Briefwisseling 1930-1940. Deel 3
(1965)–Menno ter Braak, E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 258]
| |
voor de alleraardigste opdracht. Je strijd tegen de ‘geest’ (in werkelijkheid tegen de kitsch van dat woord) ontbrandt er overal in, en toch leest men in Forum (Chiaromonte gaf het mij gisteravond terug), dat je zoo met ‘intelligentie’ werkt. Rara, hoe zit dat? Kan je ze dat niet uitleggen? Die mijnheer Walschap is zelf niet onintelligent, lang niet. Maar je hebt een middel om hem te vermorzelen. Op ommezijde schreef ik een paar dingen over Bateau Ivre en dat gedicht dat hij zoo hemelhoog verheft en tegen de intelligenten uitspeelt. Lees trouwens zelf deze 2 gedichten en dan blijft er één verwondering over: de ‘kultuurloosheid’ van deze vlaamsche kloenen die het namaak-aftreksel zuipen, voor hun proeversroes, en van het oorspr. elixir blijkbaar nooit zóó genoten hebben, dat zij zich de smaak ervan herinnerden! De pijlen waarmee je ze bestoken kunt, vind je zelf; maar maak het zoo kort mogelijk en neem ze met humor, zonder ook maar even ‘boos’ te worden. Je stuk over Malraux en dien gebeukten acteur ook gelezen; vooral het begin - over de ‘menschelijkheid’ - is in deze gemakkelijk-begrijpbare stijl voortreffelijk. Over Malraux was nog wel wat meer te zeggen geweest, maar misschien niet in dit verband. Chiaromonte vond je stuk (je rede!) heel goed, maar betreurde het dat de ‘conclusie’ niet scherper uitkwam. Vestdijk schreef me een onverstoord briefje waaruit blijken moet dat Marsman lekker ook karakterloos is; ik ga er niet verder op in. Ik ga vandaag hard werken aan Fermina, daarom niet langer. Hartelijke groeten van je E. Het Tw. Gez. is een genot voor het oog, en je portret is in dit verband lang niet kwaad, want het doet sterk denken aan Sherlock Holmes. Bateau Ivre van Rimbaud -
De Ruiters van Decorte
(Van Dronken Boot tot Ruiter, voor de Roes)
| |
[pagina 259]
| |
begin Rimbaud:
Comme je descendais des Fleuves impassibles,
Je ne me sentis plus guidé par les haleurs:
Des Peaux-Rouges criards les avaient pris pour cibles,
Les ayant cloués nus aux poteaux de couleurs.
begin Decorte:
Nog voor het roze vlees der blanke zonnetanden
werd blootgelachen door een rode negermond
reed ik nadat ik mij bevrijd had uit de handen
van 't inlands volk weer vrij en moedig in het rond
en het heele verdere gedicht is één naäperij - à la Iris van Perk
naar Shelley's Cloud, dat is waar! - en overal is de ruiter:
‘ik had mijn zadel en mijn stijgbeugels verloren’...
de dronken boot die van het water zegt dat het
‘me lava, dispersant gouvernail et grappin’.
Hetzelfde rythme, dezelfde sensueele en mysterieuze beelden, dezelfde symboliek van ± 1870!, hetzelfde verspringen van het akcent zelfs (specifiek Rimbaud!) waardoor op het oog gave verzen voor het oor hobbelig en verwrikt, gefausseerd worden. [Vb. Decorte: die openvallen tot een veelkleurige bloei. Rimbaud: Et les lointains vers les gouffres cataractant enz.] Alleen is het gedicht van Decorte één strofe langer dan dat van Rimbaud: 25 inpl. van 24 - een ‘langere adem’ dus! wat ‘niet slecht’ is voor een epigoon. Te vgl. Slauerhoff's Het Eeuwige Schip (in Eldorado), dat óók zonder Rimbaud's B.I. niet ontstaan, of totaal anders geworden, zou zijn. Maar de poëziekenners hebben de 3 gedichten maar achter elkaar te ‘drinken’ om te weten wat ‘inspiratie’, wat ‘inspiratie op inspiratie’ en wat ‘afkooksel van inspiratie’ is. Helaas, voor hun verlangens (hun geluk) is het alles één pot nat. Het zou me werkelijk hartgrondig plezier doen als je die poëziegenieters (van dàt soort) met deze bewijzen even te kakken zette; maar jij moet het doen, niemand anders. Dat ik je dit ‘aanbreng’ is, hoop ik, van geen belang, en wil je wel aanvaarden na alles wat jij mij ‘bezorgd’ hebt. |
|