937. E. du Perron aan M. ter Braak
Parijs, Vrijdag 22 Mei '36
aant.
Beste Menno, Even antwoord op het belangrijkste: je komst hier. Het spijt ons beiden erg dat we Ant nu zullen missen, maar als je in ieder geval alleen alleen kunt komen (mooie zin!) dan kan je bij ons logeeren en wel in mijn nieuwe kamertje dat heel geschikt daarvoor is. Je hebt er een divan-bed, een schrijftafel en een waschkom met stroomend water, en zelfs een W.C. op dezelfde étage; voor een handdoekenrekje en dergelijke gerieflijkheden kan worden gezorgd. Verder ben ik het absoluut eens met je op het punt ‘ontmoetingen’; veel menschen zal je niet zien.
Ik verheug me erg op je komst, en mevrouw du Perron-de Roos zegt: zij ook.
Er is maar één kans op beletsel, nl. ik schreef eergisteren aan mijn vriend Adé Tissing, die in Den Haag zit op het oogenblik, dat hij in hetzelfde kamertje logeeren kan. Het zou wel toevallig zijn als hij dezelfde dagen koos als jij, en bovendien is het allerminst zeker dàt hij komt; verder kan ik hem misschien nog vragen op een ander moment te komen. Dus, ik zeg dit voor alle zekerheid, maar de kans is heel klein. - Over dezen Tissing later meer: hij is een van mijn allerbeste vrienden, en ik zou het erg aardig vinden als je hem in Den Haag opzocht. Hij is nogal schuw, maar veel aardiger dan zijn broer Feicko en veel levendiger en innemender dan Ferdy de Grave; ik denk dat je best met hem kunt opschieten als je zijn schuwheid hebt weggewerkt.
Dus als je niets meer hierover hoort, schrijf jij mij met welke trein je den 29en komt.
Veel hartelijks, ook van Bep en voor Ant, -
steeds je
E.
P.S. - Ik wil vooral den Reinaert uit Eibergen lezen! kan je me dat bezorgen?