie, of in Lugano of in Parijs - of direct door naar Holland? en in geval van 't laatste, meteen weer aan 't ‘kleine ambt’? Bij Stapel? bij een krant? En dan: samen met jullie gebombardeerd of zoo?
Hoe ‘aardig’ sommige onderdeelen van zoo'n programma ook lijken (je kunt je toch niet doodkniezen, omdat de toekomst er zoo beroerd uitziet? - en we zijn er toch al zenuwachtig en beroerd genoeg aan toe?) het geheel is toch vrij beangstigend. Uitzicht, een oplossing ‘voor den ouden dag’, alles wat in die ideeënsfeer legt, zie ik allerminst. In afwachting tracht ik het hier te bolwerken, heusch niet met plezier, want met een steeds drukkender gevoel van alleen te staan. Wat hier je ‘vrienden’ zijn, zijn menschen die half durven, die overal elders gebonden blijven aan wat zij zelf vaak verachten. En zoodra ze iets ouder zijn, de 40 voorbij, zijn de aardigste ‘opgebrand’: vervormd, verambtenaard of verprold. Adé Tissing is op dit gebied een