1040. E. du Perron aan M. ter Braak
Garoet, 20 Nov. '37.
aant.
Beste Menno, Ontzettend gedeprimeerd, hoofdzakelijk door injecties en diëet (den laatsten dag van de injecties), ontving ik Het Vaderland met jouw stuk over Penibel Journaal en Jan's stuk over Daudet. Ik genóót gewoon van allebei en kikkerde er heelemaal van op; vandaar deze briefkaart. Zoo'n krant is goud waard, minder misschien nog om de stukken [op zichzelf], die voortreffelijk zijn en verloren zullen gaan (?) als om het bewijs dat er nog een superieur ‘fatsoen’ kan waaien uit sommige hoeken. Ik had een gevoel dat ik 10 jaar jonger werd, dat ik het ‘drie-musketiersgevoel’ terugkreeg van onze eerste ‘gemeenschappelijke wapenen’. Er is sindsdien veel veranderd, vnl. buiten ons, maar daarom toch ook met ons, maar zoo'n dubbel getuigenis, opeens, dat het intrinsieke nog leeft, is ongewoon verfrisschend. Zend deze kaart door naar Jan, en vertel hem dat hier in Garoet een ex-planter woont die zich soms door zijn vrouw de voor hem mooiste verzen van Jan laat overschrijven! Ik zei hem het couplet voor dat ik ook in 't Bat. Nwsbl. citeerde, van... ‘een kerel met een hart zooals het hoort, verlangt alleen naar moord’ - en hij glunderde genietend. Ook nog wel een verblijdend teeken. Afgescheiden hiervan begin ik te gelooven dat mijn Onzekeren een voor Holland onleesbaar prulwerk zal zijn, dat beter ongeschreven kan blijven. Maar dat is een andere Geschichte. - Schrijf weer eens!
Hartelijke groeten, je
E.