nog heel wat dingen veranderd. Het ‘haastige’ voel ik ook niet als een verwijt; integendeel. Om zooveel op te schrijven in één jaar tijd, en in bepaalde omstandigheden, is ‘haast’ haast een aesthetische factor! Wat je verder van de ‘leugen’ en de ‘waarheid’ zegt, is aardig, maar voor mij, die natuurlijk precies weet hoeveel er gelogen is-op heel wat meer plekken dan een algemeene indruk zou doen veronderstellen, soms om ‘fatsoens’-, soms om ‘kunst’-redenen-maar half juist. En natuurlijk, ik hoop eerder dat je hierna de z.g. ‘geacteerde’ roman weer zult gaan waardeeren, dan dat je dit voortaan als het recept zag! Het eenige wat mij hierin curieus lijkt is het mengsel van ‘Dichtung und Wahrheit’, het werkelijke element ‘roman’, gevlochten door alles wat suivië (om een woord van Bloem te gebruiken) mémoires had kunnen zijn. De gesprekken bijv., zijn allemaal toch veel meer geënsceneerd, dus volgens de ‘roman’ techniek ontstaan, dan de herinneringen. Je ziet deze manier van enscèneeren overigens heel goed in de Havelaar (gesprekken aan tafel en in de huiselijke kring over Amy Robsart, enz. - kortom, de ‘essayist’ in den ‘romancier’ al). Wat zijn al die onderscheidingen tenslotte bête, en alleen goed voor specialisten! ik zie nu wel 100 boeken om mij heen die voor ‘romans’ doorgaan en in geen enkel opzicht bijna beantwoorden aan den roman-roman, waar alle Binnendijken op een gegeven moment zoo naar smachtten. Als het géén ‘roman’ is, en géén ‘mémoires’, en géén ‘essay’ en géén ‘dagbock’, G.v.d. wat is het dan? Een boek. Een mensch. Enz. Dat je moeder boos is geworden,
spijt me; maar van haar optiek uit heeft ze natuurlijk gelijk. (Bovendien had ze natuurlijk alle ‘aanleg’ om boos op me te worden, maar wat dat betreft, verwacht ik van mijn familie in Indië ook het noodige.) Ze denkt, doodgewoon: ‘Men zal natuurlijk denken dat ik die lezende moeder ben, en het is een grove leugen, want ik ben het niet!’
Precies zooals de ‘Trude’ uit de scène die Gijsen zoo geschokt heeft, zou moeten zeggen (als ze het leest): ‘Gelukkig dat hij mij mijn echte pa niet gegeven heeft, want dan had men mij vast herkend’. Voor mij treedt hier zonder veel moeite de ‘kunstenaar’ in de plaats van den ‘historicus’; aangezien de mogelijk-