die is gebaseerd op een negatief argument: dat alles n.l. toch anders zal loopen dan wij verwachten. Hoe het ook zij, ik heb in geen weken aan mijn dialogen gewerkt; als ik de pen opneem voor iets anders dan een dagblad-artikel, voel ik ineens weer die ‘voor-oorlogs-stemming’ op komen, die alles, letterlijk alles voor mij relativeert. En toch hoop ik hier op een of andere manier weer doorheen te komen.
Wat heb ik in deze zwijgensperiode gedaan? Ik kan alleen nog maar zeggen, dat het feitelijk niet veel belangrijks was, en dat ik niettemin het gevoel heb doorlopend te veranderen. Als ik eenmaal weer ga schrijven, heb ik veel te schrijven; misschien te veel, de ideeën verdringen elkaar op een wanhopige manier. Gegeven daarbij de absolute onlust om ergens vorm aan te geven, voor het oogenblik: en je begrijpt mijn paradoxale toestand.
Een naspel van Berlijn zal je wel interesseeren. Ik kreeg laatst een brief van G., waarin ik eindelijk dramatische onthullingen over ‘Duperon’ of tenminste Wijdenes verwachtte. Maar neen! Het boek is blijkbaar volkomen verdwenen, ongelezen, er wordt niet meer over gepraat! Wel kreeg ik nu het verzoek om een leening van 300 mark voor... het betalen van een detectivebureel, dat G. noodig heeft om haar echtvriend te laten betrappen op ontrouw. Deze heer wil n.l. van haar scheiden, maar de situatie is voor haar veel voordeeliger als zij hem op heeterdaad betrapt. Hij heeft n.l. een liefde ergens, maar loochent het. De 300 mark had ik helaas niet, anders zou ik werkelijk nog in de verleiding gekomen zijn om ze te sturen (hoewel, neen, met dezen ‘Lucas’ zou ik toch weer consideratie hebben gevoeld...). Jan en Aty logeerden een paar dagen hier. Ik waardeer hun vriendschap steeds meer. Jan was wel op dreef en niet overmoe, zooals anders vaak. Het geval Varangot ging natuurlijk ook nog over de tong, maar ik vind Jan hierin rijkelijk coulant jegens Virginius. Enfin, ik heb er mijn bekomst van en heb Jan gezegd, dat ik alleen met V.V. wensch samen te komen als hij bereid is precies aan te hooren wat ik over zijn trucje van destijds op het hart heb.