Briefwisseling 1930-1940. Deel 4
(1967)–Menno ter Braak, E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 125]
| |
verbluft dat ik hem niet op mijn bloote knieën bedankt heb voor zijn ƒ 150. Ik stuur je hierbij brief en antwoord (je kan ze ook naar Jan doorsturen, als ik ze maar terugkrijg.) Ik wou je nu vragen: kan je niet aan Gans of Becht zelf vragen of ze toch niet dat boek willen hebben? Als Q. zijn ƒ 150. terug krijgt en nog niet met zetten begonnen is (het ms. krijgt hij pas tegen 15 Mei), dan kan hij er nog van af. Het zou voor mij al zoo'n satisfaktie zijn als ik hem dat schrijven kon. Hij acht zich mijn weldoener, geloof ik! Van Jan hoorde ik dat allerlei ‘abonné's, medewerkers en boekhandelaars zich voortdurend geprikkeld toonen door mijn blocnotes en vragen of daar niet mee kan worden opgehouden.’ Wat herkent men hieraan weer het hollandsche tuig, dat vee. Is 't omdat ze 't zoo slecht en onbeduidend vinden? Geloof maar van niet; als 't slecht en onbeduidend was, als 't van Jo Kuller was of Jan Walch, dan vonden ze 't best, dan zou 't jaren mogen doorgaan. Nu ‘prikkelt’ het ze, God zij dank. Het spijt me dat ik niet meer heb dan tot eind van dit jaar; tenzij de redactie van G.N. indische blocnotes wil. Ik ben bereid mijn ‘ambtelijke positie’ - als ik zooiets krijg - daar eventueel aan te wagen, maar ik vrees dat het voor G.N. tenslotte verkeerd is. Hoewel ik menschen sprak (hier, godbeter't!) die die blocnotes verslinden. Mèt de kroniek van Romein overigens; en ik verdenk er Romein van dat hij behoorde tot de ‘geprikkelde medewerkers’. Ik heb er Jan naar gevraagd. Van al die ‘baantjes’ verder geen bericht. Alles ‘hangt’. Ik ga morgen weer voor 2 dagen naar Batavia, spreek dan Ritman weer. Ook hij wil mij ‘dolgraag’ een rubriek geven, maar o, de moeilijkheid nu om die zoo neutraal te houden dat zijn kudde niet wordt ‘geprikkeld’. Eenvoudig je meening zeggen, is wel het ergste wat voor vee bestaat. Je mag wel, maar dan met veel opsmuk, in een opstel. Dan lijkt het ook serieus. Ik vind de opstellen van Romein schoolmeesterig en stompzinnig vervelend (ik vond dat al in Europa, lang vóór ik hem ‘verdacht’). Maar ik heb me nooit zoo geprikkeld gevoeld, dat ik gevraagd heb ze te stoppen. Juist omdat het après tout, ook een meening was. Ik | |
[pagina 126]
| |
schrijf spoedig beter. Dit in haast. Ik krijg ook nog antwoord op vele punten van je, geloof ik. Tot nader. Hartelijk je E. Van Jany kreeg ik bericht dat de indologische studenten na mijn brief van de opvoering van Coen hebben afgezien. Mooi zoo. Eén van hen - zekere Versluys - had Jany nog gevraagd hem te ontvangen omdat hij hem nog eens wou uitleggen waarom ze het zoo noodig vonden om Coen te castreeren op z'n indologisch, maar Jany heeft geantwoord dat het niet noodig was. Ik zend je gelijk hiermee een brochure, op Bandoeng verschenen, van een renegaat-Ennesbejer. Ik weet absoluut niet wat het ding waard is, heb't zelf nog niet ingekeken (ik heb hier 2 exx.) maar misschien is 't iets voor Waakzaamheid. Intusschen, van die brochures van Waakzaamheid die ons ‘automatisch’ zouden worden toegestuurd (in 2 exx.) zie ik nog niets. Toch schijnen er in Holland al verscheidene verschenen te zijn. Ook de man v/h Mult. museum zweeg, over de portretten. Wil je hem niet nog wat aanporren? Wat heeft hij eig. gezegd? Dat het ging of dat het niet, (moeilijk), ging? Ik bedenk of ik je wat van hier heb te vertellen, wat feitelijks bedoel ik. Neen. Bep is over 't algemeen slap, gaat Zaterdag a.s. te Batavia voor de radio lezen over Le Rouge et le Noir. Ik heb een soortement ennesbejer-bewonderaar die voortdurend met me wil harrewarren, de man heet Jansen; maar het is een Dr. Jansen, die bij de Thesaurie werkt. En hij bewondert ook den journalist Zentgraaff, dus zijn bewondering is van een billijk soort. Menschen, hier? D.D. is nog steeds de eenige. Ik zou willen zeggen: verreweg de eenige! Als ik zoo'n ouwehoer word in mijn schrijverij, zou ik er dan maar niet mee uitscheiden? Voor het plezier van het uitgeven hoef ik het bepaald niet te doen, getuige de nieuwe Querido-affaire. Bep zendt gelijk hiermee weer een stuk; ik zend er een over een week, denk ik. |
|