| |
[1934]
512
‘een bespreking van twee katholieke boekjes’ = De twee boekjes waren: Lettres à Véronique van Léon Bloy en Léon Bloy et ‘la Femme Pauvre’ door René Martineau. EdP., V.W. 6, p. 125.
‘het Stavisky-schandaal’ = Wat betreft deze en volgende door Du Perron in de maanden Januari en Februari 1934 geschreven brieven:
Eind December 1933 maakten Franse bladen melding van de vreemde gang van zaken bij de bank van lening te Bayonne. Er werden aandelenbons verstrekt, maar men verbaasde zich over het hoge totaalbedrag van de in omloop zijnde bons. Een onderzoek werd ingesteld, waarbij oplichterij tot een bedrag van 200 miljoen francs aan het licht kwam.
Verschillende personen werden gearresteerd, als de directeur van de bank van lening en de burgemeester van Bayonne, de radicaal-socialistische afgevaardigde Garat, terwijl verdenkingen rezen tegen Dalimier, radicaal-socialistisch minister van koloniën in de regering-Chautemps. De hoofdverdachte echter, de genaturaliseerde Rus Serge Alexandre Stavisky, was voortvluchtig.
8 Januari 1934 diende Dalimier zijn ontslag in; dezelfde dag overleed Stavisky in een villa te Chamonix aan twee schotwonden toen hij op het punt stond te worden gearresteerd. Suicide, volgens de politie; il a été suicidé, volgens een wijd verbreide officieuze lezing.
Grote financiële schandalen hadden zich, met al wat zij aan politieke curruptie tevoorschijn brachten, in de twintiger en begin dertiger jaren wel meer voorgedaan, zowel in Europa als in Amerika. Dat de Stavisky-affaire echter zou uitlopen op een serieuze poging om de parlementaire democratie om hals te brengen, had verschillende oorzaken. Daar was in de eerste plaats de economische crisis, die toch al onrust had gebracht onder de kleine spaarders - de voornaamste slachtoffers van Stavisky's oplichterijen - en hun ontvankelijker had gemaakt voor de propaganda van de royalistische Action Française, die immers al sinds jaar en dag had verkondigd dat de democratische republiek corruptie betekende. De houding van het kabinet-Chautemps en van de linkse meerderheid in de Kamer was bovendien vooral geschikt om de achterdocht in brede kringen van het Franse publiek te verscherpen. Zo werd een voorstel verworpen om een parlementaire enquête-commissie te benoemen. De procureur van de republiek, Pressard, verantwoordelijk gehouden voor het herhaald uitstel van al eerder tegen Stavisky aanhangig gemaakte processen, was een zwager van de premier. Maatregelen tegen de procureur bleven uit. Tegenover deze feiten, tegenover de stijgende onrust, stelde de regering zijn uithoudingsvermogen. 26 Januari 1934 echter nam de minister van justitie, Raynaldy, onder de indruk van de tegen hem uitgebrachte kritiek, zijn ontslag en bezegelde daarmee het lot van
| |
| |
de regering. Dezelfde dag begon het grote boulevardblad Paris-Soir een uitvoerige reportage over de politie, een andere ‘verdachte’ in de ogen van het publiek: En marge de l'affaire Stavisky. Les coulisses de la police. Du Quai des Orfèvres à la rue des Saussaies. De schrijver van deze artikelenserie was Georges Simenon. Enkele dagen eerder had in Paris-Soir Bertrand de Jouvenel al een boekje open gedaan over de methoden van de Parijse politie (zie Du Perron's brief van 22 Januari 1934).
28 Januari trad wat nog over was van het kabinet-Chautemps af; dezelfde avond waren er duizenden betogers op de Parijse boulevards. Al eerder hadden vechtpartijen plaats gevonden, uitgelokt door de Action française in de eerste plaats, maar ook door andere bewegingen die waren gegroeid uit de anti-parlementaire wrevel van het ogenblik: Jeunesses patriotes (J.P.) van Pierre Taittinger en de fascistisch-gezinde Solidarité française van François Coty en de Francistes van Marcel Bucard. Deze bewegingen kregen vaak steun van de zeer sterke oudstrijdersvereniging U.N.C. (Union nationale des anciens combattants) en in mindere mate van de Croix de Feu van kolonel De la Rocque (kort na de tweede wereldoorlog bezweken aan de in een Duits concentratiekamp doorstane mishandelingen), eveneens een organisatie van oudstrijders, maar éen met vage politieke bedoelingen: zuivering van het politieke klimaat door bestrijding van corruptie en het aankweken van zin voor orde en eerbied voor gezag. Tegenover de rechtse provocateurs stelde links voornamelijk de Jeunesses communistes en de Association républicaine des anciens combattants. Nadat op 30 Januari door de radicaal Daladier een nieuwe regering was gevormd, werd op 3 Februari bekend dat het hoofd van de Parijse politie, Chiappe, zou worden ‘bevorderd’ tot resident-generaal in Marokko. Dit besluit wekte ontevredenheid bij het Parijse politiekorps, maar vooral bij de extreem-rechtse organisaties, die bevreesd waren voor hun ontbinding door de minister van binnenlandse zaken, Eugène Frot. Op 5 Februari vonden grote protestbetogingen plaats; in de avond en nacht van 6 Februari bloedige botsingen rond de Chambre des Députés en op het Place de la Concorde, waarbij 20 doden en 265 gewonden vielen. De verontwaardiging over dit bloedbad was groot. De rechtse bewegingen verklaarden dat het
hun slechts om het ‘fesser les députés’ begonnen was geweest. Als hoofdschuldigen werden aangewezen Daladier en vooral Frot - die persoonlijk de politieoperaties leidde. Niet alleen van rechts, ook van uiterst links kregen zij de bijnaam ‘les fusilleurs’. Op 7 Februari trad het kabinet Daladier af. Nadat president Lebrun een dringend beroep had gedaan op de populaire, 70-jarige oud-president Gaston Doumergue, vormde deze op 9 Februari een regering, waarvan maarschalk Pétain minister van oorlog werd en de oudstrijdersleider Rivollet minister van pensioenen. Behalve de Action française begroette de rechterzijde het ministerie-Doumergue met instemming. De linkerzijde was achterdochtig, de communisten fel tegen.
| |
| |
Op 9 Februari vond om acht uur 's avonds op het Place de la République, en ondanks het verbod van de politie, een grote communistische betoging plaats ‘voor de onmiddellijke arrestatie van Chiappe en de fusilleurs Daladier en Frot’ - ook communisten hadden zich op 6 Februari onder de ultra-rechtse betogers tegen de regering-Daladier bevonden - ‘voor de ontbinding van de fascistische liga's en de Kamer van Afgevaardigden, voor de verdediging van de salarissen en lonen’. Gevechten vonden plaats, waarbij 4 doden en 202 gewonden vielen. Op 7 Februari had de communistische vakbond C.G.T. voor 12 Februari een algemene 24-uursstaking afgekondigd. De socialisten sloten zich bij de staking aan en in de middag van de twaalfde Februari troffen socialisten en communisten elkaar in een gezamenlijke meeting van 150000 mensen op het Place de la Nation, waar o.m. het woord werd gevoerd door Léon Blum. Het was een betoging ‘pour la défense des libertés, contre le péril fasciste.’ Hierna nam de onrust op de boulevards snel af: de regering-Doumergue verkreeg van verschillende rechtse organisaties de verzekering dat men het kalmer aan zou doen, terwijl de politie werd versterkt.
‘je bespreking van Kettmann's meesterstuk’ = Op 4 Januari 1934 werd in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te Den Haag door de toneelgroep Fascio een opvoering gegeven van De Dag die komt, door George Kettmann jr. In Het Vaderland van 5 Januari 1934 besprak Ter Braak het stuk en de opvoering op badinerende toon.
‘de Forum-tentoonstelling’ = Op 6 Januari 1934 werd te Rotterdam door de firma D. Bolle een tentoonstelling geopend van boeken, manuscripten en portretten van de auteurs rond het tijdschrift Forum. In haar openingswoord zei mej. D. Bolle met de tentoonstelling de sinds kort door haar geleide zaak op een hoger literair peil te willen brengen. Na haar sprak Ter Braak die, volgens het verslag in Het Vaderland van 7 Januari 1934, ‘begon met er op te wijzen dat de oude firma Bolle de uitgeefster is van Prikkebeen, deze Don Quichotte in de literatuur, die in zoverre overeenkomst heeft met Forum, dat Prikkebeen uitsluitend als kinderboek wordt beschouwd en Forum niet voor vol wordt aangezien, daar men het qualificeert als “het tijdschrift der jongeren”’.
| |
513
‘Tenslotte de verzen’ = Het betreft hier het slot van Naar aanleiding van Laclos (EdP., V.W. 2, p. 536), waarvoor Du Perron een kwatrijn had geschreven dat hij tenslotte zou vervangen door de ene regel: Valmont! Valmont! Valmont! morne croquemitaine! Zie ook brief nr. 514. (Hugo's regel ‘Waterloo! Waterloo! Waterloo! morne plaine’ is uit Les Châtiments).
| |
514
Topaze = Toneelstuk (1928) van Marcel Pagnol (*1895).
‘Van der Lubbe werd behoorlijk vermoord’ = Op 10 Januari 1934 werd Marinus van der Lubbe te Leipzig door de valbijl terechtgesteld. Hij was
| |
| |
ter dood veroordeeld op 22 December 1933. Toen het Rijksdaggebouw in brand werd gestoken, stond op dat misdrijf niet de doodstraf. Een wet met terugwerkende kracht maakte het vonnis echter mogelijk.
De Nederlandse regering had vergeefs verzocht om een mildere straf. Tegen dat verzoek had ir. A.A. Mussert op 3 Januari 1934 in een vergadering te Amsterdam geprotesteerd.
De Duitse regering maakte, bij de terechtstelling, nog bekend een onderzoek naar de geestvermogens van Van der Lubbe te hebben laten instellen; hij werd volkomen toerekeningsvatbaar bevonden. Op deze laatste omstandigheid werd door Ter Braak gereageerd in de twee slotzinnen van Renaissance van het fatsoen, zoals het in Forum verscheen: ‘Overigens heeft men van der Lubbe, meen ik, terechtgesteld, omdat hij normaal was. Wonderlijke dingen beleven wij toch...’
‘wat zijn de Vlamen opeens aan het panoptikummen gegaan’ = De Vlaamse afdeling van Forum, jrg. 1934 nr. 1, bevatte vier panopticumstukjes van Maurice Roelants, twee van Raymond Herreman, eèn van Gerard Walschap en eèn van Marnix Gijsen.
| |
515
‘Hierbij een panopticum-stukje’ = In Forum jrg. 1934, p. 188, verscheen onder de titel Volkenkundige bijdrage, het verhaal over Servische officieren dat Du Perron door mevrouw Nossovitsj werd verteld.
| |
516
‘panopticum over het fascisme’ = Renaissance van het fatsoen, MtB., V.W. 3, p. 550. Verscheen in Forum, jrg. 1934, p. 183.
‘over het Oeralindaboek’ = In Forum jrg. 1934, p. 159, verscheen Pirandello in Practijk - het Oera-Linda-Boek weer actueel.
‘het “hoerenstuk”’ = Waarschijnlijk is hiermee bedoeld het hoofdstuk Afscheid van Indië uit Het Land van Herkomst. Er werden nl. geen fragmenten uit Het Land van Herkomst in Forum gepubliceerd.
[...] = Achtenzestig woorden weggelaten.
Goldoni = Voor Ter Braak's bespreking van Een knecht van twee meesters door Carlo Goldoni (1707-1793), zie MtB., V.W. 4, p. 719.
| |
518
[...] = Negenentwintig woorden weggelaten.
‘het werkelijk boeiende stuk van Walschap’ = In Forum, jrg. 1934, p. 46, verscheen een fragment uit de roman Celibaat van Gerard Walschap. Harry = Een fragment uit de gelijknamige roman van Aug. van Cauwelaert, Forum jrg. 1934, p. 64.
Kerensky = Alexander Feodorovitsj Kerensky (*1881) was leider van de Russische regering van September tot November 1917. Na door de bolsjewisten te zijn verdreven, vestigde hij zich in Frankrijk. Woont thans in Californië.
Georges Carpentier = Frans bokser (*1894) die in 1920 de wereldtitel behaalde in het halfzwaargewicht. Een poging om wereldkampioen alle
| |
| |
categorieën te worden mislukte in 1921 te Jersey City door een nederlaag tegen de Amerikaanse zwaargewicht Jack Dempsey.
‘De verzen van Anthonie’ = Bedoeld zijn de verzen Mijn Zoon I en II en Standaard, overhandigd aan mijn zoon. Dit laatste vers luidt: ‘Jongen, word als je moeder is: als / een leeuwerikslied en een Wienerwals. / Word als de boer van haar bergen: hecht, / Een die liever een lied zingt dan wat zegt. / Jongen, word als je vader is: stel / Denken en doen onder eigen bevel. / Jongen, wees ruim en recht als zijn land, / Dat open ligt als de palm van een hand. / Jongen, meet nooit met onzuivere schaal. / Oranje, Tell - dat eist heldere taal. / Neem nooit tot neerslachtigheid de wijk. / De vruchten zijn bitter, de boom is rijk. / Jongen, wees vrij als de wind, als het wild, / Wees zo vast en taai als een schors, als een schild. / Ga dan het leed, het geluk tegemoet, / Draag zorg, dat je leven het leven groet. / Het kan schraal, het kan hard zijn, maar jongen, span / De boog zo strak je hem spannen kan.’
| |
519
[...] = Vierentachtig woorden weggelaten.
‘Ik heb Jessner gevraagd’ = Het interview met Leopold Jessner verscheen in Het Vaderland van 13 Januari 1934. Het werd gevolgd door enkele beschouwingen van de regisseur Reinhardt, uit een rede van de laatste over de toneelspeler, gehouden voor de Columbia universiteit te New-York.
‘De regisseur’, aldus Jessner, ‘is een kunstenaar die precies weten moet wat hij doet; hij is meer kapitein, strateeg, architect dan kunstenaar in de zin van Goethe, wiens “Bilde Künstler, rede nicht” nog geen rekening kon houden met het bestaan van de regisseur. De regie als zelfstandige kunstvorm is jong.’ Jessner definiëerde de regie nog als een zelfstandige uiting van menselijke verbeeldingskracht.
Ter Braak stelde daarop het probleem van de verhouding tussen regisseur en auteur: in hoeverre mag de regisseur beschouwd worden als een tyran die slechts met schrijvers rekening houdt voor zover zij speelbare en willekeurig te besnoeien teksten leveren?
| |
521
Bertrand de Jouvenel = Historicus en politiek essayist. Du Perron heeft Jouvenel's relaas gelezen in Paris-Soir, welke krant hij in Parijs las, naast l'Intransigeant.
‘camelot du roy’ = De Fédération des Camelots du roi fungeerde als knokploeg van de Action française. In 1934 waren er ongeveer 2000 camelots in Parijs.
| |
522
Jan = Ter Braak's jongste broer J.G. ter Braak (1906-1960).
Royaards = Willem Royaards (1867-1929), toneelspeler en regisseur.
Pola Negri = Bekende filmster uit de jaren twintig.
‘Theun de Vries heeft ons allen’ = Theun de Vries publiceerde in
| |
| |
D.G.W. van Januari 1934 Proefbalans 1934, waarin hij o.m. schreef: ‘Marsman, Binnendijk (wijlen, mag ik wel zeggen), Klinkenberg, Ter Braak, Du Perron, Engelman, Van Vriesland, wij moeten afscheid nemen...
Ik weet het, gij hebt ons allen een slecht rapport meegegeven. Het is meer voorgekomen, dat jongens met slechte rapporten het in de praktijk des levens verder hebben gebracht dan de baccalaureaten. Wie bewijst het gelijk van kortzichtige schoolsheid? Reeds redde zich Helman uit uw illuster college; daarom schrijft hij nu te gemakkelijk (niet waar?). Den Doolaard leerde een vurig en hard bestaan ver buiten de sfeer van uw doctrines; daarom vergeeft gij hem de stralende levenslust van zijn boeken nooit. Coolen, die bij u in het geheel niet telt, heeft steeds de eenzaamheid betracht... ikzelf werd door een ongewilde, maar achteraf noodwendige isolatie verlost van uw dogmatiek der dogmaloosheid; daarom zijn wij allen meer dan grof overschat (niet waar?)...
De koersen van de aandelen, die gij argeloze lezers in handen speelde, dalen ontzaglijk. De ineenstorting is niet ver meer.
Maar kom straks niet bij ons om hulp, als uw systeem in puin ligt. Wij horen tot een andere wereld dan de uwe. Gij zoudt op onze deur een bordje vinden: Niet thuis.’
Bob = Robert de Roos (*1907), zwager van E. du Perron.
| |
523
‘je stuk over Wagener en Malraux’ = In Het Vaderland van 21 Januari 1934 besprak Ter Braak de roman Shanghai door W.A. Wagener, welke hij aan het slot van zijn beschouwing vergeleek met het eveneens in die Chinese stad spelende La Condition Humaine. MtB., V.W. 5, p. 79.
| |
524
R. Fülöp-Miller = René Fülöp-Miller schreef Macht und Geheinmis der Jesuiten (1929).
Klinkenberg = G. van Klinkenberg(*1900), dichter.
Edith Werkendam = Schrijfster van in hun tijd gewaagd-erotische romans.
| |
525
‘Dien jongenheer Helman hoop ik as. Zondag’ = Zie Waarom niet driehonderd pagina's?, MtB., V.W. 5, p. 92.
A High Wind in Jamaica = Roman (1929) van Richard Hughes (*1900).
‘Theun heb ik... terechtgewezen’ = Ter Braak publiceerde Kleiner Mann, was nun?, een panopticum-stuk tegen Theun de Vries, in Forum van Februari 1934.
‘de zaterdag gehouden rede van Kramers’ = Openingsrede voor de tentoonstelling van het Duitse emigrantentijdschrift Das neue Tagebuch, ingericht door de boekhandel Mensing en Visser te Den Haag. Volgens het verslag in Het Vaderland van 27 Januari 1934 besloot W.A. Kramers zijn rede aldus: ‘Voor alles moet ik er bij u op aandringen desnoods met
| |
| |
het vooruitzicht van een concentratiekamp op Urk, u te verzetten tegen iedere schending van onze geestesvrijheid, de basis van de ontwikkeling van het logisch denken, het onmisbare voor een gezond bloeiend geestesleven.’
‘In Febr. zul je mijn eerste aanval’ = Het panopticum-stuk Renaissance van het fatsoen, MtB., V.W. 3, p. 550.
| |
526
Stanislawsky = Konstantin Stanislawsky (1863-1938), Russisch toneelspeler en regisseur.
Harten en Brood = Roman van Albert Kuyle.
| |
528
Nash = Populair Engels tijdschrift.
Wu Wei = Novelle van Henri Borel.
Toepoel = P.M.C. Toepoel, kynoloog en boksleraar.
| |
529
‘Zijn bloedsbroeder Antoon Coolen’ = Slaat op het artikel van Theun de Vries in D.G.W. van Januari 1934.
‘het coquetteren van Anthonie met Hitler in De Gids’ = In De Gids, jrg. 1934, p. 77, wees Anthonie Donker Der Hass van Heinrich Mann af als een bijdrage tot vermeerdering van de haat in Europa. Na verklaard te hebben geen bewonderaar van Hitler te zijn, schreef Donker dat ‘de feiten en indrukken (hem) er overtuigend op wijzen, dat de nationaal-socialistische beweging een evolutie doormaakt, die het rechtvaardigt dat men haar ondanks haar verleden en begane fouten, de kans geeft en dat men haar niet meer bestrijden kan, zonder zich dan ook consequent anti-Duits te noemen.’
‘een kroniek over “l'esprit francais”’ = MtB., V.W. 5, p. 85.
‘jullie stuk over “le cas Oswald”’ = In Het Vaderland van 1 Februari 1934 verscheen: Een nieuwe ster aan de cabarethemel - Le cas Oswald, n.a.v. de chansonnière Marianne Oswald.
| |
530
Strand Magazine = Populair Engels tijdschrift.
| |
531
‘Lees ook in de laatste N.R.F. het stuk van Trotsky over het Nationaal-Socialisme en de rassentheorie van Gobineau.’ = In zijn essay Qu'est-ce que le National-Socialisme? schreef L. Trotsky o.m.: ‘Pour élever la nation audessus de l'histoire, on lui donne l'appui de la race. L'histoire est jugée comme émanation de la race. Les qualités de la race sont construites indépendammant des conditions sociales variables. En rejetant la conception économique comme inférieure, le national-socialisme descend d'un étage au-dessous: du matérialisme économique, il fait appel au matérialisme zoologique. La théorie de la race, comme créée spécialement pour un autodidacte prétentieux qui chercherait une clef universelle à tous les mystères de la vie, apparaît surtout lamentable à la
| |
| |
lumière de l'histoire des idées. Pour créer la religion du sang germanique pur, Hitler a dû emprunter de seconde main les idées du racisme à un français, diplomate et écrivain dilettante, le comte de Gobineau. Pour la méthodologie politique, Hitler la trouvait toute prête chez les Italiens, Mussolini ayant largement utilisé la théorie de la lutte des classes de Marx. Le marxisme lui-même était le fruit de l'union de la philosophie allemande, de l'histoire française et de l'économie anglaise. En remontant la généalogie des idées, fût-ce des plus réactionnaires et des plus stupides, on ne trouve pas trace de racisme.’
| |
533
Deux Magots = Café aan de Boulevard St. Germain, hoek Place St. Germain-des-Prés.
Vaillant-Couturier = Paul Vaillant-Couturier (1892-1937), Kamerlid en romancier, was hoofdredacteur van het communistische dagblad L'Humanité van 1926-1937.
Maurits Uyldert = Maurits Uyldert (1881-1966), was literair kritikus van het Algemeen Handelsblad.
| |
534
‘Ik heb eergisteren Duhamel geïnterviewd’ = In Het Vaderland van 8 Februari 1934 noteerde Ter Braak over de Franse romancier Georges Duhamel (*1884) o.m. het volgende: ‘Zoals wij Duhamel in een gezellig Hollands milieu zien zitten, zou hij zonder enig bezwaar van Hamel kunnen heten. Hij heeft iets gemoedelijks, iets vertrouwelijks over zich, dat de Hollander zeer goed ligt... Niets spreekt in Duhamels trekken van onverzoenlijkheid, en zelfs in zijn betuigingen van afkeer (jegens de wolkenkrabbers en de machines) straalt een onveranderlijke welwillendheid door. Men heeft zoo van die menschen, ook onder de schrijvers; zij kunnen nog zo scherp en fel trachten te zijn, het lukt hun niet, omdat zij in hun die scherpe en felle tegenstellingen niet hebben... Hij is zo enthousiast voor Nederland, dat de Nederlander, die naar hem luistert, zich voortdurend geroepen voelt daartegen te protesteren en de minder goede zijden van zijn volk naar voren te brengen. Want zo zijn wij; huldebetuigingen maken ons zenuwachtig en verlegen.’
| |
535
Oustric = Financier wiens oplichterijen in 1930 aan het licht traden en de aandacht trokken, vooral toen bleek dat de Bank van Frankrijk hem leningen had verstrekt van meer dan honderd miljoen francs.
‘Bep leest Coster over jou’ = In De Stem, jrg. '34, p. 188, schreef Coster over Nietzsche contra Freud (uit P.Z. Partij) dat in Groot Nederland van Januari 1934 was verschenen. ‘Staat het er werkelijk?’, schreef Coster o.m., ‘Zijn we dan gek geworden in ons goede Holland? Neen, het staat er, er is geen enkel voorbehoud omheen, “de liefde, de godsdienst, de poëzie, de droom”, is “een Victoriaans mythencomplex”, elders heten zij “de Victoriaanse d.i. kleinburgerlijke taboe's”. Het is nauwelijks nodig
| |
| |
tegen deze krankzinnige denigratie nog iets te zeggen... Och! het is eenvoudig maar een soort van delirium tremens van verwaandheid, of liever van zelfbewustzijn. Door al dat vernietigen van menselijke waarden is de heer Menno ter Braak in zulk een opgewonden beeftoestand geraakt, dat letterlijk alles van zijn plaats bibbert... Maar... wij schrikken voorlopig nog niet heus!! Wij schudden alleen van het lachen en zeggen: die ridicule neuzelaar.’
| |
536
‘op de stakingsdag’ = 12 Februari 1934.
Tsjen = Personage uit La Condition Humaine.
| |
537
‘Heinz Liepmann is hier gevangen genomen’ = Het Vaderland van 13 Februari 1934 meldde dat op last van de officier van justitie, mr. Van Thiel, op 12 Februari te Amsterdam was gearresteerd Heinz Liepmann, die na zijn ontvluchting in een Duits concentratiekamp in ons land vertoefde. In Liepmann's, bij Van Kampen te Amsterdam uitgegeven roman Das Vaterland kwam de volgende passage voor, waarbij de voor de arrestatie van de auteur verantwoordelijke zin is gecursiveerd: ‘Sondern Hindenburg ist der Mann, der als die national-socialisten bereits zwei Millionen Stimmen verloren hatten, H. am 30. Januar 1933 zum Kanzler machte, weil der Untersuchungsausschuss des Reichstages festgestellt hatte, dass Hindenburg's Gut Neudeck, im Rahmen der Osthilfe Gelder bekommen habe. Dann wurde H. Reichskanzler, und der Untersuchungsausschuss verschwand.’
In zijn commentaar in Het Vaderland schreef Ter Braak de gehele procedure uiterst bedenkelijk te vinden, allereerst op grond van de ‘aantasting van het asylrecht voor de vrije mening, waarop ons land sedert eeuwen, en terecht, zo trots is geweest.’ Verder wees Ter Braak er op dat Liepmann niets anders deed dan de discussie tussen twee romanfiguren weergeven, zodat ook formeel op deze plaats de auteur niets kon worden ten laste gelegd.
Het Vaderland van 14 Februari berichtte dat de gehele oplage van de roman van Liepmann bij Van Kampen in beslag was genomen. Het blad publiceerde een gesprek met Liepmann's verdediger, mr. François Pauwels te Amsterdam. Van ir. P.M. Montijn was er een ingezonden brief, waarin protest werd aangetekend tegen Ter Braak's goedpraten van een belediging ‘een hoogstaand en algemeen hooggeacht man en Staatshoofd’ aangedaan. Ter Braak antwoordde dat zijn bezwaar ‘niet zozeer betrof de vervolging van Heinz L. als wel de wijze, waarop men deze vervolging heeft geënscèneerd.’ Men had L. in hechtenis genomen en hem gedurende uren in het onzekere gelaten over de reden van zijn aanhouding, terwijl hij onder medische behandeling stond voor een in het concentratiekamp stukgeslagen nier! Ook releveerde Ter Braak het in beslag nemen van de oplage van Das Vaterland: ‘dat is een symptoom,
| |
| |
waarvoor onze qualificatie “uiterst bedenkelijk” eigenlijk uiterst zwak is!’ In Het Vaderland van 15 Februari stond een brief van Liepmann aan zijn verdediger afgedrukt, waarin hij klaagde over zijn behandeling door de Amsterdamse politie: gedurende twee dagen had hij slechts brood te eten gekregen, en hij sliep onder vuile dekens in een hangmat. Een ander bericht vermeldde dat de officier van justitie ontkende dat de Duitse regering in deze kwestie druk had uitgeoefend.
In Het Vaderland van 16 Februari 1934 noemde mr. W.A. Telders Ter Braak's protesten tegen de justitie een ‘zeer bedenkelijk precedent.’ Ter Braak vond in de brief van mr. Telders geen aanleiding om zijn standpunt nog eens te bepalen. Vooruit meldde dat verzoeken om Liepmann i.v.m. zijn nieraandoening in een ziekenhuis op te nemen, niet hadden mogen baten. Op 21 Februari 1934 veroordeelde de politierechter te Amsterdam Heinz Liepmann tot een maand gevangenisstraf met aftrek van voorarrest. Ter rechtzitting had Liepmann verklaard niet de bedoeling te hebben gehad Hindenburg te beledigen: de gewraakte passage wilde hij schrappen. De officier van justitie, mr. de Blécourt, vond dat verdachte een ‘uiterst onbetrouwbare indruk’ had gemaakt. Zelf had mr. de Blécourt op het bed van Liepmann gelegen en ‘ik lag er als een vorst.’ Von Hindenburg, aldus mr. de Blécourt, ‘is een man van onbesproken gedrag, algemeen geëerd en gezien. In de oorlog heeft hij zijn jongens in de voorste linies toegesproken.’ Mr. de Blécourt had een gevangenisstraf van twee maanden geëist.
Het Vaderland van 22 Februari 1934 signaleerde een hoofdartikel in de Manchester Guardian waarin, n.a.v. de zaak-Liepmann, de conclusie werd getrokken dat Duitsland blijkbaar in staat was de Nederlandse regering onder sterke druk te zetten.
| |
540
‘Neef Huizinga’ = Van moederszijde - Geertruida Alida ter Braak-Huizinga - was Menno ter Braak familie van J.H. Huizinga.
‘Helman schrijft deze week in De Groene’ = Albert Helman besprak Dr. Dumay Verliest in De Groene Amsterdammer van 17 Februari 1934. ‘Wat kan Ter Braak’, vroeg Helman zich af, ‘die als het op critische zin aankomt toch ook niet de eerste de beste is, er toe bewogen hebben zich aan zoveel nietszeggende platvloersheid te vergrijpen? Wat anders dan dat hij zozeer in de reactie gevangen zit en met een zo tot het ongerijmde doorgevoerd egocentrisme behept is, dat hij opeens geen enkele verhouding meer ziet, geen enkel ideaal meer kent, geen enkel puntvan-vergelijking met anderen?
Of zou er bij hem inderdaad een volstrekte afwezigheid van ieder beeldend vermogen, van iedere plastische inventie zijn? Kortom, een volslagen gebrek aan scheppende artisticiteit?’
| |
| |
| |
541
Jean Delmas = Frans publicist. De historicus is momenteel verbonden aan het Institut d'études politiques te Lyon. Hij werkte o.a. mee aan Le monde contemporain, 1945-1963, onder redactie van Marcel Pacaut en Paul Bouju (collection U, A. Colin, Paris 1964).
Ligue des Droits de l'Homme = De Ligue des Droits de l'Homme werd opgericht in 1898, de tijd van de affaire-Dreyfus, met de bedoeling de beginselen van de Franse revolutie te verdedigen, er van uitgaand dat willekeur en intolerantie belemmeringen zijn op de weg naar beschaving en vooruitgang. De vrijmetselaars vormden spoedig de meerderheid in deze liga.
| |
542
‘flauwe moppen als over het W.C.-tje van Stefan George’ = In Renaissance van het fatsoen, zoals het in Forum van Februari 1934 verscheen, schreef Ter Braak dat hij bij de adoratie van de Kreis voor Stefan George altijd moest denken aan dat hele kleine kamertje dat toch ook in de woning van George te vinden zou zijn. Deze passage is later door Ter Braak geschrapt toen hij het stuk opnam in het Journaal van het Tweede Gezicht.
‘Die klooi schrijft over de bendehoofdman Dimitrov’ = In zijn opstel in De Gids keerde Anthonie Donker zich tegen ‘de uitingen, die alleen op het instinct afgaan’. ‘Waardeloos’, en tot zulke uitingen rekende hij, behalve Spengler's Jahre der Entscheidung, ook Der Hass van Heinrich Mann, ‘dat het nationaal-socialisme als een waanzinnig amok van bloeddorstige en gewetenloze avonturiers voorstelt. Europa moet wel door en door ziek en getroubleerd zijn, wanneer een filosoof als Spengler een hysterische vloekpsalm tegen het marxisme schrijft, als de strijder voor de vrede Romain Rolland een telegram van bewondering zendt aan het toevallig in een onverdiende impasse geraakte Bulgaarse bendehoofd Dimitroff...’ Romain Rolland zond zijn telegram uit bewondering voor de uiterst slagvaardige wijze waarop de Bulgaarse communistenleider zich verweerde in het proces van de brand in het Rijksdaggebouw. Bij deze en soortgelijke brieven van Ter Braak en Du Perron dient men niet de consequent anti-nazistische houding te vergeten, die Anthonie Donker gedurende de tweede wereldoorlog aannam.
| |
543
‘Je stuk over Coolen’ = Ter Braak's stuk Provincialisme-Regionalisme verscheen in Het Vaderland van 18 Februari 1934. Zie MtB., V.W. 5, p. 106.
Soupault = Philippe Soupault (*1897), surrealistisch dichter, romancier en kritikus.
| |
544
‘zie dit nummer’ = In D.G.W. van Februari 1934 kwam de anti-fascistische gezindheid van de redacteur W.A. Kramers tot uitdrukking in zijn bespreking van Das Vaterland door Heinz Liepmann en in de plaatsing van De Brand - Het proces Van der Lubbe door G.T.J. de Jongh, met tekeningen van Jo Spier.
| |
| |
| |
548
‘de culclub’ = De Sociëteit voor Culturele Samenwerking te Den Haag.
| |
549
‘dat van Harten en Brood’ = Het colophon van Harten en Brood werd door Ter Braak overgeschreven in zijn brief aan Du Perron van 29 Mei 1934.
| |
551
‘de Forum-expositie’ = Zaterdag, 3 Maart 1934, werd door Menno ter Braak de Forum-tentoonstelling bij boekhandel Boucher, te Den Haag, geopend. Forum, aldus Ter Braak in zijn openingswoord (zie Het Vaderland van 4 Maart 1934), heeft gepoogd zich tegen de geestelijke uniformering te verzetten, het heeft enkele principes naar voren trachten te brengen die men deels als een reactie op bestaande verhoudingen kan beschouwen. Het criterium der persoonlijkheid als grondslag van literaire waarde was een reactie op de overschatting der poëzie in Nederland.
‘Zijn oordeel over Diderot’ = In Mémoires d'un Touriste (1838) schreef Stendhal: ‘Sans doute cet écrivain a de l'emphase, mais combien en 1850 ne paraîtra-t-il pas supérieur à la plupart des emphatiques actuels! Son emphase à lui ne vient pas de pauvreté d'idées, et du besoin de la cacher. Bien au contraire, il est embarrassé de tout ce que son coeur lui fournit. Il faut arracher six pages à Jacques le Fataliste; mais, cette épuration accomplie, quel ouvrage de notre temps est comparable à celui-là?’
‘Hij laat in zijn Nieuwe Gemeenschap... vreeselijk op jou schelden’ = In De Nieuwe Gemeenschap van Februari 1934, p. 86, schreef ‘Janus’ het opstel Pamflettisten en Querulanten, waarin Albert Kuyle wordt genoemd als degeen die in Nederland de ‘werkelijke pamflettist’ het meest benadert en waarin Uren met Dirk Coster werd gedefiniëerd als een ‘eindeloos gegraai naar zinnetjes, een gesabbel aan zinnetjes.’
[...] = Twintig woorden weggelaten.
G. van Hulzen = G. van Hulzen (1860-1940), romanschrijver.
| |
552
[...] = Eenentwintig woorden weggelaten.
Partij Remise = Roman van Jef Last.
| |
553
‘Het ondier Székely heb ik Zondag a.s. te grazen’ = Ter Braak's bespreking van De andere Wereld door M.H. Székely-Lulofs verscheen in Het Vaderland van 11 Maart 1934. MtB., V.W. 5, p. 125.
‘Vond je de Deftige Disselaars van v. Gelderen niet geslaagd?’ = Het gedicht De Deftige Disselaars van Jaap van Gelderen verscheen in Forum, jrg. 1934, p. 193.
| |
555
‘2 panopticums’ = Het versje tegen Fischer werd later door Du Perron zelf ingetrokken. De Derde Knal verscheen in Forum, jrg. 1934, p. 382.
| |
| |
‘je stukje over Mae West’ = l'm no angel - but we'll see you again, MtB., V.W. 3, p. 552.
‘je stukje over Brand(en)-en-Hindenburg’ = In Forum, jrg. 1934, p. 248. ‘Rudie wel aardig’ = Het betrof hier de verzen Scherzo en St. Nikolaasavond van R.A.J.v. Lier.
‘Het vers van Elsschot’ = W. Elsschot, Brief.
‘de mysterieuze P. het beste vers in Forum’ = Het vers Herberg in het Wond, Forum, jrg. '34, p. 252.
‘de verzen van Jaap van Gelderen’ = Forum, jrg. 1934, p. 193-195.
Ferral = Figuur uit La Condition Humaine, evenals ‘Valérie.’
| |
556
‘Zaterdag gaat hier de première van Bruckner's Die Rassen’ = In Die Rassen, schreef Ter Braak in een voorbespreking in Het Vaderland van 3 Maart 1934, ‘geeft Ferd. Bruckner in dramatische vorm reactie op het gebeuren van het vorig jaar in Duitsland.’ Het stuk behandelde de jodenvervolging in een Duitse universiteitsstad. Het werd opgevoerd door het Hofstad-Toneel, met Paul Steenbergen in de rol van een joodse jongeman.
| |
557
Intran = L'Intransigeant, zeer conservatief Parijs dagblad, waarvan de oplaag in de dertiger jaren alleen door Paris-Soir werd overtroffen.
Corniglion-Molinier = Frans vliegenier die in de vierde Republiek enige malen minister zou worden. Overleden in 1963.
| |
559
‘Het panopticum’ = Het P.S. van Du Perron's stuk De Derde Knal eindigde aldus: ‘Après tout blijft alles een kwestie van graad en de mensen die precies wisten dat Fülöp-Miller en ik de grote regisseur Meierholt verkeerdelik een a in zijn naam schoven, hebben niet geweten dat ik de beroemde akteur Gielgud te kort deed, toen ik hem - het was bij dezelfde gelegenheid - tweemaal zonder e liet staan.’
[...] = Vijftig woorden weggelaten.
| |
560
Conrad Ferdinand = Conrad Ferdinand Meyer. In Boekenschouw was beweerd dat Antoon Coolen nog maar tien novellen als De man met het Jan Klaasenspel te schrijven had om te kunnen worden genoemd naast Tsjechov, Maupassant en C.F. Meyer. Du Perron schreef daarop: ‘De eerste twee namen kende men, zodra er maar iets van “novellen” in de lucht zat, als een refrein sedert minstens een kwart-eeuw; de derde klinkt verrassend nieuw - of is het verrassend voorbij? Ik althans erken een volmaakte onwetendheid, niet alleen ten opzichte van de biografiese, maar zelfs van de etnografiese, of niet een aktueler woord: de nationale positie van deze beroemde novellist Meyer’ (Forum, jrg. 1934, p. 383, De derde knal).
[...] = Vijfentwintig woorden weggelaten.
| |
| |
| |
561
‘vanmorgen je briefkaart gekregen’ = De briefkaart is niet teruggevonden.
| |
562
‘Je stuk over Kuyle-Last’ = Ehrenburg maakt school, n.a.v. Partij Remise, door Jef Last, en Harten en Brood, door Albert Kuyle, verscheen in Het Vaderland van 25 Maart 1934. Zie MtB., V.W. 5, p. 138.
| |
563
‘Maar ik geef ze nu als vast nummer voor Mei’ = Inderdaad verscheen Du Perron's Naar aanleiding van Les Liaisons Dangereuses in het Meinummer van Forum, 1934. EdP., V.W. 2, p. 527.
‘Interview met Malraux is heel mooi’ = Het interview met André Malraux werd geschreven door mevr. E. du Perron-de Roos, zie Du Perron's brief van 24 Maart 1934.
[...] = Tweeënzestig woorden weggelaten.
‘Dirk heeft in De Stem weer iets... gekwijld over Garbo en Dietrich’ = Ter Braak moet het eerste deel hebben gelezen, op 28 Maart 1934, van Twee Vrouwen, door Dirk Coster (De Stem, jrg. 34, p. 274), een analyse van Greta Garbo en Marlene Dietrich als vrouwelijke symbolen van hun tijd: ‘Wat hebben zij beiden opvallend gemeen: Garbo en Dietrich? Dadelijk horen wij hun stemmen, zwaar, dof, buitengewoon aangrijpend soms, maar zonder een dier lichte kwinkeleringen die van oudsher van de vrouwenstem de bijna onvermijdelijke bekoring scheen. Stemmen die naar het manlijke neigen... Allereerst dus: de tijd vraagt in de vrouw een hoog percentage mannelijkheid. De vrouw als vrouw bekoort niet meer zo overweldigend, - de zij-vrouw, het onderworpen wezen met de zilveren stem, met de eindeloze bereidheid tot liefde, met de weke rondingen van een lichaam dat een peluw van vergetelheid was en droom voor het strijdensmoede hoofd van den man.’
‘Gisteren is Emma ter aarde besteld’ = Koningin Emma, overleden op 20 Maart 1934, werd 27 Maart 1934 begraven.
‘Ik zal er morgen een stuk over schrijven’ = Ter Braak's bespreking van Mijn Verhouding tot Stefan George door Albert Verwey verscheen in Het Vaderland van 29 Maart 1934 (MtB., V.W. 4, p. 270), met een foto van de Duitse dichter waarop hij, volgens Ter Braak, leek op de toneelspeelster Esther de Boer-van Rijk (vgl.: ‘Het lijkt erg veel op Esther de Boer-van Rijk!’, en ook, in het P.S. van Du Perron's brief nr. 564: ‘Je stukje over Esther was best...’)
| |
565
Briefkaart, poststempel: Bruxelles, 2.4.34.
T.V. = H.L. Timmers-Verhoeven, in 1934 directeur van de verzekeringsmaatschappij Utrecht te Brussel.
| |
566
Briefkaart, met poststempel waarvan alleen leesbaar is: Bruxelles (Nord), 3...1934.
| |
568
Joost Mendes = Joost Mendes was het pseudoniem van Em. Querido (zie noot 993). Onder die naam schreef hij De Santeljano's.
| |
| |
| |
569
L'abbé Du Laurens = Henri-Joseph Dulaurens (1719-1797). ‘Esprit brouillon, disputeur, atteint d'une véritable manie de la persécution, il entra en lutte avec ses collègues, les Jésuites, les Bénédictins de Cluny et multiplie contre ses adversaires les pamphlets truculents et cyniques. Il dut s'enfuir en Hollande et à Francfort. La Chambre ecclésiastique de Mayence le condamna pour ses attaques contre la morale et la religion.’ (Citaat ontleend aan de Dictionnaire des lettres françaises, le dix-huitième siècle, uitgegeven onder leiding van kardinaal Grente.)
| |
570
Briefkaart, poststempel: 10.IV.1934.
‘het gescheld van Janus’ = In De Nieuwe Gemeenschap van Maart 1934 schreef Kuyle Proza - een overweging vooraf, een bespiegeling waarin de jeugd werd verheerlijkt die zich zou hebben afgewend van ‘francophiele cultuurpanlikkers’, en zich zou hebben gekeerd naar de jazz-speler Cab Calloway, en waarin wordt gemijmerd over het slaan van sommige mensen, waarbij Kuyle duidelijk aan Ter Braak, Du Perron en Van Duinkerken dacht. Aan zulke lieden met hun ‘peuterig sarcasme’ en hun ‘kleine ironie’ stelde de auteur Theun de Vries ten voorbeeld in zijn D.G.W.-artikel van Januari 1934. (zie aantekening nr. 522).
‘Gabriël Smit over Soleares’ = In hetzelfde nr. van D.Nwe.Gem. besprak Gabriël Smit Soleares. Hierbij schreef hij o.m. ‘Maar wanneer die legende ook de dichter grotere en verheven proporties gaat geven, moet ik protesteren, want zo bijzonder is dit dichterschap niet. Het is zelfs bijna gèèn dichterschap en het lezen van Slauerhoff's laatste bundel Soleares heeft mij de al lang sluimerende overtuiging bijgebracht, dat dit werk onverantwoordelijk wordt overschat. Want dit boekje is, hoe opgewekt en netjes uitgegeven ook, grauw van verveling, en wanneer het dat niet is, is het volstrekt immoreel.’
| |
572
Lamberty = In de Vlaamse afdeling van Forum, jrg. 1934, p. 290, verscheen Hitler van Max Lamberty. ‘Het is duidelijk’, schreef de Vlaamse essayist, ‘De verarmde middenstanden hebben zich niet over hun ellende getroost met om het even welk begoochelend leugenachtig betoog. Zij hebben naar Hitler geluisterd omdat hetgeen hij zei precies het tegenovergestelde van dwaling en leugen scheen te zijn: alles, vanaf zijn beschuldigingsakte tegen het buitenland, dat het Verdrag van Versailles opgelegd had, en tegen de binnenlandse demokratie en haar grondwet van Weimar, tot aan de verheerlijking van het Germaanse Ras en het antisemitisme, was voor hen een goed sluitende, geestelijke constructie. Hitler zegevierde op het ogenblik dat de massa volstrekt aan alles was gaan twijfelen en veel meer een nieuw geloof, een nieuwe levensleiding, dan brood nodig had. Hij heeft het Duitse volk materieel niet rijker gemaakt, maar hij heeft de geest van het Duitse volk bevredigd.’
| |
| |
| |
573
Deze regels zijn geschreven op een gekleurde prentbriefkaart, voorstellend Louise Grandjean. Inderdaad is nog te zien dat de lange haren van deze toneelspeelster of zangeres met potlood zijn ‘bijgewerkt’. De briefkaart draagt het poststempel: 12.4.34.
| |
574
‘Coster gaat deze maand in De Stem ook weer tegen jou en mij te keer’ = In De Stem, jrg. 1934, p. 395, besprak Dirk Coster Albert Kuyle's roman Harten en Brood, waarbij hij o.m. de ‘enorme voorsprong aan reëele geestigheid’ constateerde die Kuyle op Du Perron zou hebben en waarin hij ook, in het voorbijgaan, schreef over de ‘zielige zelfbekentenissen van Ter Braak’.
‘Godfried Benn en Ewers’ = Benn en Ewers kozen in 1933 de zijde van de nationaal-socialisten. Ewers en Hitler spraken de herdenkingsredes uit bij de Horst Wessel-herdenking in 1933 en in Mei van hetzelfde jaar vroeg Klaus Mann Benn om rekenschap met betrekking tot zijn overgang tot de nationaal-socialistische beweging. Benn antwoordde met een open brief aan Klaus Mann die voor de radio werd voorgelezen, en waarin hij zijn keuze bevestigde. In het eerste nummer van Die Sammlung reageerde Klaus Mann fel op Benn's open brief.
‘Die Sammlung is vanmorgen... verschenen’ = Ter Braak besprak het aan Nederland gewijde nummer van Die Sammlung in Het Vaderland van 13 April 1934. ‘De aflevering’, schreef Ter Braak, ‘opent met een bijdrage van ondergetekende over het thema Geist und Freiheit. Daarna behandelt E. du Perron in een zeer subjectief, maar tevens zeer boeiend geschreven opstel, dat in hoge mate amuseert, de Nederlandse literatuur, waarbij hij uitgaat van de figuur Multatuli, die hij met Nietzsche vergelijkt, om tot de conclusie te komen dat de Nederlander naast de Duitser een eigen waarde vertegenwoordigt. Karakteristiek voor du Perron's literatuurbeschouwing is, dat tegenover Multatuli en Couperus de eigenlijke Beweging van Tachtig op het tweede plan wordt gebracht.’ Verder bevatte het nummer van Die Sammlung proza van A. den Doolaard, een stuk over de moderne Nederlandse muziek van C. van Wessem, over het toneel van Henrik Scholte, reisnotities van H. Marsman, en poëzie (‘een caricatuur’, volgens Ter Braak) van Jan H. de Groot, Halbo Kool en Sj. Broersma.
| |
575
‘agitpropper’ = Communistisch agitator en propagandist.
Dolfuss = Engelbert Dollfuss (*1892), kanselier van Oostenrijk die tegen de nazis steun zocht bij Mussolini, zou in de zomer van 1934 door nationaal-socialisten worden vermoord.
Torgler = Ernst Torgler (1893-1962), was communistisch fractievoorzitter in de Duitse Rijksdag. In het Rijksdagbrandproces was hij de derde hoofdbeklaagde naast Van der Lubbe en Dimitroff. In tegenstelling tot de strijdvaardige Bulgaar, was hij tijdens het proces weinig actief. De
| |
| |
aanklager eiste de doodstraf tegen Torgler, maar hij werd vrijgesproken. Toch bleef hij nog tot november 1936 in hechtenis.
Bertus Meyer = Bertus Meyer, auteur uit de groep van Links Richten.
| |
578
‘Het uitleveren van die 4 communisten door de burgemeester van Laren’ = De politieautoriteiten van Laren leverden 25 Februari 1934 vier Duitse politieke vluchtelingen, deelnemers aan een revolutionair-socialistisch jeugdcongres, aan de Duitse politie over.
In het buitenland, in Engeland, en vooral in Denemarken werd geprotesteerd tegen deze ‘krenking van het asylrecht.’ 150 Deense geleerden, kunstenaars, leerkrachten en journalisten wendden zich tot de Nederlandse regering: het was bekend dat de vier Duitsers in het bezit van legitimatiepapieren waren, terwijl eèn van hen, Franz Bobzien, in het bezit was van een Deense verblijfsvergunning, zodat er in het geheel geen juridische reden was om hem uit te leveren.
| |
580
‘De heer Trotski’ = Leo Trotski (1879-1940), woonde van November 1933 tot April 1934 in ballingschap te Barbizon, toen hij van de procureur-generaal te Melun aanzegging kreeg zijn dorp te verlaten.
| |
582
Serena = Du Perron's vertaling van het werk van Walter Savage Landor, naar de bewerking van Valery Larbaud, zou in 1935 in de serie Kaleidoscoop van A.A.M. Stols verschijnen.
‘Van Defresne’ = A. Defresne protesteerde tegen het stuk van Du Perron over Nederlandse literatuur in Die Sammlung, omdat Werumeus Buning en Van Vriesland er niet in werden genoemd (Die Sammlung, 1e jrg. p. 508). Du Perron's antwoord werd er onder afgedrukt: ‘Das Artikelchen des Herrn Defresne ist für die Mentalität einer gewissen Sorte Amsterdamer Künstler so enthüllend, dass Sie wirklich Unrecht hätten, es Ihren Lesern vorzuenthalten. Für das warme Interesse, mit dem dieser Herr Ihre Holland-Nummer gelesen hat, freut es mich vor allem, dass er selber darin genannt ist; Sie finden ihn auf Seite 425 in dem Theater-Artikel von Henrik Scholte als “einem mittelmässigen Autor, der sich zu einem erstklassigen Regisseur entwickelte”. Das ist so eine von den Karrieren, die jemanden davon abhalten kann, genauer zu lesen.’ Du Perron merkte vervolgens op dat hij deze dichters niet had genoemd omdat hij het voornamelijk over zijn eigen generatie had gehad; alleen A. Roland Holst had hij, als de belangrijkste dichter van de voorgaande generatie, genoemd, maar ook niet b.v. Bloem, Van Nijlen en Gossaert die anders minstens zo veel recht hadden gehad als Van Vriesland en Werumeus Buning om niet over het hoofd te worden gezien.
| |
583
‘ik heb het Zondag in het Vad. besproken’ = Het schrijven als bezwering, n.a.v. Koningssage, door Theun de Vries, en Zeven Fantomen, door Ben
| |
| |
van Eijsselsteijn, verscheen in Het Vaderland van Zondag, 22 April 1934. Zie MtB., V.W. 5, p. 157.
| |
584
‘De opdracht’ = Politicus zonder partij werd opgedragen ‘aan E. du Perron en Elisabeth du Perron-de Roos.’
| |
585
Loenatsjarsky = Aan de nagedachtenis van Anatole Wasiljewitsj Loenatsjarski (1875-1933) wijdde Jef Last een artikel in D.G.W. van April 1934. Hij wees er daarbij op dat Locnatsjarski, ondanks zijn werkzaamheden als volkscommissaris voor kunst en onderwijs - waartoe hij al spoedig na de Oktober-revolutie werd benoemd - toch een omvangrijk, door Gorki bewonderd en uit 36 delen bestaand literair oeuvre had nagelaten.
| |
586
Deze regels zijn geschreven op een prentbriefkaart van het café-terras van Astoria, Vijzelstraat 22-26, Amsterdam. Poststempel: Paris-XVI, 15.30-25-IV-1934.
| |
587
de kleuren zijn die van Mussert = De kleuren van de Nederlandse nazis waren rood-zwart.
Rost = Nico Rost (*1896).
| |
588
‘Hierbij een vreemd document’ = Het ‘document’ is niet aangetroffen in de papieren van Ter Braak.
| |
592
‘Misschien moet je het in tweeën splitsen’ = Museum voor Stendhal geopend in zijn geboorteplaats Grenoble I en II verschenen in Het Vaderland van 12 en 15 Mei 1934. EdP., V.W. 6, p. 131.
Claix = Pont-de-Claix, dorpje even ten zuiden van Grenoble, aan de rivier de Drac.
Deze regels zijn geschreven op een prentbriefkaart met het poststempel: Grenoble-Gare, 9 V 34, 11.30. De prentbriefkaart laat het ruiterstandbeeld van Napoleon bij Laffrey zien. Het was hier dat Napoleon, terugkerend uit Elba, op 7 Maart 1815 de weg naar Grenoble afgesloten zag door een bataljon onder de commandant Delessart. Nadat geheime onderhandelingen waren mislukt, en beseffend dat zijn eigen strijdmacht ontoereikend was om het bataljon van Delessart uit zijn stellingen te verdrijven, trad Napoleon naar voren en sprak de woorden die ook staan afgedrukt op de prentbriefkaart aan Ter Braak: ‘Soldats, je suis votre Empereur! S'il en est un parmi vous qui veuille tuer son général, me voilà!’
| |
593
‘je korte repliek tegen Engelman’ = In De Gemeenschap had Jan Engelman Ter Braak aangevallen omdat hij, in een lezing te Utrecht, zich
| |
| |
had laten ontvallen dat wij om tactische redenen de schoonheid tijdelijk achteraf hebben gehouden. ‘Toen ik het de volgende morgen,’ schreef Ter Braak in zijn repliek in Forum, jrg. 1934, p. 444, ‘in een krantenverslag zo en niet anders zag staan, prikte mij het angstzweet; en zowaar, Jan Engelman slaat toe! Hij redeneert zelfs door en het woord “tactiek” richt vreselijke schade aan. Ziedaar de gevolgen van een onberaden aphorisme!...
Vergun mij daarom, o Engelman, dat ik op deze plaats ronduit boete doe voor een uitdrukking, die (ik weet het) in de mond van personen uit ons kamp terecht als een onvergeeflijke zonde tegen de heilige geest wordt beschouwd en ga voort zonder tactiek te bewandelen de paden dergenen, aan wie alle tactiek van de aanvang onzer jaartelling steeds vreemd is geweest. Zo zij het!’
| |
595
U.D. = Utrechts Dagblad.
‘De Karthuizer Kruisen’ = Mevr. E. du Perron-de Roos had Ter Braak een prentbriefkaart gestuurd van het kerkhof van het klooster van de Grande Chartreuse bij Grenoble.
| |
597
‘Dit is de verleider volgens Drieu la Rochelle’ = De ansichtkaart, waarop deze regels werden geschreven, toonde een reproductie van het schilderij Gille, uit het Louvre, van Watteau (1684-1721). De verleidersfiguur in Drieu la Rochelle's L'Homme couvert de femmes en Drôle de Voyage heette Gille. De briefkaart is afgestempeld: 23.V.34.
| |
598
Deze regels werden geschreven op een prentbriefkaart, afgestempeld: Paris, XVI-Rue Singer. 25 V 1934. 15. De briefkaart toonde een foto van Georges Duhamel, Ecrivain.
| |
599
‘jullie weer zo uitvoerig te spreken’ = Uit Ter Braak's notitieboekje - 1934 zou kunnen worden afgeleid dat hij op 19 Mei 1934 naar Parijs reisde en op 21 Mei terugkeerde.
‘mijn verleidersbrief’ = Zie de aantekening bij brief nr. 602.
Oberammergau = Dorp in Beieren, bekend om zijn passiespelen.
‘jullie brief over Rubinstein’ = In Het Vaderland van 25 Mei 1934 verscheen een bespreking van de première te Parijs van Ida Rubinstein's ballet bij Persephone van André Gide, met muziek van Igor Strawinsky.
‘Lees in hetzelfde nummer’ = In Vooruit van 16 Februari 1934 beschuldigde A.M. de Jong Jef Last van plagiaat, bedreven in zijn roman Partij Remise ten nadele van J.F. van Nugteren. Op 19 Februari publiceerde A.M. de Jong in Vooruit zijn ‘bewijzen’: twee fragmenten. Op grond hiervan kwam Ter Braak in Het Vaderland van 20 Februari 1934 tot de conclusie dat Last van Nugteren geraadpleegd moest hebben, ‘maar verder gaat de analyse ook al niet.’ In Vooruit van dezelfde datum gaf Last
| |
| |
opgave van de bron, waaraan hij de ‘gestolen’ passage had ontleend en merkte op dat van Nugteren het ms. van Partij Remise enige tijd in bezit had gehad, zodat deze wel Last kon hebben overgeschreven. In Het Vaderland van 21 Februari gaf Ter Braak aan A.M. de Jong het advies: voortaan ‘eerst de feiten en dan de moraal.’ Het Vaderland van 25 Mei 1934 meldde dat een ereraad, bestaande uit C. Veth, Johan Luger en V.E. van Vriesland, uitspraak had gedaan inzake het geschil tussen Jef Last en A.M. de Jong. Het blad publiceerde een korte verklaring van Jef Last, waarin hij o.m. verklaarde nooit door de ereraad te zijn gehoord. Ter Braak gaf daarop het volgende commentaar (ongesigneerd): ‘Hoewel wij ons uiteraard in het geschil tussen de heren Last en De Jong niet willen mengen, menen wij deze commentaar van de heer Last te moeten publiceren, aangezien ook ons de uitspraak van de ereraad ten zeerste verbaasd heeft; het Algemeen Handelsblad noemde de uitspraak “vaag”, maar deze term lijkt ons te zacht. Terwijl er van De Jongs beschuldigingen ongeveer niets is overgebleven, terwijl deze auteur zich desondanks eerst niet ontzag zijn tegenpartij van “letterdieverij”, van het “gappen” van “talloze passages” te betichten, om van andere qualificaties nog maar te zwijgen, heeft de ereraad geen termen gevonden, de heer De Jong daarop te wijzen! Het wil ons voorkomen, dat de ereraad daardoor getoond heeft niet voldoende in te zien, welk belang er met deze uitspraak was gemoeid: n.l. niet meer of minder dan de zuiverheid van ons publieke literaire leven.’
Müller Lehning = Arthur Lehning (* 1899), politiek en literair publicist, schrijver van o.m. De Vriend van mijn jeugd, herinneringen aan H. Marsman (1954), verzorgt thans de uitgave van de geschriften van de anarchist Michael Bakoenin (1814-1876).
‘Stuk uit Propria Cures’ = In Propria Cures van 19 Mei 1934 verscheen een bespreking van Politicus zonder Partij door M.H.T.
| |
600
James Cagney = Amerikaans filmspeler, zie EdP., V.W. 2, p. 737.
‘de 2 Jannen’ = Jan Greshoff en Jan van Nijlen, redacteuren van Groot-Nederland, in welk blad (jrg. 1934, p. 363) een stuk was opgenomen over Du Perron van Max Kijzer. ‘Het misverstand’, verklaarde Kijzer o.m., ‘tussen Du Perron en Coster is er in aanleg een van het Franse tegenover het Germaanse’. ‘Reeds voordat ik deze cahiers las’, schreef Kijzer ook nog, ‘had ik al van een en ander wat Du Perron schreef notitie genomen. Hieruit was mij zijn honend oordeel omtrent Querido's oeuvre bekend. Deze mening zal ik hem bestrijden tot ik geen adem meer heb’. Ook tot hij ademloos zou zijn, beloofde Kijzer Du Perron te zullen bestrijden dat Maurits Uyldert van het Algemeen Handelsblad de meest verstopte kritikus van Nederland zou zijn.
Dekker = Maurits Dekker (1896-1962), romancier.
| |
| |
| |
601
Deze regels zijn geschreven op een briefkaart die was afgestempeld: 28 Mai 34.1h.30. 28 Mei 1934 viel echter op een Maandag.
‘D.G.W. met het art. van Theun’ = Du Perron bedoelde het Januari-nr. van D.G.W.
‘het nr. sturen van De Nwe Gemeenschap’ = Waarschijnlijk heeft Du Perron bedoeld het Maart-nummer van het katholieke tijdschrift onder redactie van Jan Derks, A. den Doolaard, Henk Kuitenbrouwer, Albert Kuyle, Ad. Sassen en Gabriël Smit. In dat nummer verscheen namelijk een stuk van Kuyle, waarin hij o.m. schreef: ‘Ik heb me geërgerd aan ter Braak's entrefiletjes over Hitler, in wie hij voorgeeft slechts de politieagent, de veldwachter te zien. Hij is dodelijk bang, dodelijk angstig voor Hitler, en heeft een jaloerse bewondering trouwens voor een ieder die flink, krachtig, groot en machtig is. Hij heeft dit waarschijnlijk als leeraar voor zijn rector, en als wandelaar voor de verkeersagent. Hij heeft geholpen de literaire “vent” te creeëren, omdat geen sterveling er ooit aan zou denken het woord vent in de gewone betekenis tegen hem te gebruiken. Een aardigheidje waarover ik hem, als het mij eens lust, uitvoerig à faire zal nemen. Het is om dit alles, om deze angst dat de betrekkelijk goede, de betrekkelijk vastliggende klets-conjunctuur in Nederland in stand gehouden moet worden, omdat, kwam er eèn werkelijk probleem aan de orde dat door kerels moest worden opgelost, niemand meer naar deze laffe troep om zou zien. Het is daarom, om deze kunstmatige schijnwaarden in het leven te houden, dat de stemmen waarin een bewustzijn gaat leven van andere en betere mogelijkheden (Theun de Vries bijvoorbeeld, in zijn Gulden Winckel-artikel) moet worden stil gespot, en met niets ter zake doende opmerkingen moet worden overstemd... Maar het verzet groeit, het groeit en die zich verzetten vinden elkaar. Dan rest er nog slechts een gebeurtenis, een enkele wils-act, en de kudde van verraderlijke, vegeterende, critiserende en niets producerende letterkenners wordt voor ons uitgedreven in de zee der vergetelheid, of... redigeert tijdschriftjes in het buitenland.’
In De Nieuwe Gemeenschap van Mei 1934 verscheen een stuk van Gabriël Smit die schreef over ‘de trieste warhoofden van de Forum-groep, die in geen enkel ander tijdsgewricht au sérieux waren genomen. Waarom moet men speciaal vriendelijk zijn tegen lieden, waarvan men kan weten dat zij alles zullen doen om te beletten, dat het leven worden zal zoals het zijn moet?’
| |
602
Dank voor briefkaart = De briefkaart van Ter Braak is niet teruggevonden.
B.A. = Deze regels van Du Perron waren bestemd als onderschrift voor Cliché van den Verleider - antwoord aan E. du Perron, een stuk dat Ter Braak, n.a.v. Du Perron's brief over Les Liaisons Dangereuses, in Forum van Juni 1934 onder het pseudoniem A.P. publiceerde. ‘Wat aan zoveel
| |
| |
verleiders belachelijk is,’ schreef Ter Braak o.m., ‘is voornamelijk dit: dat zij, met al hun cynisme en verregaande eerlijkheid in erotische zaken, bestendig dupe blijven van de fraaie allures, waarmee zij hun bronstigheid vermommen. In dit dupe-zijn is de elegantste verleider cliché; sommigen geloven in de tragische, metaphysische allure (wij zijn van God verlaten, omdat wij geen aanleg hebben voor het huwelijk), anderen in de vrouw als onuitputtelijk studieobject (Anatole France), weer anderen, de meesten, doodgewoon in De Liefde (maar ik erken, dat zijn de verleiders van het jaar nul). De ernst, waarmee de verleider zich toelegt op het geloof in één van deze maskerades, verraadt hem; want eigenlijk is er maar één ding volledig aan hem te respecteren en wel: zijn vitaliteit, die hem drijft meer energie te verspillen aan de parade voor het wijfjesdier dan de gemiddelde burger. Maar juist dat kan de verleider niet toegeven, omdat hij daarmee gelijkgesteld zou zijn met de woerd en de stier, of met de doodgewone erotomaan. Immers: de verleider, die erkent, dat zijn geestelijke parade niets meer is dan de eendenparade in de lente en dus niets anders dan het spel van een bepaald temperament... is geen verleider meer, ook niet als hij verleidt. Alleen de man, die dupe is van zijn humbug en gelooft in de poësie pure van de pauwestaart als in een “hogere waarde”, verdient, dat hij vereenvoudigd wordt door een cliché van overigens allerminst onbedenkelijke aard. Ik zou dan ook nog dit aan je beschouwing willen toevoegen: men herkent de verleiders niet aan een quantum verleide vrouwen, maar aan de volharding, waarmee zij zichzelf iets wijs maken over de liefde; er zijn dus ook verleiders, die nooit iemand verleiden, omdat zij al genoeg hebben aan de illusie van de parade (de flirtation is daarvan een voorbeeld). Hoe intellectueler de middelen, waarvan de verleider
gebruik maakt, hoe ernstiger hij dupe is van zichzelf; want van de verleider, die gelooft in het overwicht van een getailleerd pak, kan men nauwelijks anders verwachten, terwijl de intellectuele middelen toch minstens zelfironie mogelijk maken tegenover de met zoveel praal en list bedreven paringspreliminairen.’
‘de opgegeven literatuur’ = Ter Braak eindigde zijn stuk met het advies aan Du Perron om De Dood van Angèle Degroux te lezen. Het Billet Retour van Du Perron werd niet gepubliceerd.
| |
603
‘over die Jap. arbeidersroman’ = In Het Vaderland van 3 Juni 1934 besprak Ter Braak de roman Straat zonder Zon van Naoshi Tokoenaga. MtB., V.W. 5, p. 197.
| |
605
Regels geschreven op een briefkaart. Poststempel: Paris XVI - 1 - VI - 1934.
| |
607
‘die “redes”’ = Van 16 tot 18 Oktober 1933 vond te Parijs, op uitnodiging van het Comité Français de Coöpération Européenne, een bijeenkomst
| |
| |
plaats, waaraan o.m. deelgenomen werd door Paul Valéry, Julien Benda, Jules Romains, Georges Duhamel, Aldous Huxley, Salvador de Madariaga, graaf Keyserling en voor Nederland prof. J. Huizinga en mr. J. Limburg. In boekvorm verscheen, als resultaat van deze bijeenkomst, L'avenir de l'esprit européen, door Ter Braak op 27 Mei 1934 in Het Vaderland besproken. Zie ook EdP., V.W. 2, p. 708.
Keyserling = Hermann, graaf Keyserling (1880-1946), filosoof en essayist.
| |
608
‘de Pfeffermühle’ = Literair, anti-fascistisch cabaret dat onder leiding stond van Erika Mann, die zelf in een interview, haar door Ter Braak afgenomen (Het Vaderland, 4 Mei 1934), haar vader Thomas Mann als de eigenlijke ‘vader’ van het cabaret aanwees. Het was ook Thomas Mann die de naam er voor bedacht. In Het Vaderland van 6 Juni 1934 publiceerde Ter Braak nog een dialoog om de Pfeffermühle met een ‘Hegeliaan.’
‘Ik hoop Klaus nog eens over zijn voorliefde voor Cocteau te kapittelen’ = Klaus Mann (1906-1949), de oudste zoon van Thomas Mann, die in Maart 1933 uit Duitsland vluchtte, heeft over zijn verblijf in Nederland geschreven in zijn autobiografie Der Wendepunkt (1952): ‘Man fremdete sich mit Holländern an; am nächsten kamen mir der literarisch-philosophische Essayist Menno ter Braak, ein passionierter und reiner Geist von durchaus originaler Prägung...’ (p. 333), en over Ter Braak's dood: ‘Ein nobler und reiner Geist, höchst gesittet; den Triumph der Barbarei ertrug er nicht...’ (p. 427).
| |
609
‘Het schijnt dat Last het heeft helpen opstellen’ = Dr. Jef Last, hiernaar gevraagd, antwoordde dat A. de Kom alleen het materiaal voor Wij slaven van Suriname verschafte, ‘en dan nog slechts ten dele,’ maar dat er ‘geen zin en geen woord van hem (De Kom) in staat.’
| |
610
‘Ik ben erg bang’ = Jan Lubbes zou verschijnen in Forum, Juli 1934, p. 586-600. EdP., V.W. 2, p. 679.
| |
612
Regels geschreven op een briefkaart. Van het poststempel is slechts leesbaar: Paris - VI - 34. Ook is nog te zien dat de datum in Juni in ieder geval vòòr de 10e moet zijn gevallen: ‘Woensdag’ nu viel op 6 Juni 1934.
| |
613
‘een panopticum’ = Zie EdP., V.W. 2, p. 736.
| |
614
‘Ingesloten een papier’ = Het papier is niet aangetroffen in de correspondentie.
| |
615
‘Het infame rotstuk van Urb. v.d. Voorde’ = Willem Kloos, door Urb. van de Voorde, verscheen in Forum, jrg. 1934, p. 486.
| |
| |
‘de boekhandelaren’ = G. Colmjon en L. Verbraeck, redacteuren van De Litteraire Gids, een uitgave van de N.V. Litteraire Boekwinkel te Den Haag. Zie verder de aantekening bij brief nr. 616.
| |
616
Afscheid van Kostersloot = Zie EdP., V.W. 2, p. 680.
‘Je stuk over Wichmann’ = Horst Wichmann, MtB., V.W. 3, p. 553.
‘De heren van de Litt. Gids’ = Politicus zonder Partij werd besproken in De Litteraire Gids van 25 Mei 1934. In de, over het geheel genomen lovende bespreking, kwam deze passage voor: ‘Met zijn jongste bundel plaatst Menno ter Braak zich naar onze mening in de rij der ontraditionele geesten, figuren als een Shaw, Mencken, Reger, Pascal, Nietzsche, Harris, Wilde (om kris en kras enige namen te noemen), die ongeacht hun verschil in grootte het zout der cultuur vormen. Het is voorlopig onze bedoeling nog niet, Ter Braak met een der genoemde auteurs op eèn lijn te plaatsen. Om op hun niveau te komen zou zijn “erste Natur” door een tweede omhulsel moeten heenbreken: de begrenzing van het eigen beperkte wereldje, zou er op het vinden van de eigen persoonlijkheid een verruiming moeten volgen. De schrijver treedt ons te vaak als privaat persoon, die in de Pomonalaan woont en een hond heeft, tegemoet dan dat we hem als figuur zonder verzet aanvaarden.’
‘over zijn boek’ = Vermoedelijk bedoelde Du Perron Klaus Mann's in 1934 te Amsterdam verschenen roman Flucht in den Norden.
| |
617
‘Ik las Forum met plezier’ = De Nederlandse afdeling van Forum, Juni 1934, bevatte een essay over D.H. Lawrence, Lorenzo en Mabel, door Giacomo Antonini; poëzie van J.C. Bloem en A. van Roosenburg; een fragment uit Meneer Visser's Hellevaart, door S. Vestdijk; Ter Braak's brief, getekend A.P., over de verleider; een fragment uit Het Leven op Aarde, door J. Slauerhoff, en twee panopticum-stukken van Ter Braak. Mr. Bloom = Figuur uit Ulysses, door James Joyce (1882-1941).
Revis = M. Revis, pseudoniem van W. Visser (*1904), romanschrijver. ‘Wir besitzen’, schreef Du Perron in zijn stuk Holländische Literatur in Die Sammlung, van April 1934, ‘unseren kleinen Ehrenburg in dem jungen Autor Revis...’ (EdP., V.W. 6, p. 654).
Pontigny = Pontigny, een gehucht 20 km. ten noordoosten van Auxerre, speelde een rol in het Europese intellectuele leven van vòòr de tweede wereldoorlog door zijn zg. Décades, gehouden in de ruïnes van de in de Middeleeuwen zo bekende Cistercensiër abdij, waar o.m. Thomas Beckett een toevluchtsoord had gevonden. Aan die bijeenkomsten werd in de dertiger jaren deelgenomen door de beroemdheden van die dagen als André Gide, T.S. Eliot en Thomas Mann.
Paul Desjardins, een Franse vrijdenker, schrijver van door Gide gewaardeerde werken over Corneille en Poussin, kocht de abdij in 1906, en behoedde die voor verval. Vanaf 1910 werden er de Décades gehouden,
| |
| |
‘dont la visée principale est la venue au contact des personnes qui, chacune en son pays, chacune en sa fonction, coopérant à distance et souvent sans le savoir, peuvent trouver avantage à se connaître, à s'interroger, à s'informer mutuellement.’
| |
618
‘Deze reactie’ = Het volgende werd door Dirk Coster met instemming geciteerd (De Stem, jrg. 1934, p. 622) uit een bespreking door Anton van Duinkerken van P.z.P. in De Tijd: ‘De P.z.P. van dit boek is eenvoudig een dominee zonder God, die eerlijk meent, dat de beroepsdistinctieven zouden verdwenen zijn, nu hij het beroep eraan gegeven heeft, maar die geen ei kan eten of men ziet de dominee daarbij nadenken over het vraagstuk van de kip!... Ter Braak voelt maar niet, dat hij belachelijk is van onbelangrijkheid, en de indruk wekt van iemand, die met uiterst magere gegevens uiterst dik staat te doen. Zijn ganse betoog steunt op een paar onnozelheden en loopt uit op totaal niets. Het was overbodig, en het was niet eens een prettige overbodigheid. Het domste lyrische gedichtje van een geboren sentimentalist is zuiverder doorhuiverd van werkelijkheidszin dan het nare staketsel dat Ter Braak met zijn onversierde hersenlijnen gespannen heeft tussen wat prikkelige paaltjes. Zijn flauwiteiten ten koste van de theologie, zijn kinderachtig tweedehandse minachting van het christendom, zijn aandriftloos verguizen van dingen, waaraan hij nog lang niet toe is, zijn voorgewende brutaliteit en zijn naïeve aanstellerij van man-die-het-wel-zeggen-durft, verarmen zijn toch reeds geheel bloedloze stijl tot een zemelachtige, daar is geen ander woord voor.’
| |
619
Ons Deel van Europa = Zie EdP., V.W. 2, p. 706.
| |
620
‘Het is allemachtig aardig’ = Op 14 Juni 1934 versloeg Max Baer (1909-1959), in een gevecht om de wereldtitel te New-York, Primo Carnera door k.o. in de elfde ronde, na hem twaalf maal neer te hebben gekregen. Deze nederlaag maakte een einde aan de snelle carrière van de Italiaanse reus; geruchten wilden dat al zijn voorgaande overwinningen het resultaat van ‘afspraken’ zouden zijn geweest. Du Perron schreef over deze afspraken in Forum jrg. 1934, Het zalige lachen, p. 635.
| |
621
De data van de brieven nrs. 621 en 622 zijn moeilijk vast te stellen. Als Ter Braak's brief inderdaad op 17 Juni was geschreven, zou Du Perron die niet op Zondag (17 Juni) kunnen hebben beantwoord. Als Du Perron zich niet vergist heeft in de Zondag, dan kan Ter Braak zijn brief hebben geschreven op 16 Juni - de posterijen werkten toen vaak sneller dan tegenwoordig en de Franse posterijen in ieder geval, bestelden ook op Zondag.
‘Anthonie over P.z.P.’ = Anthonie Donker schreef over Politicus zonder
| |
| |
Partij in de NRC van 14 Juni 1934. Boven het knipsel dat Ter Braak aan Du Perron stuurde staat in zijn handschrift in potlood: ‘Jan Lubbes als de luchtige scepticus’. Donker begon zijn stuk aldus: ‘Menno ter Braak is de man die zich niets wijs laat maken. Dat heeft het voordeel, dat hij in tegenstelling tot de meeste mensen geen enkele voorbarige concessie doet. En het nadeel, dat het een sport wordt, een manie, alles aan te tasten en te ondermijnen. Men kan zeggen: dat geeft niet, de beste en sterkste dingen laten zich niet ondermijnen en houden toch wel stand. Maar de schrijver en een zeker voor iedere opzienbarende manier van doen dadelijk gewonnen publiek geloven zelf liefst, dat er een grootscheepse opruiming is gehouden, terwijl er op de keper beschouwd niets anders is geschied, dan dat er een groot aantal kinderen met het onbruikbaar geworden badwater, dat hij heeft “ausgebadet”, zijn weggegooid.’ van Crevel = Dr. M. van Crevel (*1890), musicoloog, met wie ter Braak kennis maakte in Mei 1934, n.a.v. Politicus zonder Partij. Op 30 Mei van dat jaar schonk Ter Braak Van Crevel een ex. van zijn essay (dat van Crevel in de trein had laten liggen, nadat hij het met bewondeing had gelezen), met de opdracht: ‘Zur Psychopathologie des Alltagslebens, en met de aangenaamste herinneringen aan eenige niet-“verbale” ontmoetingen.’ Sindsdien ontmoetten beide mannen elkaar geregeld op Woensdagmiddagen, vgl. de opdracht van Het Tweede Gezicht: ‘Aan M. van Crevel op Woensdagmiddag’. Zie ook Journaal 1939 en Ter Braak's bespreking van Adrianus Petit Coclico, door M. van Crevel, MtB., V.W. 7, p. 557.
| |
622
‘de Mij van L.-heibel’ = De Van der Hooft-prijs 1934 was toegekend aan Jan Engelman (voor Tuin van Eros) en A. den Doolaard (voor De Herberg met het Hoefijzer). Tijdens de jaarvergadering van de Mij. van Letterkunde, na voorlezing van het jury-rapport, weigerde Den Doolaard de helft van de prijs te aanvaarden, omdat hij zich geen koning kon voorstellen met een halve kroon en een halve hermelijnen mantel.
‘de Malissoren’ = In De Herberg met het Hoefijzer van A. den Doolaard (*1901) zijn de Malissoren een bergstam uit Albanë.
| |
624
[...] = Vijfentwintig woorden weggelaten.
| |
629
‘Romain Rolland over Malivada von Maysenbug’ = De schrijfster Malvida von Meysenbug (1816-1903), bevriend met Mazzini, Wagner en Nietzsche, oefende grote invloed uit op de jonge Romain Rolland (1866-1944). Zie over Rolland ook MtB., V.W. 4, p. 170, en EdP., V.W. 5, p. 183.
‘Piis adauge gratiam’ = ‘Vermeerder de genade voor de vromen’.
| |
| |
| |
630
‘volgens mededeling van Hein’ = Wat er waar is van het verhaal dat G.H.'s Gravesande Ter Braak deed, is moeilijk na te gaan. ‘Enkele klappen,’ schreef Den Doolaard, omdat hij zich ‘gegriefd en beledigd’ had gevoeld door het stuk dat Van Duinkerken in De Tijd had geschreven over Den Doolaard's weigering de v.d. Hoogt-prijs 1934 met Engelman te delen. Hier tegenover staat Van Duinkerken's verklaring: ‘Hij (d.D.) werd binnengelaten in een spreekkamertje naast de kunstredactie. Van dit kamertje ging de deur naar binnen open. Toen ik haar opende, zag ik, dat den Doolaard vergezeld was door Albert Kuyle. Om die reden trok ik direct de deur dicht. Inmiddels was den Doolaard opgesprongen, want hij wilde mij in aanwezigheid van Kuyle een oorvijg toedienen. Door de toevallige omstandigheid, dat de deur naar binnen openging, heeft het handgemeen niet plaats gevonden, maar er is, ik meen in De Nieuwe Gemeenschap, toch iets over geschreven, als hadde den Doolaard mij gevoelig afgestraft. Zie daar de toedracht van de zaak.’
Den Doolaard tekende nog aan dat het toen in de letteren ‘ietwat levendiger toeging dan tegenwoordig... De kritieken waren toendertijd in het algemeen uitvoeriger, scherper en persoonlijker; en het genre “lik je mij - ik lik je weer” was een zeldzaamheid. Ontsporingen bleven daarbij niet uit. Ik was nogal bevriend met Dirk Coster, die zowel geestelijk als lichamelijk zwaar leed onder de uitzonderlijk scherpe en venijnige serie essays, die E. du Perron over hem schreef. Ik heb du Perron toen ook per brief een pak slaag beloofd, franco thuis, zo hij de serie... niet staakte... In de tamme sfeer van tegenwoordig lijken een paar klappen of een pak slaag daardoor veel erger dan ze indertijd waren. Mijn ruzie met Van Duinkerken is later tot wederzijdse genoegdoening bijgelegd...’
‘Het stukje over de oude spellers’ = Slaat waarschijnlijk op het panopticumstuk, waarover Du Perron schreef in zijn brief van 27 Juni 1934. Dit stuk, De beving der oud spellers, verscheen in Forum, Juli 1934, p. 780. EdP., V.W. 2, p. 740.
‘over Onze Taaltuin’ = In Het Vaderland van 19 Juni 1934 verscheen Philologen over de spelling, waarin Ter Braak een speciaal nummer van Onze Taaltuin besprak, en waarin hij van oordeel is dan in dit stadium van het spellingsvraagstuk de filologen, die uitsluitend de taal in een reflexief stadium vertegenwoordigen, zo veel mogelijk buiten het probleem dienen te worden gehouden.
‘Rudie is “afgestudeerd”’ = Prof. dr. R.A.J. van Lier behaalde het eindexamen gymnasium in 1934.
Marchant = H.P. Marchant was minister van onderwijs in het ministerie-Colijn.
| |
634
‘die Roehm, die Heines’ = Op 30 Juni 1934, de ‘nacht van de lange niessen’, werden Ernst Röhm, chef staf van de S.A.; Edmund Heines, politiecommissaris van Breslau en berucht veemmoordenaar; de oud-pre- | |
| |
mier generaal Von Schleicher en zijn vrouw; twee van de naaste medewerkers van vice-kanselier Von Papen, Bose en Klausener, alsmede nog talloze anderen, terechtgesteld of vermoord. Een verordening van Hitler maakte op 1 Juli 1934 bekend: ‘Met ingang van 30 Juni heb ik stafchef Röhm van zijn functie ontheven en uit de partij en de S.A. gestoten... Ik verwacht vooral van de stafleider dat hij een voorbeeld zal zijn van eenvoud en discipline. Ik wens niet dat de S.A.-leider kostbare diners geeft of daaraan deelneemt.’ En in een verklaring van de rijkspersdienst van de N.S.D.A.P. heette het: ‘Sinds enige maanden werd door zekere elementen ernaar gestreefd tegenstellingen te scheppen tussen de S.A. en de nat.-soc. partij en tussen de S.A. en de staat... De chef van de S.A. - staf Röhm, die door de leider ten volle vertrouwd werd, trad niet tegen deze uitingen op, maar bevorderde ze daarentegen. Zijn bekende ongelukkige sexuele aanleg leidde tenslotte tot zo onaangename beschuldigingen dat de leider van de beweging door deze opperste S.A. leider zelf tot de moeilijkste gewetensconflicten werd gebracht.’ Verder heette het dat Röhm verbinding had gezocht met generaal Von Schleicher en met een buitenlandse mogendheid: ‘Dit gaf een onmogelijke toestand zowel bezien van het standpunt van de partij als van de staat, wat tenslotte leidde tot verscheidene geprovoceerde conflicten, en tenslotte daartoe dat de leider hedennacht om twee uur, na de bezichtiging van werkkampen in Westfalen, met een vliegtuig uit Bonn naar München vertrok, om de onmiddellijke afzetting en arrestatie van de meest verdachte leiders te bevelen. De leider begaf zich met enige begeleiders naar
Wiessee, om daar elke poging tot verzet in de kiem te onderdrukken. De ten uitvoerlegging van de arrestaties toonde in moreel opzicht zo treurige beelden, dat elk spoor van medelijden moest verdwijnen. Enige van de S.A.-leiders waren in compromitterend gezelschap. De leider gaf bevel om dit kankergezwel op de meest radicale wijze uit te snijden. De leider zal in de toekomst niet meer dulden, dat millioenen fatsoenlijke mensen door abnormale elementen op de ernstigste wijze worden onderdrukt en gecompromitteerd.’ En in het slot van verklaring werd vermeld dat Hitler ‘jarenlang Röhm in bescherming had genomen tegen de scherpste aanvallen, maar dat de laatste ontwikkeling hem dwong af te zien van elk persoonlijk medelijden. Voor alles, zo besloot de leider, zal ik elke poging - die belachelijke eerzucht van sommige naturen - om een nieuwe omwenteling te propageren, in de kiem smoren en vernietigen.’
Van het conflict met de leiding van de nazistische knokploeg die de S.A. vormde, de ‘extremistische’ vleugel van de partij, maakte Hitler echter tevens gebruik om het Duitse leger en de conservatieve groepen, die nog niet alle invloed verloren hadden, schrik aan te jagen. Vandaar het doodschieten van generaal von Schleicher en de medewerkers van Von Papen en de tijdelijke arrestatie van deze laatste.
| |
| |
Fleuret = Fernand Fleuret (1884-1945), dichter en romancier, erudiet met grote kennis van de Franse geschiedenis, waarvan hij blijk gaf in verschillende historische en libertijnse romans. Zie EdP., V.W. 6, p. 119. ‘gebalsemde lijk’ = Cléo de Mérode was een bekende danseres uit de jaren vóór de eerste wereldoorlog.
| |
636
‘mijn stuk over de eeuwige jeugd’ = De Eeuwige Jeugd, geschreven n.a.v. het optreden van De Nieuwe Gemeenschap, verscheen in Het Vaderland van 4 Juli 1934. Ter Braak - aansluitend bij Ortega y Gasset die de ‘zwendel’ had geconstateerd die met de jeugd wordt bedreven, en die had gesteld dat men van de jeugd een ‘chantagemiddel’ had gemaakt - schreef o.m.: ‘Het woord “chantage” klinkt hard, maar het is hier inderdaad niet misplaatst. Dat de natuurlijke vertedering voor de jeugd over is gegaan in een leuze: de jeugd om de jeugd, is een even belachelijk als ergerlijk feit. In Nederland zijn wij nog maar beginnelingen in de leer en voor de werkelijk bigotte jeugdverering moet men zich buiten onze grenzen begeven; hetgeen echter niet wegneemt, dat zich ook ten onzent analoge symptomen voordoen, die ook in andere opzichten de aandacht trekken.’
Na het probleem van de jeugd te hebben gesteld, ging Ter Braak in op de oorzaken van de geschillen tussen de katholieke groepen van De Gemeenschap (Engelman-Van Duinkerken) en De Nieuwe Gemeenschap, volgens Ter Braak de groep Albert Kuyle, verrijkt met Den Doolaard. Het laatste tijdschrift karakteriseerde hij aldus: ‘Bij de Nieuwe Gemeenschap daarentegen is alle zelfbeheersing verdwenen; men proclameert hier zoiets als de polemiek tegen alles en allen en het recht op de permanente “schoolgirl complexion” (De Nieuwe Gemeenschap, het blad dat “een generatie jonger is”, luidt letterlijk de formule van aanbeveling!), men besteedt halve en driekwart afleveringen aan het door het slijk sleuren van de vroegere collega's, op grond van het feit, dat zij als dandy poseren of graag professor willen worden; men zwelgt in de dolzinnigste manifesten en snorkende advertenties.’
‘Nietzsche bekijkt hij precies als ik’ = Zie Gide's Journal (Pléiade ed.), vnml. de pag. 664-666, 900, 1051.
| |
637
‘de film van Alexejef’ = Nuit sur le Mont Chauve.
| |
638
‘een bespreking van Kuyle door Coenen’ = Harten en Brood van Albert Kuyle werd door Frans Coenen besproken in Groot-Nederland van Juli 1934. Coenen vond deze roman ‘geschreven door een volbloed kunstenaar’, een ‘zeer belangrijk en bijzonder’ boek.
| |
639
‘het portret’ = Portret van Theun de Vries (*1907).
‘de comm. opstootjes in Amsterdam’ = Als gevolg van een verlaging
| |
| |
van de steun aan werklozen, braken op 4 en 5 Juli 1934 te Amsterdam onlusten uit in verschillende stadswijken, maar vooral in de Jordaan. Straten werden opgebroken, barricaden opgeworpen, straatverlichting vernield en bruggen opgehaald. De opstand werd aangemoedigd door de Communistische Partij Holland (C.P.H.), de Onafhankelijke Socialistische Partij (O.S.P.) en het Nationaal Arbeidssecretariaat (N.A.S.) van H. Sneevliet. Op de late avond van de 5e Juli trok de politie zich overal uit de Jordaan terug, ‘zodat feitelijk de gehele Jordaan in handen was van de verzetplegers’ (Het Vaderland van 6 Juli 1934, welke krant tevens een beschrijving gaf van de vernielingen in deze Amsterdamse stadswijk, ‘vreselijke kenmerken van een volslagen volksoproer’.) De rust werd hersteld door het leger en de marechaussee, waarbij gebruik werd gemaakt van pantserwagens, en waarbij zes doden en meer dan honderd gewonden vielen. Intussen sloegen de ongeregeldheden over naar andere plaatsen in Nederland. Tot 12 Juli 1934 deden zich botsingen voor te Den Haag, IJmuiden, Deventer, Amersfoort, Bilthoven, Schiedam en Capelle a.d. Yssel. Zeer gespannen was de situatie ook te Rotterdam, waar o.a. scholen moesten worden ontruimd, waar eèn dode te betreuren viel, en waar het hele bestuur van de Federatie Rotterdam van de O.S.P. o.l.v. zijn voorzitter, G.A. van Oorschot, wegens het verspreiden van opruiende pamfletten, werd gearresteerd. Het Journal de Genève schreef (geciteerd in Het Vaderland van 11 Juli 1934): ‘De bloedige onlusten te Amsterdam hebben verrast door hun plotseling ontstaan, hun ernst en het geweld der onderdrukking’.
| |
641
‘je afranseling van Theun’ = Zie Courts-Mahler op de Barricaden, MtB., V.W. 5, p. 233.
| |
642
‘de witte begrafenis’ = De begrafenis van prins Hendrik († 3 Juli 1934). De Tribune = Op 7 Juli 1934 deed de officier van justitie, mr. dr. Van Thiel, vergezeld van een grote politiemacht, een inval bij het communistische dagblad De Tribune te Amsterdam, waar de persen onbruikbaar werden gemaakt en verzegeld, en de Zaterdagavondeditie in beslag werd genomen.
‘over Gide en de Jordaan’ = Zie André Gide en de Jordaan, in MtB., V.W. 3, p. 558.
Barbusse = Henri Barbusse (1873-1935), schrijver van o.m. de anti-oorlogsroman Le Feu.
Bij het ter perse gaan van dit deel bereikte mij de Hommage à Zola van L.-F. Céline, waarover Menno ter Braak schreef in brief nr. 461 en Du Perron in brief nr. 462 (het stuk werd gepubliceerd in het Céline-nummer van L'Herne, nr. 3, 1963, onder redactie van Dominique de Roux). Céline schreef daarin
| |
| |
o.m.: ‘Nous voici parvenus au but de vingt siècles de haute civilisation et cependant aucun régime ne résisterait à deux mois de vérité. Je veux dire la société marxiste aussi bien que nos sociétés bourgeoises et fascistes... Hitler n'est pas le dernier mot, nous verrons plus épileptique encore, ici peut-être. On me parle beaucoup de jeunesse, le mal est plus profond que la jeunesse! ...A ce propos, pour demeurer équitables, notons que la jeunesse n'existe pas au sens romantique que nous prêtons encore à ce mot. Dès l'âge de dix ans, le destin de l'homme semble à peu près fixé, dans ses ressorts émotifs tout au moins, après ce temps nous n'existons plus que par d'insipides redites, de moins en moins sincères, de plus en plus théâtrales...
Il fallait beaucoup de libéralisme pour supporter l'affaire Dreyfus. Nous sommes loin de ces temps, malgré tout, académiques... Le doute est en train de disparaître de ce monde. On le tue en même temps que les hommes qui doutent. C'est plus sûr.
- “Quand j'entends seulement prononcer autour de moi le mot Esprit, je crache!” nous prévenait un dictateur récent et pour cela même adulé. On se demande ce qu'il peut faire ce sous-gorille quand on lui parle du naturalisme?’
|
|