met jullie het cloaak-garneersel. En vrienden is voor mij primordiaal. Ken je dat kwatrijn van Apollinaire:
Une femme ayant sa raison,
un chat passant parmi les livres,
des amis en toute saison,
sans lesquels je ne peux pas vivre.
Het geeft haarscherp weer wat mijn uiterste zielsverlangens zijn. Ik schreef Jany, en vroeg hem Jan den brief door te zenden, om naar prijzen te informeeren van huisjes in Bergen of Tervueren. Naar Frankrijk wil ik niet meer, want ik wil serieus kans loopen op een ‘baantje’. Vroeger of later, wie weet? blijk ik (met al mijn multatuliaanserigheid) misschien toch ook nog ergens op mijn plaats. En anders... alles is beter dan hier samen gek worden, afgesneden van alles. Als ik alleen was geweest, had ik hier alles anders kunnen aanpakken. Maar ik ben niet alleen, en Bep is me liever dan alles. Beschouw deze brief ook niet als een gekanker tegen haar, want ze heeft het zeker beroerd genoeg; ik ben gewoon wat exaspéré over mijn eeuwige pech en den heelen toestand. Als Bep maar tegen het klimaat had gekund, was Batavia misschien in ieder opzicht mogelijk geworden, - de cloaak-kant inbegrepen.
Stuur dezen brief maar niet door naar Jan, want die aan Jany is korter en duidelijk genoeg. Praat ook niet met iedereen al over mijn terugkomen - vooral niet met Bob of zoo - want er is nog een kleine kans dat we een andere oplossing vinden. Bep praat nu over in Bandoeng wonen. Alsof dàt geen teleurstellingen zou geven; - maar ze kent het, en het klimaat is daar althans goed. (maar dat is het hier werkelijk ook.) Misschien dat D.D. toch nog iets voor me vindt?... Hoe dan ook, zeker is het nog niet, hoewel zeer waarschijnlijk. Ik vertrouw nu werkelijk in niets meer.
Als we naar Europa teruggaan, zou ik eventueel een maand, of langer, bij je kunnen logeeren? Dit voor het geval ik in Den Haag een baan zou willen jagen. Wat dit baantjes jagen is, weet ik nu bij ondervinding; ik ben daar al haast een vieux routier