en dus kan ik je op alle vragen antwoorden. Mijn stuk over Stuiveling en Multatuli van gisteren ging je vandaag toe. Stuiveling is inderdaad niet vrij van een zekere Huet-achtige scherpzinnigheid, maar van het genie van Multatuli voelt hij niets. Die man was hem veel te onsystematisch en individualistisch. Ook jou waardeert hij ten slotte als buitenpion in het politieke schaakspel (over dit spel ontvang je morgen ook nog een artikel, dat ik plotseling voor mijn pleizier, als ‘child's play’, in een half uurtje schreef - met de bedoeling het als materiaal te gebruiken bij mijn boek). Stuiveling schreef in Tijd en Taak dat stuk over jou; een religieus-socialistisch weekblad, vroeger geheeten De Blijde Wereld, en nu vanwege de zwarte tijdsomstandigheden passend herdoopt. ‘In de Schaduwen van Morgen’ wordt alles, zelfs een socialistische dominee, minder blijmoedig. Nu ik dezen titel noem, moet ik nog even zeggen, dat ik Zaterdag een causerie van Huizinga hoorde voor den Ned. Journ. kring over ‘De Taak van de Pers in dezen tijd’. Barstend volle zaal, twee ministers... en een vlot opgeleuterd, fijnzinnig en absoluut ontwijkend en nietszeggend praatje voor de vaak. Persfotografen met blitzlicht om 's mans Groningsch profiel, zooals op ‘het’ congres om Gide: het is dezelfde tragicomedie, maar in een hollandsche, provincialer toonzetting. De professor, die zich uit zijn studeerkamer heeft gewaagd, en die eigenlijk volkomen gedesoriënteerd is in alle dingen, die de practijk raken. Alleen: Huizinga is inderdaad, ook als redenaar, niet rhetorisch. Hij spreekt vlot, en zonder humbug.
Het kan zijn, dat je stuk over Vestdijk hier en daar beroerd is geschreven, maar als uiteenzetting over de man is het werkelijk bijzonder goed geslaagd. Het is een beeld van zijn geestelijke physiognomie, dat precies klopt, en wat je er zelf dus beroerd in vindt, kan in de functie van het stuk een voordeel zijn. Met je schatting van De Bruine Vriend ben ik het overigens ook niet eens. Ik vind de beste stukken wel verwant aan, maar geen repliek van Ina Damman. Daarentegen ben ik het volstrekt met je eens over den Barioni en Peter-kant, en de essay-toon over Verwey.