| |
| |
| |
[Aantekeningen]
1933
339
‘Ik ben zelf hevig schrijvende aan mijn “roman”’ = Du Perron logeerde waarschijnlijk bij Ter Braak in Rotterdam op Zaterdag 4 Maart 1933; in ieder geval hebben zij elkaar op die datum ontmoet, zie de brieven nrs. 337 en 338. Bij die gelegenheid heeft Du Perron vermoedelijk gesproken over het schrijven van een roman (Het Land van Herkomst), die hij aanvankelijk Ducroo noemde en waaraan hij na zijn terugkeer uit Nederland in Parijs heeft gewerkt, vgl. brief nr. 342. In het door Du Perron geannoteerde ex. van Het Land van Herkomst geeft hij December 1932 als datum waarop hij aan zijn roman begon.
‘Mijn stuk tegen den pater’ = Als Postscriptum bij De Dood van het Vitalisme, door H. Marsman, verscheen in Forum, jrg. 1933, p. 259, een stuk van Du Perron tegen pater Van Heugten S.J., zie ook de aantekening bij brief nr. 335.
Kaas = Zie brief nr. 328.
| |
341
‘Hierbij ingesloten de verzen van Dèr Mouw... met een portret’ = Forum van Mei 1933 opende met Nagelaten Verzen van Johan Andreas Dèr Mouw (Adwaita), van een inleidende aantekening voorzien door V.E. van Vriesland. Ook een portret, en een facsimile van Dèr Mouw's handschrift werden afgedrukt. Het zijn de verzen 1-17 in Johan Andreas Dèr Mouw, Verzamelde Werken, dl. III, p. 64-83.
| |
342
‘het gevangen zetten van Renn, Mann etc. door Hitler’ = Na de brand in het Rijksdaggebouw te Berlijn op 27 Februari 1933 werden overal in Duitsland communisten - ook de gehele communistische Rijksdag-fractie - en de, volgens de politie, met het communisme symphatiserenden, gearresteerd. De NRC van 28 Februari meldde dat verscheidene schrijvers zich onder de arrestanten bevonden, o.w. Ludwig Renn (pseudoniem van Arnold Vieth von Golssenau). Het zou tot 1935 duren eer Renn, beschuldigd van ‘literair hoogverraad’, uit de gevangenis werd ontslagen. Tot de arrestanten op 27 en 28 Februari behoorde echter niet de door Du Perron bedoelde Heinrich Mann - Thomas Mann verbleef in Parijs. Henrich Mann was namelijk enkele dagen vòòr de Rijksdagbrand al over de Tsjechische grens gevlucht, nadat hij, samen met Einstein en Rudolf Olden, het initiatief had genomen voor een bijeenkomst over het vrije woord, op 19 Februari 1933 te houden in het Theater
| |
| |
am Bülowplatz te Berlijn. De bijeenkomst werd niet verboden, maar toen het publiek op 19 Februari begon toe te stromen, bleek het gehele Bülowplatz door de politie afgezet, terwijl een muziekkapel van de S.A. militaire marsen ten gehore gaf. Daarvòòr had Heinrich Mann (1871-1950) al moeten bedanken, als voorzitter van de afdeling dichtkunst van de Pruisische Akademie, nadat de Pruisische Kultusminister Rust had bepaald: Heinrich Mann en Käthe Kollwitz eruit òf ik ontbind de hele Akademie.
‘ik krijg morgen wschl. van Gans’ = In Forum, jrg. 1933, p. 304, verscheen Contraflirt met de revolutie, het antwoord van J. Gans op Du Perron's Flirt met de revolutie. Het stuk van Gans was gedateerd: Maart 1933.
| |
343
‘dat gedicht van Lawrence’ = Zie Du Perron's brief nr. 335.
‘het bijgaande vers over hem’ = Elsschot's gedicht over Greshoff werd niet in Forum gepubliceerd.
| |
344
Vsevolod Ivanov = Zie de aantekening bij brief nr. 320.
Eikenboom = Zie de aantekeningen bij brieven nrs. 328 en 329.
‘over de “boucher éloquent”, die aan den brief over Valmont voorafging?’ = Zie de brieven nrs. 274 en 277.
De laatste twee zinnen van deze brief waren geschreven op de achterkant van de enveloppe die was afgestempeld: ‘Paris, Gare Montparnasse, 13.30, 20-III 1933’
| |
345
‘Het vers van Elsschot op Greshoff’ = Het gedicht van Elsschot werd niet in Forum geplaatst.
Flaes-Terborgh = F.C. Terborgh (pseudoniem van R. Flaes,* 1902). ‘Dr. met Fransche naam’ = Dr. Fortanier, psychiater te Leiden. Zie ook de laatste regels van Ter Braak's brief van 13 Oktober 1932, nr. 255. ‘Dominé Faber (met het oog op het gekrakkeel in de Kamer)’ = Ds. J.L. Faber, die op 2 Augustus 1933 Menno ter Braak's schoonvader zou worden, was Tweede Kamerlid voor de S.D.A.P.
| |
347
‘hij is... door de politie in hechtenis genomen’ = Dr. Jef Last schreef hierover: ‘De film liep in Amsterdam, in het sindsdien afgebrande Rembrandt-theater aan het Rembrandt-plein. Het was de eerste nazi-film die hier vertoond werd. De actie was georganiseerd door Sneevliet. Echt spontaan was de actie dus niet, al waren we allen natuurlijk wel oprecht geladen tegen het nazi-régime. De film was voorzichtig gemaakt, zodat er, objectief gezien, niet zo heel veel te protesteren viel. We zaten echt wel te wachten op de eerste gelegenheid om te keer te gaan. Toen we eenmaal een aanleiding hadden gevonden begonnen we telkens een voor een te schreeuwen, of stinkbommetjes te gooien - er
| |
| |
werden zelfs muizen in de zaal losgelaten. Telkens als er weer iemand door de politie verwijderd was begon het weer op een andere plaats in de zaal...
Ik herinner me dat Otten aan de actie deelnam, en Mien Sneevliet, Maurits Dekker en zijn en mijn vrouw en vele anderen. De politie werd zeer zenuwachtig, probeerde ons de trappen af te gooien, kneep de vrouwen (die echter ook terugbeten en schopten), bracht ons naar de politiepost waar onze namen genoteerd werden en liet ons dan weer vrij. We verzamelden ons dan weer bij Schiller, en verschillenden kochten billetten voor de 2e voorstelling om er nogmaals uitgegooid te worden. Gewonden vielen er niet.’
J.F. Otten is waarschijnlijk de man geweest die ‘in bezit van signaalfluit’ op 20 Maart uit het Luxortheater te Rotterdam - waar dezelfde film over de verrichtingen van een Duitse onderzeeër in de eerste wereldoorlog draaide - werd verwijderd (NRC van 21 Maart 1933). Aangezien de vertoning van de film in Amsterdam tot onrust aanleiding bleef geven, besloot de Nederlandse Bioscoopbond (NRC van 22 Maart) Morgenrot van het programma af te voeren, een besluit waartegen de NRC een scherp protest aantekende.
‘Vooral na de Hitler-revolutie’ = Op 30 Januari 1933 was Adolf Hitler rijkskanselier geworden, op 1 Februari ontbond hij de Rijksdag en schreef nieuwe verkiezingen uit voor 5 Maart. Hitler, Goering en Frick, de enige nazis in het op 30 Januari gevormde kabinet, waren de onmiskenbare regeringsleiders. Zij voerden een politiek van intimidatie, terwijl zij, als minderheid nog in de regering, zich tegelijkertijd konden gedragen alsof zij nog in de oppositie waren. In Februari 1933 werd een noodverordening van kracht waarbij zeven fundamentele rechten (vrijheid van persoon, woning, eigendom, meningsuiting, drukpers, briefgeheim, vergadering) buiten werking werden gesteld; katholieke en socialistische hoofdambtenaren werden ontslagen; de politie kreeg op 17 Februari van Goering opdracht zich ‘onder alle omstandigheden van een vijandige houding tegenover de nationale bonden (S.A., S.S. en Stahlhelm) en partijen’ te onthouden, daarentegen ‘met de scherpste middelen’ op te treden tegen de staat ‘vijandig’ gezinde organisaties: ‘politiebeambten die bij het uitvoeren van deze plicht van hun vuurwapens gebruik maken, zullen zonder aanzien des persoons door mij gedekt worden. Iedere beambte moet steeds voor ogen houden dat het nalaten van een maatregel zwaarder weegt dan een bij de uitvoering begane fout.’ De terreur tegen vooral communisten en socialisten werd nog verscherpt na de Rijksdagbrand van 27 Februari 1933. De communisten werden hiervoor rechtstreeks verantwoordelijk gesteld, maar aangezien communisten ‘marxisten’ zijn en de sociaal-democraten het ook waren, waren deze laatsten, in de redenering van de nazis, ook schuldig. (Dat het nationaal-socialisme in het verleden meer dan eens
| |
| |
steun had aanvaard van de communisten, die nu eenmaal de sociaal-democraten als een groter gevaar hadden beschouwd dan Hitler c.s., was uiteraard vergeten). De politieke partijen hadden geen antwoord op de propaganda - deels bekostigd door de staat, deels door industrieelen - noch op de terreur van de nazis. Vandaar ook het resultaat van de verkiezingen van 5 Maart 1933: 44% (17,2 miljoen) van de stemmen werd op de nationaal-socialisten uitgebracht die bij de verkiezingen van 1932 11,7 miljoen (33%) stemmen hadden behaald. Deze overwinning versterkte uiteraard in aanzienlijke mate de invloed van de nazis - Goebbels werd o.m. minister - en versnelde het tempo van de zg. nationaal-socialistische revolutie.
‘maar die communisten’ = Jacques Gans (*1907), romancier en polemist, was in 1933 communist, en medewerker van De Tribune. Zijn stuk tegen Du Perron, Contraflirt met de Revolutie, verscheen in Forum, jrg. 1933, p. 304.
‘Dinsdag nog een heel geslaagde opvoering van Ubu gezien in Utrecht’ = Op 21 Maart gaven leden van het Utrechts Studenten Corps o.l.v. A. Koolhaas een opvoering van Ubu Roi, met decors van Wim Klaassen en Leo Vroman. Ter Braak schreef de inleiding voor het programma, zie MtB, V.W. IV, p. 546.
‘Zijn stukje over v. Duinkerken’ = Vermoedelijk heeft Ter Braak hiermee bedoeld Marsman's bespreking van Bloemlezing uit de Katholieke Poëzie, dl. II, onder redactie van Anton van Duinkerken. Deze bespreking van Marsman verscheen in Forum, jrg. 1933, p. 488.
‘generaal Snijders’ = C.J. Snijders (1852-1939); militaire loopbaan in Nederlands-Indië (Atjeh); gedurende de eerste wereldoorlog opperbevelhebber van de Land- en Zeemacht in Nederland; bestreed nadien de ‘eenzijdige ontwapening’ en werd in 1932 voorzitter van het uiterst rechtse Verbond voor Nationaal Herstel.
‘een gek essay van Elsschot’ = Het essay van Elsschot over Stijl verscheen niet in Forum.
| |
348
Deze brief van ‘Zaterdagmiddag’ beantwoordt een brief van Ter Braak van ‘25 Maart '33’ en wordt door Ter Braak weer beantwoord op 31 Maart 1933. Eén van beide schrijvers moet zich dus hebben vergist: het was of geen Zaterdagmiddag toen Du Perron zijn brief schreef, of Ter Braak's brief was van een eerdere datum dan 25 Maart.
‘je ex-discipel’ = V. Varangot. Het stuk van Varangot is waarschijnlijk geweest Het Evangelie der Ironie, gepubliceerd in Forum, Juli 1933.
‘die nu al door zijn onder-dienders wordt voortgeduwd en overschreeuwd’ = Aanvankelijk, en ook om het buitenland gerust te stellen, waren Hitler's uitlatingen gematigder dan die van zijn medewerkers. Zo verklaarde Hitler op 3 Februari 1933 tegenover de buitenlandse pers: ‘Men heeft mij als een man beschreven, die zich met bloeddorstig brand- | |
| |
geschreeuw tegen de staten bezig hield... Mijne heren, ik heb mij nooit met brandgeschreeuw bezig gehouden... Daarom wenst niemand meer rust en vrede, dan ik, dan het Duitse volk.’ En in diezelfde week oefende hij in een interview in de Times scherpe kritiek op de film Morgenrot. Daarentegen verklaarde Goebbels (NRC, 11 Februari 1933): ‘de tijd is niet ver meer... dat de Joden van de Rote Fahne en andere bladen op hun brutale gezicht zullen worden geslagen (Daverende toejuichingen).’ Die tijd was inderdaad niet ver meer. De door de nazis benoemde politiecommissaris van Berlijn, Levetzov, zei bij zijn ambtsaanvaarding o.m. (NRC, 24 Februari 1933): ‘Ik duld hier te Berlijn op de grond van de oud-Pruisische traditie geen gifplanten van Aziatische oorsprong... Ik neem de gelegenheid te baat die politieke moord-kwajongens, dat moordgespuis opnieuw te waarschuwen.’ Vooral na de brand van het Rijksdaggebouw op 27 Februari, werden overal in Duitsland Joodse of vermeend-Joodse personen mishandeld door de S.A. Op 7 Maart werden in het Ruhr-gebied de eerste Joodse zaken, en onder leiding van de S.A., gesloten. Op 10 Maart waarschuwde Hitler in een proclamatie tot S.A. en S.S. tegen ‘communistische’ provocateurs die door aanvallen op buitenlanders - de consul van Peru was bv. slachtoffer geweest - ‘Duitsland in conflict brengen met het buitenland.’ Maar op dezelfde dag hield Goering een grote rede te Essen: ‘Men zegt dat ik de politie moet laten ingrijpen. Jawel, ik zàl de politie
laten ingrijpen en wel zonder scrupules, overal daar, waar men het Duitse volk schade wil berokkenen, maar ik weiger de politie een bewakingstroep te doen zijn voor Joodse warenhuizen. Er moet maar eens een eind komen aan het schandaal, dat iedere schurk, indien hij in een zaak betrokken wordt, bescherming der politie zou kunnen inroepen. Neen, de politie beschermt een ieder die eerlijk in Duitsland verblijft, maar zij is er niet voor om schurken, schooiers, knoeiers, woekeraars en verraders te beschermen. We leven,’ verklaarde Goering, ‘in buitengewone tijden... Ik dank mijn Schepper dat ik niet weet wat objectief is. Ik ben subjectief. Ik kom uitsluitend voor mijn volk op, al het andere wijs ik van de hand’. En op 23 Maart sprak Goering in de Rijksdag ‘buitenlandse leugenberichten’ tegen: ‘Zolang ginds (in het buitenland) de aantijgingen niet ophouden, zult gij (Duitse socialisten) er ook voor moeten boeten. De afgevaardigden die in voorlopig arrest genomen zijn, kunnen nu dankbaar zijn, dat zij op deze wijze voor de woede van het volk bewaard worden.’
‘Zooals uit de brieven van Lawrence blijkt’ = W. Siebenhaar (1863-1937), een Nederlander die D.H. Lawrence in Australië had leren kennen, vertaalde Max Havelaar in het Engels. Zijn vertaling verscheen, met een inleiding van D.H. Lawrence, in 1927. N.a.v. die vertaling maakte de Engelse auteur in een brief van 13 Mei 1926 bezwaren tegen het gebruik van het woord ‘disgruntled’: ‘Is it old enough to have been
| |
| |
used in 1850? It feels modern to me...’ Hieruit leidde Du Perron af dat D.H. Lawrence Multatuli beschouwde als een schrijver die vooral behoorde tot zijn tijd, de 19e eeuw.
| |
350
Houston Chamberlain = Houston Stewart Chamberlain (1855-1927), tot Duitser genaturaliseerd Engelsman, schoonzoon van Richard Wagner, was de auteur van Grundlagen des 19. Jahrhunderts (1899), ‘afval der negentiende-eeuwse wetenschap’ (MtB., V.W. 3, p. 222), maar ‘zelfs bij de verre van critische Houston Stewart Chamberlain (in wiens afgetrapte schoenen de heer Hitler met een vrij onbeschaamd originelengezicht rondloopt) vindt men dan ook openlijk bewondering voor de Joden; voor Hitler daarentegen is de Jood zonder meer een filius Diaboli ...’ (Hitler, Ebenbild des Herrn, MtB., V.W. 3, p. 487).
‘om de “geschillen” eens te bespreken’ = Uit een brief van J.H. Huizinga van 17 Maart 1933 kan worden opgemaakt dat Ter Braak de ‘geschillen’ wilde bespreken. ‘Waarde Neef’, schreef Huizinga, ‘Mijn broer vertelt mij, dat ge de kennismaking van vele jaren geleden eens weer wilt komen aanknoopen.’ De ‘geschillen’ betroffen vermoedelijk vooral Ter Braak's essay Huizinga voor de afgrond in Man tegen Man (1931) en misschien het stuk in De Gids van Juli 1932, dat Ter Braak aan Huizinga toeschreef, zie brief nr. 188 en de aantekening daarbij. Op 20 Maart 1933 schreef Huizinga een tweede briefje vanuit Leiden, waarin hij Ter Braak uitnodigde voor een bezoek op Vrijdag 31 Maart 1933.
| |
352
‘Woensdagavond’ zou 5 April 1933 geweest zijn. De briefkaart van Du Perron droeg echter het poststempel: Paris-XVI, Rue Singer, 7.30, 7-IV 1933.
| |
354
‘mijn “medewerking” aan Links Richten’ = Het ‘maandblad van het Arbeiders-Schrijvers-Collectief’ Links Richten van 1 Mei 1933 bevatte de bijdrage Tegen de Politieagent van Du Perron.
‘ik verslond’ = Het is niet bekend welke twee romans Du Perron van P.A. Daum (1850-1898) las. Maar op 11 April 1933 schreef hij aan Ter Braak dat hij die dag zou beginnen aan een bespreking van Java in onze kunst. In dat stuk nu, Oost-Indische Opbrengst (EdP., V.W. 2, p. 621), schreef hij over alle zeven romans van P.A. Daum.
| |
355
‘Theun de Vries heeft een defense of Dirk Coster geschreven in De Gids’ = In De Gids, jrg. 1933, p. 95, verscheen Dirk Coster, pro en contra, door Theun de Vries. Du Perron werd in dit stuk niet met name genoemd, maar er werd wel melding gemaakt van aanvallen op Coster, aanvallen die op verschillende manieren werden uitgevoerd, ‘in een wenken met de flitsende floret’ of ‘in een kittelen met de stompe, grove sabel.’ Weer anderen vielen Coster aan met sneeuwballen, volgens Theun de
| |
| |
Vries, die overigens Coster zelfs daartegen blijkbaar niet bestand achtte. ‘Waarom zouden we het dan plaatsen’ = Het is niet bekend over welk verhaal van Slauerhoff het hier ging (Forum van Juni 1933 bevatte Slauerhoff's novelle De Dood van Dutrou Bornier; in het November-nummer verscheen het uit 1928 daterende verhaal Cherchez la femme).
| |
356
‘eèn fragment van Henny’ = Het fragment uit de roman van Marsman verscheen in Forum, Aug. 1933. ‘Je stuk over Hitler is best’ = Hitler, Ebenbild des Herrn, MtB., V.W. 3, p. 485. In dit stuk, dat in Forum, jrg. 1933, p. 341, werd afgedrukt - niet als panopticum - schreef Ter Braak: ‘Voor den werkelijken barbaar bestaat er geen rassentheorie; hij heeft de abstractie “ras” nog niet uitgevonden en leeft zijn eigenschappen. Voor den door en door geciviliseerden mensch bestaat die theorie evenmin; hij heeft er (als de Franschman en de Engelschman, voor zover hij niet als kolonisator geprikkeld wordt) geen behoefte meer aan, zich onderdeel van een bloedcompagnie te voelen. Alleen de tusschen barbarie en civilisatie schipperende half beschaafde natie verslindt de theorie van het door God verkoren tegenover het verdoemde ras, omdat het te zeer door de civilisatie is aangetast om zijn ras alleen te leven en te weinig van de civilisatie is doordrongen om over dat ras te zwijgen; voor de half-beschaving is de rassentheorie een dyspeptische godsdienst, een vlucht uit de onaangename consequenties van het individu-zijn, waar men nu eenmaal nog niet aan toe is, naar den hemel van het Ras.’ ‘dat stukje van Bend...’ = De brief is hier beschadigd; vermoedelijk is bedoeld De Nieuwe Zakelijkheid in de Schilderkunst door J. Bendien en A. Harrenstein Schräder in Forum, jrg. 1933, p. 292.
‘Ik schrijf vandaag een stuk over Java in onze Kunst’ = Du Perron's artikel n.a.v. Java in onze Kunst door Gerard Brom. EdP., V.W. 2, p. 621.
| |
357
‘stuk dat ik schreef over 2 toneelstukken’ = Bij een trio toneelprestaties, zie Forum, jrg. '33, p. 478. Dit stuk zou later uitgebreid worden tot Gezien en Gelezen, EdP., V.W. 2, p. 564.
‘zijn Emily’ = Vestdijk's essay over de Amerikaanse dichteres Emily Dickinson (1830-1886).
| |
358
‘een voor den antisemiet doodelijk citaat’ = Als onderschrift bij Hitler, Ebenbild des Herrn, publiceerde Ter Braak in Forum een citaat uit Nietzsche (Zur Genealogie der Moral, III), dat aanving: ‘... ich mag auch sie nicht, diese neuesten Spekulanten in Idealismus, die Antisemiten, welche heute (Nietzsche schreef in 1886! M.t.B.) ihre Augen christlich-arischbiedermännisch verdrehn und durch einen jede Geduld erschöpfenden Missbrauch des wohlfeilsten Agitations-mittels, der moralischen Attitüde, alle Hornvieh-Elemente des Volkes aufzuregen suchen...’
| |
| |
| |
359
‘een kleine wijziging’ = Vgl. de geciteerde passage in de aantekening bij brief nr. 356.
‘nog niet gekregen!’ = Ter Braak heeft zich hier waarschijnlijk vergist: uit Du Perron's brief nr. 357 kan blijken dat brief nr. 356, die eveneens door Ter Braak werd beantwoord, de bedoelde, door Jacques Gans geposte brief is geweest.
‘Het interview’ = In Den Gulden Winckel van April 1933 verscheen een interview met S. Vestdijk door G.H. 's Gravesande (*1882).
| |
362
Plekhanov = Georgi Valentinowitsj Plekhanov (1857-1918), eén van de leiders van de Russische sociaal-democratie, filosoof wiens werken in een 24-delige uitgave te Moskou verschenen (1924-1927). Ofschoon hij door Lenin, met wie hij aanvankelijk in het tijdschrift Iskra had samengewerkt, scherp was aangevallen (‘de treurig-beroemde renegaat van het marxisme’ heet hij in Lenin's Staat en Revolutie), werd hij toch veelal beschouwd als eén van de briljantste theoretici sinds Marx en Engels.
‘ik noem een kat een kat’ = ‘J'appelle un chat un chat, et Rolet un fripon’, uit N. Boileau (1636-1711), Satires I, v. 52.
| |
363
‘aan Ambrosia’ = Aan Ambrosia, n.a.v. Tuin van Eros door Jan Engelman verscheen in Forum, Juli 1933, p. 550. EdP., V.W. 2, p. 583.
‘den heer Putouarey’ = Figuur uit A.O. Barnabooth, door Valery Larbaud. Vgl. ook de brieven nrs. 8, 9 en 10.
| |
364
Van der Meulen = Mr. J.E. van der Meulen (*1890), in 1933 vice-president van de Arr. Rechtbank te Utrecht, was bevriend met H. Marsman.
| |
365
Donkersloot = Drs. J.M. Donkersloot (1905-1960).
Richert = Hans Richert was de auteur van Philosophie; ihr Wesen, ihre Grundprobleme, ihre Literatur (1908). Richert kan ook gelezen worden als Rickert. In dat geval heeft Ter Braak in plaats van Hans Richert Heinrich Rickert bedoeld, de auteur van o.m. System der Philosophie en Die Philosophie des Lebens. De combinatie met Bolland pleit er, volgens J.H.W. Veenstra, inderdaad voor dat Rickert, een populair inleider in de filosofie in de jaren twintig, is bedoeld en niet Richert.
‘Zijn mop als proletarisch dichter vond ik heel goed!’ = Onder het pseudoniem S. Waas had Marsman drie ‘revolutionaire’ gedichten gezonden naar de redactie van Links Richten, in welk blad Last had verklaard dat ‘burgerlijke’ dichters niet in staat zijn om ‘revolutionaire’ poëzie te beoordelen. Eén van Marsman's verzen werd in Links Richten geplaatst. Zie hierover Forum, jrg. '33, p. 407 en p. 495.
| |
366
‘Drieu la Rochelle en “Gille”’ = Pierre Drieu la Rochelle (1893-1945), essayist en romancier, wiens inzichten inzake erotiek door Du Perron tegenover die van D.H. Lawrence werden geplaatst, zie EdP., V.W. 2, p. 610. ‘De libertijn Gille uit Drieu's L' Homme couvert de femmes en Drôle de Voyage is een zelfportret,’ schreef Du Perron in dat stuk.
| |
| |
| |
367
‘Ik heb besloten hèm mijn volgende essaybundel op te dragen’ = De Smalle Mens werd opgedragen aan A. Roland Holst.
| |
368
‘het boekje van B. de H.’ = Hoofdfiguren van het wijsgerig denken, door J.D. Bierens de Haan.
| |
369
‘mijnheer en mevrouw Van Loon’ = H.E.H. van Loon (1885-1942), romancier en essayist, was de correspondent van de NRC te Parijs. Hij schreef over Franse literatuur in Critisch Bulletin.
‘De roman van Malraux’ = La Condition Humaine.
| |
370
[...] = Tweeëndertig woorden weggelaten.
| |
371
‘waarvan ik de bijgaande 4 voor Forum heb uitgezocht’ = De gedichten van Jan van Nijlen waren: Treurmars voor Twee Ooms, Het Ziekenhuis, De Oude Idealist en Ziekte, opgenomen in de bundel Geheimschrift (1934) en later in Verzamelde Gedichten (1948).
| |
372
‘Het nr. Forum’ = Bevatte o.m. verzen van Dèr Mouw, Vestdijk's Emily Dickinson essay, een fragment uit Dr. Dumay, Hitler, Ebenbild des Herrn en Nietzsche over Hitler van Ter Braak.
| |
373
‘La Condition Humaine is uit’ = In zijn Herinneringen aan E. du Perron beschrijft Van Nijlen welk een indruk de opdracht - ‘à Eddy du Perron’ - in Malraux' roman op Du Perron maakte. Ook overigens, blz. 40-45, schrijft Van Nijlen over zijn herinneringen aan Du Perron in die eerste week van Mei 1933.
‘Ingesloten een briefje van Theun aan Van Kampen’ = De uitgeverij Van Kampen had Theun de Vries een recensie-ex. van Uren met Dirk Coster gestuurd. De Vries schreef daarop aan Van Kampen, in een brief van 8 Mei 1933, o.m.: ‘Aannemende, dat U mijn houding ten opzichte zoowel van Coster als den heer Du Perron kent, moet ik vermoeden, dat U niet opziet tegen een scherpe bestrijding van dit boekje? Ik vind het n.l. een infaam schriftuur en zal het in dien geest moeten recenseren. Ik hoop, dat U mijn opvatting in deze kwestie heeft gekend, toen U het mij toestuurde. Ik moet hier bij voegen, dat ik zeer onwelkom verrast was te zien, dat Uw uiterst faire uitgeverij tot de publicatie van dit boekje is moeten overgaan. Ik geloof, dat ik in dit oordeel niet alleen sta. Vóór ik derhalve tot een bespreking van het door mij gewraakte boekje kom, vond ik het raadzamer, U even voorafgaande facta onder oogen te brengen en U ingevolge hiervan de vraag te stellen, of U er bij blijft, de bespreking in mijn handen te laten.’ Deze brief van De Vries werd door Du Perron aan Van Kampen geretourneerd op 12 Mei 1933, met het volgende begeleidende schrijven: ‘Hierbij de voorzichtige aan- | |
| |
vrage tot losbarsten van de heer De Vries terug. Wat zijn optreden voor “infaams” in zich heeft, schijnt zoo iemand nu eenmaal volkomen te ontgaan. Ik ben blij dat U hem de autorisatie verleende.’
‘Kan je mij De Gids misschien sturen’ = In De Gids, jrg. 1933, p. 254, besprak M. Nijhoff Mikrochaos en verweet daarbij Du Perron zijn talent als dichter te verwaarlozen door te veel aandacht aan de polemiek te besteden. In Du Perron's poëzie kwamen volgens Nijhoff ‘prachtige, losse regels’ voor, en ‘zodra hij zich niet meer op eèn beeld toelegt, maar twintig, dertig beelden ter begeleiding van een gedachtengang oproept, wordt het poëzie die niemand anders schrijven kan... Maar hij heeft een teveel aan gebrek aan ernst.’
| |
374
‘met een opdracht’ = ‘avec le sympathique souvenir d' André Malraux.’
| |
376
[...] = Vijfenzestig woorden weggelaten.
Ella Wheeler Wilcox = Amerikaans dichteres.
‘Maurits Esser = Gerard van Eckeren’ = Gerard van Eckeren was de schrijversnaam van Maurits Esser (1876-1951).
Le Grand Meaulnes = Le Grand Meaulnes, roman (1913), door Alain-Fournier, schrijversnaam van Henri-Alain Fournier (1886-1914).
| |
377
‘Gesprek over Sl.’ = Zie EdP., V.W. 2, p. 240.
‘quaestie Binnendijk’ = Zie EdP., V.W. 2, p. 275.
‘Je stukje tegen mijn Havelaar-herdenking’ = Zie EdP., V.W. 2, p. 217.
| |
378
‘Wel schrapte ik overal zijn titel van “heer”’ = Dit schrappen betekende voor Du Perron het tegendeel van een onvriendschappelijke daad: het gebruik van de titel ‘heer’ had bij hem juist dikwijls een accent van geringschatting.
Action Française = Royalistische, anti-parlementaire beweging, die van 1908-1944 de beschikking had over eendagblad van dezelfde naam. Ofschoon het blad nooit meer dan 55.000 lezers heeft gehad - het aantal was aan de vooravond van de tweede wereldoorlog teruggelopen tot nog geen 40.000 - heeft het toch grote invloed uitgeoefend op verschillende generaties van Franse intellectuelen. De kern van Action Française werd gevormd door Léon Daudet (1867-1943), Charles Maurras (1869-1952) en de historicus Jacques Bainville (1879-1936). Meer dan 35 jaar lang publiceerde Maurras dagelijks zijn, meestal scherp polemische, politieke en literaire bijdragen in het blad, waaraan ook de politieke essayist Jean-Pierre Maxence en Henri Massis (*1886) medewerkten. De neo-Thomist Massis was, n.a.v. zijn Défense de l'Occident, al door Ter Braak aangevallen in Man tegen Man, MtB., V.W. 1, p. 371.
| |
| |
| |
379
‘mijn stuk over Coster’ = In de N.R.C. van 31 Mei 1933 besprak Ter Braak Uren met Dirk Coster, dat hij een ‘polemische dissertatie’ noemde. ‘De sferen’, schreef Ter Braak ook nog, ‘die Du Perron en Coster beiden, maar met geheel verschillende bedoelingen, “ernst” noemen, zijn niet eèn sfeer... De schrijver met de ernst à la Du Perron zal b.v. altijd vermijden de ernst als effect te kiezen, zolang de situatie nog beheerst kan worden met humor of sarcasme; de schrijver met de ernst à la Coster fronst echter de wenkbrauwen om het lachen van onverlaten op bepaalde ernstige strategische punten tegen te gaan...’
Marianne = Geïllustreerd, voornamelijk literair weekblad, uitgegeven met steun van het uitgevershuis Gallimard, opgericht in 1932. Het was in politiek opzicht gematigd progressief en werd geleid door Emmanuel Berl. Het blad had aanvankelijk veel succes: de oplage bedroeg in 1933 ongeveer 120.000 ex.
[...] = Negenendertig woorden weggelaten.
| |
380
‘wat Greshoff allemaal vertelt’ = In Groot-Nederland, jrg. 1933, p. 181, besprak Jan Greshoff de bundel Scherven door Halbo C. Kool, waarin hij o.m. schreef: ‘Kool is jong en na de invloed van de geest der Vrije Bladen... heeft hij Du Perron ontdekt. Dat is een gevaarlijke ontdekking. Want wanneer men Du Perron niet van den beginne af aan en grondig verafschuwt, dan ontkomt men niet meer aan de tyrannie van zijn persoonlijkheid. Zijn intelligentie is voor sommige broeders wat het zuur voor de etsplaat is. En behalve intelligent (intelligent op een wijze zoals niemand anders het is) is Du Perron, in weerwil van zijn blaffen en bijten dat de burgers de doodstuipen op het lijf jaagt, humaan, eerlijk, ook tegenover zichzelf. En soms zelfs kinderlijk en een beetje sentimenteel.’
| |
382
‘Gide zegt dat’ = Inderdaad was André Gide, in zijn essay over Dostojewsky, van mening dat de Russische schrijver zich niet boven zijn romanfiguren verhief, maar zich over hen verdeelde.
‘ik zou graag weten, hoe Malraux dacht over dit contemplatie-probleem’ = Als een antwoord van Malraux zou men kunnen beschouwen zijn opmerkingen op blz. 38, 40 en 41 in Gaëtan Picon, Malraux par lui-même. ‘L'autonomie des personnages, le vocabulaire particulier donné à chacun,’ schrijft hij daarin o.m., ‘sont de puissants moyens d'action romanesque, non des nécessités. Ils sont plus marqués dans Gone with the Wind que dans Les Possédés, nuls dans Adolphe. Je ne crois pas vrai que le romancier doive créer des personnages; il doit créer un monde cohérent et particulier, comme tout autre artiste... Quant à Dostoievski, vous avez lu ses Carnets. Si quelqu'un a trouvé son génie à faire dialoguer les lobes de son cerveau, c'est bien lui. Tels actes capitaux de l'un de ses personnages passent en cours de rédaction à un autre: dans le premier carnet de L'Idiot, l'assassin n'est pas Rogojine, mais Muichkine.
| |
| |
Dostoievski incarne en créatures une méditation interrogative dont le cours souterrain est assez discernable. Mais il ne cherche ces silex que pour les frapper les uns contre les autres: Hippolyte (le phtisique de L'Idiot) est créé pour le dialogue célèbre qui l'oppose au prince, et par là ne me semble guère indépendant de Dostoievsky.’
| |
383
‘Ik schrijf je uit (zie boven)’ = Du Perron bevond zich in gezelschap van Jan van Nijlen en was wachtend op Jan Greshoff toen hij zijn brief schreef in de Taverne du Passage, Galerie de la Reine 30 te Brussel.
‘Las je het schandaal in de P.E.N. club’ = In Mei 1933 werd te Dubrovnik in Joego-Slavië het internationale PEN-congres gehouden. In zijn openingsrede sprak voorzitter H.G. Wells wel over de vrijheid van denken en schrijven, maar hij legde de nadruk op het onpolitieke, pacifistische karakter van de PEN-clubs. Zijn poging om een conflict met de Duitse en Italiaanse clubs te vermijden werd gesteund door een Amerikaanse motie. De Fransen, gesteund door 21 afvaardigingen, dienden daarop echter een motie in waarin o.a. werd geprotesteerd tegen de boekverbrandingen in Duitsland. (Op 11 Mei 1933 waren 25.000 boeken verbrand voor de universiteit van Berlijn). Wells weigerde deze motie, die overigens nog altijd de mogelijkheid tot een compromis met de Duitsers open hield, in behandeling te nemen zolang de Amerikaanse motie niet was afgedaan. De Franse protesten beantwoordde Wells door het woord te verlenen aan de uitgeweken Duitse auteur Ernst Toller. Deze weigerde aanvankelijk, uit solidariteit met de Fransen; hij gaf echter toe toen Wells dreigde hem verder geen gelegenheid meer te geven nog het woord te voeren. Toller vroeg daarop zijn landgenoten wat zij hadden gedaan om boekverbrandingen en jodenvervolging tegen te gaan. Zodra hij echter begon te spreken verliet de Duitse delegatie de zaal. Nadat hij zijn rede beëindigd had, kwam, zo schreef A. den Doolaard in de N.R.C. van 31 Mei 1933, uit welke krant Du Perron deze gebeurtenissen vernam, ‘het dramatische moment... Ieder... die mevr. van Ammers-Küller naar het spreekgestoelte zag stormen, waar zij met de hand op het hart begon te spreken, zag men verbaasd opkijken. Helaas begon zij met de opmerking, dat zij het optreden van Toller een schandaal vond dat de schuld was van Wells, en dat iets dergelijks onder Galsworthy's leiding niet voorgekomen zou zijn; waarop zij, onder tekenen van hevige emotie, ostentatief de zaal verliet...’
Hierop verklaarde Johan Fabricius, onder grote bijval, dat de andere Nederlanders zich niet aansloten bij de woorden van mevr. Van Ammers-Küller.
‘Nederland's eer scheen hiermee gered,’ schreef Den Doolaard, ‘maar ongelukkigerwijze voelde onze tweede gedelegeerde, de heer Westerman, zich verplicht mevr. Van Ammers de hand boven het hoofd te houden. Ook hij protesteerde tegen het spreken van Toller, nu echter op
| |
| |
reglementaire gronden. Hij was nl. van mening dat het woord alleen aan de gedelegeerden toekwam, en dat gewone leden zich buiten de debatten dienden te houden. Verder zei hij dat indien men de PEN-club vroeger wel eens smalend een reisbureau had genoemd, de vergadering hem nu een “broeinest van communisme” leek. Op zwijgend verzoek van de voorzitter las de Engelse gedelegeerde Herman Ould toen het artikel van de statuten voor, waarin bepaald is dat de voorzitter het recht heeft, ieder lid het woord te geven. Op het fluitconcert, dat onze tweede gedelegeerde daarna van alle kanten te horen kreeg, willen wij op onze beurt de sourdine der liefde zetten.’
In een open brief protesteerde op 31 Mei 1933 dr. Nico van Suchtelen tegen het optreden van de Nederlandse PEN-delegatie in Dubrovnik. Mr. dr. W.M. Westerman was redacteur van het Haagsch Maandblad. Hij zou dat blijven tot de opheffing van het tijdschrift in September 1944.
| |
384
‘Ook dank voor Boender’ = J.L. Boender was de auteur van Is. Querido en het begrip literatuur, een geschrift dat door Van Duinkerken werd genoemd in zijn bespreking van Uren met Dirk Coster, in De Tijd van 30 Mei 1933. Van Duinkerken noemde de auteur echter abusievelijk J.F. Boenders.
‘Je briefje uit Parijs’ = Ter Braak moet zich hebben vergist, zijn brief van 2 Juni 1933 lijkt althans een antwoord op de brief die Du Perron dateerde: Donderdag, en die was geschreven te Brussel.
| |
385
‘een bespreking van mijn Coster door bolle Ton van Brabant’ = In De Tijd van 30 Mei 1933 besprak Anton van Duinkerken Uren met Dirk Coster, een bespreking die aldus begon: ‘Vijf jaar geleden ongeveer schreef J.F. Boenders te 's-Gravenhage een lijvige brochure over Is. Querido en het begrip litteratuur, ze had succes bij een groep van reeds-overtuigden en verdween vanzelf uit de belangstelling, toen men van J.F. Boenders niets meer hoorde, terwijl Is. Querido rustig, of liever: rusteloos voortschreef. Zulke brochures doen het niet. Niemand gelooft, dat zij ontstonden uit de eerlijke behoefte aan een zuiver oordeel. Hun toon is vijandig, hun houding is kleingeestig, hun ganse verschijning heeft iets geniepigs over zich en iets miezerigs... Zo is het ook met de brochure van E. du Perron tegen Dirk Coster. Hij schreef voorzeker betere dingen dan het boekje over Dirk Coster, maar ik ken geen enkel schriftuur van zijn hand, dat ronduit mannelijk is... Talent heeft hij genoeg, maar ziel te weinig.’
Van Duinkerken noteerde ook nog: ‘Het was heus niet meer nodig, dat een criticus “een tegenstem” deed horen in het koor van Coster's beoordelaars. Na Gerard Bruning, na Jan Engelman, na Greshoff, na Ter Braak, na Slauerhoff, kwam E. du Perron met zijn tegenstem wat opzichtelijk laat!’
| |
| |
‘ nijdige zucht van Nijhoff’ = In De Gids, jrg. '33, p. 395, verschenen deze regels, ondertekend door N.: ‘Ik ben, wegens de namen op het omslag, begonnen aan Du Perron's Uren met Dirk Coster. Maar het is, met de onwaardige strekking, zulk een pretentieus en langdradig gekrakeel, dat ik de lectuur heb moeten staken. Ik kan het dus ontraden, ik kan het niet bespreken.’
| |
386
‘Forum is gekomen’ = Het nummer bevatte o.m. poëzie van Van Nijlen en Marsman, De dood van Dutrou Bornier van Slauerhoff, het slot van Vestdijk's Dickinson-essay, het slot van Dr. Dumay verliest en Bij een Trio Toneelprestaties, p. 564-572 van Gezien en Gelezen in De Smalle Mens, EdP., V.W. 2.
‘minister Balbo’ = Italo Balbo (1876-1940) was eèn van de eerste medestanders van Mussolini, die hij op de mars naar Rome vergezelde. Hij was zelf een bekend vliegenier in zijn dagen, en van 1928 tot 1935 Italiaans minister van luchtvaart.
Europe = Het maandblad Europe werd in 1923 opgericht op instigatie van Romain Rolland. Vanaf 1930 werd het geleid door Jean Guéhenno, die vooral na het aan de macht komen van Hitler de nadruk legde op het anti-fascistische karakter van het blad.
Tchen = Eèn van de revolutionairen uit Malraux's La Condition Humaine.
| |
387
‘Ik vind het een zeer afdoend stuk tegen de Pen-club’ = Het stuk van Du Perron is niet in Forum gepubliceerd; Ter Braak bezocht de vergadering van de PEN-club op 11 Juni 1933 en schreef daarop Het naspel van Dubrovnik, Forum, jrg. 1933, p. 558.
| |
388
‘Las je Donker over de Uren (in Crit. Bulletin)?’ = In Crit. Bulletin, jrg. '33, p. 631 besprak Anthonie Donker U.m.D.C., waarbij hij o.m. het volgende schreef: ‘Men is over het geheel genomen sinds 1918 onbeschofter geworden, en dit proces valt o.a. waar te nemen aan de critiek. Strijdbaarheid, weerbaarheid bestonden in de critiek ten allen tijde en de polemiek was uiteraard nooit mals, onbeschoftheid echter werd vroeger veel minder geduld... De aristocraat to the backbone in geest, houding en uiting, figuren als Van Vollenhoven, Huizinga, en Bierens de Haan worden steeds zeldzamer. Vergelijkt men een figuur als Ter Braak met Huizinga, dan valt behalve natuurlijk andere formaatverschillen allermeest het verschil in distinctie op... Duidelijk herken ik in hem (Du Perron) het soort treiter, dat wij op het volkshuis te Rotterdam, geheel tegen onze overige gewoonte in maar met volle overtuiging en geweten een opdonder plachten te geven, als zijnde het overigens weinig voorkomend soort jongen dat dit volledig verdiende... Men moet veel gal en gif, veel tijd teveel en zelf weinig te zeggen hebben.
| |
| |
om een boek te kunnen schrijven, waarvan de voornaamste bezieling geen vurig verzet maar een ijverige treiterigheid is, en bladzijden lang zinnen te kunnen schrijven als kleine grinnikjes.’
‘Aan Ambrosia èn het stuk over de “beschikbaarheid”’ = In het nr. van Forum, Juli 1933, verschenen inderdaad twee stukken van Du Perron, Aan Ambrosia en Als Voorbeeld van Hygiëne. Het laatste vertoonde veel overeenkomst met Du Perron's brief aan Ter Braak van 4 Juni 1933. Tot 1½ blz. bekort werd het opgenomen in EdP., V.W. 2, p. 606.
‘want mijn stuk bevat alleen maar toespelingen’ = Zie de eerste zin in EdP., V.W. 2, p. 606: ‘Bij iedere nieuwe gewichtigdoenerij in de Penclub... denk ik aan die enkele figuren die door de letteren niet besmet werden, die zindelijk wisten te blijven...’
‘die schilderijententoonstelling bv.’ = Ter Braak's stuk, Weer eens bij de schilders, verscheen in Forum, jrg. 1933, p. 493. MtB., V.W. 3, p. 541. ‘Achterin nog eens’ = In Critisch Bulletin, jrg. 1933, p. 651, werden enkele spottende opmerkingen gemaakt over Du Perron's korte notitie in de Nouvelle Revue Française van Maart 1933, n.a.v. het verschijnen van een Franse vertaling van Jordaan door Is. Querido. Met name Du Perron's Frans werd de het Critisch Bulletin lezende ‘fijnproever’ aangeboden.
Forberg = Forberg werd door Du Perron, in zijn voorrede tot Démasquè der Schoonheid (MtB., V.W. 2, p. 563), genoemd als de auteur van een Handleiding der Klassieke Erotologie. Zeer waarschijnlijk heeft Du Perron met dit werk bedoeld de uitgave (in een franse vertaling), bezorgd te Leipzig (1908) door Fr. Wolff-Untereichen en ‘mit einem sexualwissenschaftlichen Kommentar von Dr. Alfred Kind’, van een duitse vertaling van C. Fr. Forberg van Hermaphroditus (± 1410) door Antonio Panormita, gevolgd door Apophoreta (1824) door C. Fr. Forberg - een werk dat inderdaad aanspraak zou kunnen maken op de titel ‘handleiding der klassieke erotologie’. In dat geval zou dit het werk zijn dat Du Perron obscener, maar minder gek vond dan Bouquet poétique des médecins (zie brief nr. 306 en de aantekening daarbij. Zo mogelijk ook het geannoteerde ex. van L.v.H.). [Bij de medical Press of New York verscheen De figuris Veneris - manuel of classical erotology door Fr. Ch. Forberg, dat als volgt werd aangeprezen: ‘Prof. Forberg's classic gives us a comprehensive picture of all erotic practices in ancient Greece and Rome... Prof. Forberg defines and describes in detail, every erotic practice mentioned in the classics.’ (geciteerd uit Evergreen Review, september 1965). Waarschijnlijk is dit dus het door Du Perron bedoelde werk van Forberg.]
| |
389
‘Bouws spreekt ook over opdoeken van Forum en haalt er nu mijn laatste artikel bij’ = Als Voorbeeld van Hygiëne, zie de aantekening bij Du Perron's brief van 9 Juni 1933. Evenals in zijn brief aan Ter Braak van 4 Juni 1933, schreef Du Perron in dit artikel over Jacques Vaché, Michel Vieuchange en Lauro de Bosis.
| |
390
‘vleiend stukje van Dirk over mij’ = Dirk Coster signaleerde Hitler, Ebenbild des Herrn in De Stem, jrg. 1933, p. 617: ‘Forum biedt ons een verrassing. Een stuk van Menno ter Braak dat denken doet aan de stukken van zijn goede tijd, die van zijn polemiek met het Katholicisme,
| |
| |
en de opstellen in Afscheid van Domineesland, voor dat hij zich begon te forceren en te overspannen, in de betreurenswaardige ambitie om knapper, knapst en allerknapst te zijn. Na de verwarde zeurigheid van zijn Démasqué der Schoonheid is dit stuk een verkwikking...’
[...] = Negenentwintig woorden weggelaten.
| |
392
Deze regels zijn geschreven op een briefkaart, poststempel: Paris, 15-VI-1933, Gare Montparnasse.
‘De term “terrier” voor mij kwam ook van de “Os” voor jou’ = Volgens Du Perron was het Anthonie Donker die hem het eerst een terrier noemde.
Spada = De corsicaanse bandiet Spada schreef op vele blaadjes van zijn zakboekje: Spada André. Bandit d'honneur. Mais non gendarme. (EdP., V.W. 2, p. 695.)
| |
393
‘Bep schrijft wat ze kan aan “brieven”’ = Mevr. E. du Perron-de Roos schreef Parijse brieven voor Het Vaderland en de Provinciale Pers te Delft. Enkele brieven voor Het Vaderland werden door Du Perron zelf geschreven, zie de Bibliografie door F.E.A. Batten in EdP., V.W. 7, p. 573.
| |
395
Albertine Draayer-de Haas = Novelliste en romancière (De Gelukzoeker, De Weduwe).
| |
397
‘mijn gesprek met Pannekoek in D.G.W.’ = In D.G.W. van Juni 1933 publiceerde G.H. 's Gravesande Een onderhoud met Menno ter Braak. In het zelfde nummer van D.G.W. besprak Jan Greshoff Démasqué der Schoonheid.
[...] = Tweeëntwintig woorden weggelaten.
‘De Politicus zonder Partij is af’ = Vgl. Ter Braak's brief nr. 233, waarin hij meedeelt op 9 Oktober 1932 met het schrijven van De Ingebeelde Zieke (Politicus zonder Partij) te zijn begonnen.
| |
398
‘ook al omdat hij niet van een beroemde voorvader komt’ = Zinspeling op Molière's Le Malade Imaginaire.
‘Ik schrijf o, zulke mooie brieven voor de Prov. Pers!’ = Onder de naam ‘Potomak’ schreef mevr. E. du Perron-de Roos brieven voor de Locale Pers te Delft, brieven die vooral niet ‘moeilijk’ mochten zijn. Du Perron hielp zijn vrouw soms bij dit karwei.
| |
400
‘Ik ben in Indië in de journalistiek geweest’ = Du Perron was in 1919 te Batavia journalist bij het Nieuws van den Dag.
‘Ik zond je gisteren 2 knipsels uit Het Vaderland’ = De knipsels zijn verloren gegaan.
| |
| |
| |
401
‘uit zuiver vriendschappelijke overwegingen!’ = Door Ter Braak geschreven in de marge.
| |
402
‘Ik schrijf dit in Flore’ = Café in Parijs aan de Boulevard St. Germain op de hoek van de Rue St. Benoit.
Germaine Krull = Duits fotografe.
| |
406
‘misschien even naar Genua’ = Het echtpaar Ter Braak zou Genua niet bezoeken. (Nietzsche bracht de winters van 1880-1883 in Genua door, de zomers van 1883-1888 in Sils-Maria.)
dr. de Roos = Dr. J.R.B. de Roos (1875-1934), schoonvader van E. du Perron.
| |
407
‘zoodat het wachten in verscheidene dingen op hem is’ = J. Greshoff was de voogd over Du Perron's zoon Gille.
‘de “vlugge Europeaan” in Zuoz’ = Anthonie Donker was destijds leraar in Zwitserland (zie ook aantekening 486).
| |
408
Le Voyage d'Urien = Werk dat André Gide in 1892 op 22-jarige leeftijd, in zijn symbolistische periode, schreef. Het was een reisverslag, waarin ‘les paysages n'y sont que des états d'äme’.
‘Böcklin's Toteninsel’ = Arnold Böcklin (1827-1901), Zwitsers schilder.
| |
409
Vürtheim = J.J.G. Vürtheim, auteur van Grieksche Letterkunde (1918). Kuiper = K. Kuiper publiceerde De Ontwikkelingsgang der Grieksche Letterkunde (1914) en Helleensche Cultuur (1917).
Albert Vigoleis = Albert Vigoleis Thelen (*1903), auteur van o.m. Die Insel des Zweiten Gesichts (1953), woonde van 1931-1936 op Mallorca, publiceerde in Forum en Het Vaderland.
Mellors = Oliver Mellors, de boswachter en minnaar van Conny Chatterley in de roman van D.H. Lawrence, Lady Chatterley's Lover.
| |
410
‘Hoe vond je Dirk?’ = In De Stem, jrg. 1933, p. 777, schreef Dirk Coster over Dr. Dumay verliest o.m.: ‘In Forum bracht de essayist Menno ter Braak zijn roman tot een pénible einde. Na Hampton Court is dit niet de verwachte vooruitgang. Integendeel; het bleef vrijwel eender... Het Amsterdamse studentje in de letteren is nu een leraar in de letteren geworden, en weer worden we, in een aantal ietwat schrille maar weinig belangrijke scènes, onderhouden over wat het voornaamste gebrek van dit leven schijnt te zijn: een totale onmacht om te leven, om tot enig mens in een warme en echte verhouding te staan. Zelfs de pogingen tot zinnelijkheid doen vissig kil aan... Vergeten we niet dat onze Van Oudshoorn, die werkelijk op enkele onvergetelijke bladzijden een schrijvende demon was, een gevallen engel “wiens aangezicht verwrongen werd” -
| |
| |
ten slotte toch geen andere materie had om te behandelen: niet te kunnen leven, de toegang niet te kunnen vinden tot het gebied, waar de genezende straling werkt, die men in de metaphysische zin “leven” kan noemen. Er is dus geen verschil, schijnbaar. Er is alleen in wezen dit verschil: dat Van Oudshoorn zijn probleem, dat ten slotte het probleem ook is van Hampton Court, als een groot kunstenaar doorzag, en ten tweede dat de man die terecht zich aanklaagde dat hij niet leven kon, ten slotte nog zoveel leven in reserve had, waarvan hij zichzelf niet voldoende bewust was, maar dat in zijn werk autonoom, onafhankelijk van de schepper zelf zijn werk deed (door de kunstenaar heen doet de geest zijn werk en heeft zijn grillen die het bovenbewustzijn van de schrijver zelf verrassen kunnen). Soms, temidden van dodelijke koude, verveling en vuil, slaat een straal-van-God door de ogen der hoeren. Dat ontbreekt Ter Braak.’
| |
412
Casimir = R. Casimir, auteur van Beknopte Geschiedenis der Wijsbegeerte. ‘Doktor José’ = Doctor José droomt vergeefs, roman van Theun de Vries, waarin de held de bevolking van een onder Spaans bewind staand eiland wil verheffen, maar die daarbij een nederlaag lijdt tegen de jezuieten.
‘Mohammed’ = Het verhaal van Mohammed werd op poëtische wijze verteld door Theun de Vries in De Stem, jrg. 1933, p. 653.
| |
415
‘een ongelooflijk boek van die vlegels’ = Het is niet bekend welk boek Ter Braak bedoelde.
| |
416
Das Neue Tagebuch = Duits emigrantentijdschrift, waarvan Leopold Schwarzschild redacteur was.
[...] = Tweeënvijftig woorden weggelaten.
| |
418
[...] = Vijfenvijftig woorden weggelaten.
| |
419
[...] = Deze regels waren geschreven op de achterzijde van de envelop. De envelop werd hier echter opengescheurd, zodat alleen de twee volgende zinnen in hun geheel leesbaar zijn gebleven. Uit de beschadigde zinnen zijn nog de woorden te lezen: ‘stil graspleintje?’
‘over Paap, Tachtigers, Heinrich Heine’ = Ter Braak schreef over Paap, de Tachtigers en Heine in zijn opstel Paapse Sympathieën. MtB., V.W. 3, p. 429.
| |
421
Deze regels zijn geschreven op een ansichtkaart, voorstellend een waterspuwer van de Georgsturm. Ter Braak had de kaart een kwart slag omgedraaid - waardoor het was alsof de waterspuwer naar boven keeken daarop bij de ogen van de waterspuwer geschreven: ‘Eddy du Perron
| |
| |
sucht das Genie ganz oben.’ Langs de daklijn schreef hij: ‘Menno ter Braak bleibt hier’. Achter ‘Georgsturm’ had hij het woord ‘Wasserspeier’ doorgekrast en vervangen door: ‘Geniesucher’.
| |
422
‘Naar dit huis kijkt niemand’ = Ter Braak schreef deze woorden op een ansichtkaart van het huis dat door Nietzsche werd bewoond. Naast de deur is op een groot bord te lezen: ‘A. Pomatti-Elektrische Anlagen.’
| |
423
‘brief van Thelen’ = De brief van A. Vigoleis Thelen werd opgenomen in Forum, jrg. 1933, p. 822.
Blijkens Ter Braak's notitieboekje-1933 kwamen de Ter Braaks Zaterdag 12 Augustus om 21.50 u. te Parijs aan en vertrokken zij Donderdag 17 Augustus om 11.25 u. naar Nederland. Vgl. bij deze en volgende brieven ook: De Kalender en de Notaris, Du Perron's notities van 14, 15, 16 en 17 Augustus 1933 in EdP., V.W. 2, p. 646.
| |
424
‘mijn slothoofdstuk’ = De Kalender en de Notaris is echter niet het slothoofdstuk van De Smalle Mens is geworden.
‘de omgewerkte Stendhal-historiën’ = Bij wat Stendhal noemt ‘energie’, EdP., V.W. 5, p. 21.
| |
425
‘een stuk in D.G.W.’ = Gerard van Eckeren besprak Uren met Dirk Coster in D.G.W. van Augustus 1933.
‘de “Feuilleraie”’ = Café aan de Avenue du Chateau te Meudon. Extase = Film van de Tsjechische cineast Gustav Machaty die opzien baarde in de dertiger jaren door de wijze (invloeden van Freud en D.H. Lawrence) waarop het probleem werd gesteld van het recht van de vrouw op seksueel geluk.
| |
426
‘het Mémorial de St. Hélène’ = Emmanuel, graaf de Las Cases (1766-1842), gewezen Frans émigré, besloot op 50-jarige leeftijd Napoleon, die hij nauwelijks kende, naar St. Helena te vergezellen. Gedurende zeventien maanden leefde hij in de nabijheid van de Keizer; daarop werd hij door de Engelsen van het eiland gestuurd. Terug in Europa schreef hij zijn herinneringen aan de hand van op St. Helena gemaakte aantekeningen.
De historische waarde van Las Cases' gedenkschriften is vaak bestreden. Niettemin, ondanks de vergissingen van de schrijver - een definitief geachte kritische editie werd in 1950 verzorgd door Marcel Dunan - en ondanks de publicatie van de cahiers van generaal Bertrand, die eveneens deel uitmaakte van het gezelschap op St. Helena, blijft het Mémorial de Sainte-Hélène een onvervangbaar getuigenis van de persoon van de keizer, wiens woorden, vooral in de grote discoursen, getrouw moe- | |
| |
ten zijn weergegeven. Ook Ter Braak viel het grote verschil op tussen de passages, waarin Napoleon, en die waarin Las Cases zelf aan het woord is.
| |
427
‘onzen oppercalender’ = Tijdens Ter Braak's verblijf in Parijs had Du Perron hem het begin verteld van Gobineau's roman Les Pléiades, ‘de drie jongelieden die elkaar herkennen als kalenders, koningszonen’ (EdP., V.W. 2, p. 650).
| |
428
‘Potomak’ = Schuilnaam waarmee Elisabeth du Perron-de Roos haar stukken voor de Locale Pers ondertekende.
‘de Mapen’ = Novelle van Cola Debrot (*1902).
Hudson Lowe = Sir Hudson Lowe (1769-1844) was de bewaker van Napoleon op St. Helena.
‘Ingesloten een artikel van Buning en een vers van mij’ = Zie Du Perron's brief nr. 470 en de aantekening daarbij.
| |
429
Valle-Inclan = Ramon Maria del Valle-Inclan (1866-1936), Spaans dichter, romancier en dramaturg.
| |
430
Henri Borel = Henri Borel (1869-1933) was de literaire kritikus van Het Vaderland, en de auteur van o.m. Wijsheid en Schoonheid uit China en Kwan Yin.
‘Het stuk van Bep’ = Het Sprookje voor het Sprookje, verschenen in Forum, jrg. 1933, p. 725.
‘het panopticum over Campert?’ = Het Mysterie van Leidschendam verscheen in Forum, Oktober-nr. 1933. MtB., V.W. 3, p. 546.
| |
431
Het Haagsche Maandschrift = Bedoeld is het Haagsch Maandblad.
Die Sammlung = Een tijdschrift van Duitse emigranten, onder redactie van Klaus Mann, onder patronaat van André Gide, Aldous Huxley en Heinrich Mann. Van Die Sammlung verschenen twee jaargangen. (Zie voor Klaus Mann, aantekening nr. 608.)
| |
432
‘politieinspecteur Kok’ = Zie de aantekening bij brief nr. 130.
‘De brief van Gide over Nietzsche’ = Gide's oordeel over Nietzsche moet sterk zijn beïnvloed door zijn jeugdvriend en zwager, de erudiet Marcel Drouin (1870-1943). Gide zag in Nietzsche vooral de ‘jansenist’ en ‘protestant’, maar dan een protestant met een oncalvinistische liefde tot het leven. Maar ook: ‘De part en part son oeuvre n'est qu'une polémique: douze volumes de cela.’ In eèn opzicht verschilde Gide's kijk op Nietzsche duidelijk van die van Ter Braak: hij zag in N. ook de filosoof die, zijns ondanks, gevangen zat in zijn ‘systeem’. Van N.'s werk schreef hij dat het van een ‘admirable monotonie’ was.
| |
| |
| |
434
‘een mooi verslag je over Forum’ = In de NRC van 5 September 1933 stond over het Forum-nr. o.a. dit te lezen: ‘Van de verdere inhoud vermelden wij een brief over toneel van Du Perron aan zijn Rotterdamse mede-redacteur. Wij beschouwen dit stuk als een compendium van misvattingen en wanbegrippen. En toch - gelijk dat zo bij Du Perron het geval is - ondanks verzet en geprikkeldheid leest men voortdurend geboeid en geamuseerd verder. De intelligente en agressieve schrijfwijze, en tartende en veel te eenzijdig zelfverzekerde, doch steeds tot nadenken en hertoetsing stimulerende betoogtrant van deze anti-democratische demagoog houden de belangstelling ook van de opponerende lezer vast. Wat doen dan de onvervaarde enormiteiten ertoe, die des schrijvers gebrek aan ervaring en elementaire kennis op dit gebied - gebrek waar hij mee coquetteert overigens - hem doen neerschrijven, waarbij de kunst van de regisseur “op de onmiddellijke overbluffing van het grote publiek” gericht heet; waarbij van een groot acteur ontkend wordt, dat hij een groot mens moet zijn, alsof dit voor enige andere kunst wèl het geval ware; waarbij Mayerhold met een a geen druk maar een trouwhartige schrijffout is.’ Vsevolod Meyerhold, een invloedrijk Russisch regisseur die na 1917 een revolutionair theater probeerde te scheppen, werd geboren in 1874 en overleed in een Stalinistisch deportatiekamp in 1942.
Les PleÄ«ades = Joseph Arthur, graaf de Gobineau (1816-1882), diplomaat, filoloog, historicus, oriëntalist, essayist, novellist, publiceerde in 1874 zijn roman Les Pléïades. Er komen drie vrienden in voor, de Engelsman Wilfrid Nore, de Duitser Conrad Lanze en de Fransman Louis de Laudon. ‘Nous sommes trois calenders, fils de rois’, in de woorden van eerstgenoemde, ‘vous me désobligeriez sensiblement en hésitant à accepter cette vérité.’ Gevraagd naar de betekenis van het ‘fils de roi’-zijn, antwoordt de Engelsman dat dit niets omtrent hun vaders zegt, want wie is nu geïnteresseerd in iemand's vader? Cela signifie: ‘Je suis d'un tempérament hardi et généreux, étranger aux suggestions ordinaires des naturels communs. Mes goûts ne sont pas ceux de la mode; je sens par moi-même et n'aime ni ne hais d'après les indications du journal.’
Het ‘je suis fils de roi’ werd, volgens Gobineau, door de Arabische vertellers steeds in de mond gelegd van de helden van hun verhalen, zonder dat deze helden, in de erbarmelijkste omstandigheden soms, ooit een beroep zouden doen op de macht van wie zij pretendeerden af te stammen.
Gobineau was ook de auteur van het Essai sur l'inégalité des races humaines (1853), het werk waarin hij de ongelijkheid der rassen trachtte aan te tonen, en dat veel succes oogstte in Duitsland en Amerika, zonder dat dit voor de auteur iets vergoedde voor de tegenstand die zijn essay in Frankrijk, o.a. van de zijde van zijn vriend Alexis de Tocqueville, had ontmoet. ‘Les Américains croient que je les encourage à assommer leur
| |
| |
nègres,’ schreef hij, ‘me portent aux nues pour cela, mais ne veulent pas traduire la partie du livre qui les concerne’ (Correspondentie Gobineau-Prokesch). Dat Ter Braak voor dit essay geen enkele waardering had, bewijzen zijn opmerkingen in Van Oude en Nieuwe Christenen. Maar op 13 Februari 1934 citeerde Ter Braak in Het Vaderland met instemming Alain en Jean Prévost die, in een speciaal Gobineau-nr. van de N.R.F., Gobineau als proza-schrijver naast Stendhal hadden geplaatst. Ook noteerde Ter Braak dat de Duitser dr. Kretzer al in 1902 de invloed van de Fransman - die in zijn latere jaren bevriend raakte met Richard Wagner - op Nietzsche had aangetoond.
| |
437
‘zijn reorganisatieplan’ = In 1934 zou Forum verschijnen in twee van elkaar gescheiden, Nederlandse en Vlaamse afdelingen, onder de redacties van Ter Braak, Vestdijk en Van Vriesland voor Nederland, Gijsen, Herreman, Roelants en Walschap voor Vlaanderen. Ter inleiding van de jaargang-1934 schreven de redacties o.m.: ‘in plaats van de oude eenheid stellen wij dus thans een twee-eenheid, waarbij wij de nadruk leggen zowel op het feit van de onderlinge onafhankelijkheid als op het voordeel van een geregelde uitwisseling dier bijdragen tussen Nederland en Vlaanderen. Men beschouwe dus de twee-eenheid niet als een literaire bondsstaat, maar als een literaire statenbond; de wederzijdse onafhankelijkheid doet recht wedervaren aan de verschillen, terwijl de idee van samenwerking sterker bevestigd wordt. Dit is dus geen poging het regionalisme te doen herleven; wij menen het contact tussen Noord en Zuid juist het best te dienen door de toenadering niet daar te forceren, waar zij ongewenst zou zijn.’ Ook wezen de beide redacties op het gemeenschappelijke streven ‘goede Europeanen’ te zijn, terwijl zij verklaarden de persoonlijkheid van de schrijver als criterium te handhaven.
| |
438
‘Ik zal in het erratum zetten’ = In Forum, jrg. 1933, p. 759 stak Du Perron in een panopticum-stukje de draak met de N.R.C. die Du Perron verweten had Mayerhold te schrijven i.p.v. Meyerhold. Du Perron erkende, ironisch, zijn ongelijk en wees er in het voorbijgaan op dat de N.R.C. een paar regels eerder Kathleen Mansfield had geschreven.
‘dat panopticum nu vervalt’ = Het panopticum-stuk is door Du Perron nooit gepubliceerd.
‘dat achter het stuk over de planken komt’ = Du Perron heeft het betreffende ‘stukje’ niet in De Smalle Mens opgenomen.
| |
439
‘het museumdirecteurschap’ = Het betrof hier het Museum van Onderwijs te Den Haag.
Angst = Verscheen in een Nederlandse vertaling van S. van Praag te Amsterdam, 1931.
| |
| |
‘Musil ken ik niet!’ = Mevr. Du Perron had Ter Braak gevraagd of hij Robert Musil's Der Mann ohne Eigenschaften kende, waarvan zij een bespreking had gelezen in de Nouvelle Revue Française. Ter Braak en Du Perron zouden Musil wel horen spreken in Parijs, Juni 1935. Zie MtB., V.W. 4, p. 584, en EdP., V.W. 5, p. 81.
| |
440
Halévy = Daniel Halévy (1872-1962), historicus en essayist, jongere broeder van de historicus Elie Halévy (1870-1937). Het werk over Nietzsche dat Du Perron van Daniel Halévy las, werd later herschreven (1941). Daniel Halévy, die Péguy's medewerker was geweest in de Cahiers de la Quinzaine, oefende, ook als redacteur van de serie Cahiers verts van de uitgever Grasset, veel invloed uit op sommige Franse jongeren, als Du Perron's latere vriend Louis Guilloux.
| |
441
Alexeieff = ‘Alexejef is het type van de charmante Rus, met een tegelijk jong en getourmenteerd gezicht, vloeiend Frans sprekend met een licht accent. In zijn grote studio in de rue Chatillon ontvangt hij ons met een mengsel van Boheemse eenvoud en Russische, bijna overdreven hoffelijkheid,’ schreef Du Perron in een interview met zijn vriend A. Alexejef, in Het Vaderland van 9 November 1933. Bij die gelegenheid zag Du Perron een gedeelte van Alexejef's toen nog onvoltooide film De Nacht op de Kale Berg, een film van, zoals Alexejef het zelf noemde: ‘bewegende tintenschakeringen.’ ‘Wij zien een aantal beelden zich voor ons afrollen,’ schreef Du Perron, ‘met een karakter zoals ons tot dusver geheel onbekend was: een sfeer van poëzie, die beurtelings demonisch en cherubijns aandoet, met schichtige licht- en vleermuis-achtige schaduweffecten in een Danteske wereld.’ Alexejef is echter vooral bekend als illustrator (o.m. Gogol, Dostojewsky, Malraux en Boris Pasternak). Chantilly = Dorp, 42 km ten noorden van Parijs, bekend om zijn kasteel, zijn bos en zijn museum.
‘je stuk over Die Sammlung’ = Jacob Wassermann en Die Sammlung, door Menno ter Braak, verscheen in Forum, jrg. 1933, p. 701. Enigszins gewijzigd verscheen het als Wassermann-Hitler in het journaal van Het Tweede Gezicht, MtB., V.W. 3, p. 544.
| |
442
‘de echte Gioconda’ = In het musée Condé te Chantilly bevindt zich een Joconde, toegeschreven aan Da Vinci. Het gezicht is geschilderd en face, het ontblote bovenlichaam in 3/4.
| |
443
[...] = Dertien woorden weggelaten.
‘over Spengler’ = Ter Braak's bespreking van Oswald Spengler's Jahre der Entscheidung verscheen in de NRC van 20 September 1933. In het werk van Spengler zag Ter Braak een apologie van het beroepsleger, de Rijksweer, en een bestrijding van de nationaal-socialistische partij.
| |
| |
Hitler werd nergens in het boek genoemd, maar Spengler liet er geen twijfel aan bestaan dat hij de demagoog niet beschouwde als de Caesar wiens komst hij overigens aankondigde. Daarvoor ontbrak het Hitler aan ‘caesarische scepsis en mensenverachting’; Spengler's Caesar zal, schreef Ter Braak, een officier zijn. ‘Jahre der Entscheidung is het boek van de Rijksweer par excellence,’ concludeerde Ter Braak, ‘en men vraagt zich na lezing af, of en in hoeverre de autoriteiten van het beroepsleger achter de publicatie van dit betoog staan, dat het hitleriaanse régime openlijk aanklaagt met een vrijmoedigheid, die zelfs een botte censuur nauwelijks kan zijn ontgaan.’
| |
445
‘zend ik je een stuk in D.G.W. over Spengler’ = In D.G.W. van September 1933 had W.A. Kramers zich scherp gekeerd tegen Spengler en diens houding tegenover het Hitler-régime, n.a.v. Spengler's Jahre der Entscheidung.
Bertram = Ernst Bertram (1884-1957), auteur uit de Stefan George-Kreis, publiceerde o.m. Nietzsche, Versuch einer Mythologie (1918).
| |
446
‘den Vlaamschen Dirk Coster’ = Urbain van de Voorde (*1893).
‘proefwerk over de Galgenlieder’ = Morgenstern's Betoverde Wereld verscheen 12 Oktober 1933 in Het Vaderland, MtB., V.W. 5, p. 7.
[...] = Achtendertig woorden weggelaten.
‘Wie is von Salomon’ = Ernst von Salomon (*1902) behoorde tot de ontdekkingen die Ter Braak aan Du Perron te danken had. ‘Hij behoort met de democraat Ortéga y Gasset en de communist Trotski tot mijn “ontmoetingen” van de laatste tijd,’ schreef Ter Braak op 8 April 1934 in Het Vaderland. Zie Nationalisme, geopenbaard en verloochend in MtB., V.W. 3, p. 490.
| |
447
‘het stukje van Tielrooy’ = Tielrooy's stuk over Malraux in De Stem werd door Du Perron beantwoord in Forum, November 1933, p. 797. Zie Written in Dejection, EdP., V.W. 2, p. 653. Het stuk tegen Tielrooy (1886-1953) was in Forum gedateerd: 19 September, in het Verzameld Werk: 21 September (vgl. ‘Ik las gisteren bij Malraux’ in de brief, gedateerd 22 September).
Ernst von Salomon = Du Perron's notitie over Von Salomon is in het Verzameld Werk, deel 3, p. 665 (‘Tot afwisseling van Nietzsche begin ik aan Die Geächteten’) gedateerd: 22 September. In Forum, jrg. 1933, p. 809, was deze zin gedateerd: 20 September.
‘Ik laat door Pia zoeken’ = Waarschijnlijk door Nietzsche werd Ter Braak's belangstelling gewekt voor Fontenelle en Galiani, over wie hij tijdens zijn verblijf in Parijs in Augustus 1933 inlichtingen heeft getracht in te winnen, zoals kan blijken uit een brief van mevr. E. du Perron aan Ter Braak (29 Augustus 1933). Bernard le Bovier de Fontenelle
| |
| |
(1657-1757) was in zijn tijd een intermediair tussen de wetenschappen en de literatuur. In zijn Dialogues des morts liet hij beroemde doden met elkaar converseren, als Cortes met Montezuma, Augustus met Pietro Aretino, Socrates met Montaigne. ‘Man ist beim lesen von Montaigne, Larochefoucauld, La Bruyère, Fontenelle (namentlich der dialogues des morts), Vauvenargues, Chamfort dem Altertum näher als bei irgendwelcher Gruppe von sechs Autoren anderer Völker.’ (Menschliches, Allzumenschliches. Der Wanderer und sein Schatten.)
De abbé Ferdinando Galiani (1728-1787) was een econoom die van 1759-1769 als Napolitaans diplomaat in Parijs woonde. Door zijn geest, zijn eruditie en de gave die hij had om theorieën te ontmantelen of er de losse schroeven van aan te wijzen, verwierf hij zich een reputatie in de kringen der encyclopedisten. Hij raakte vooral bevriend met Diderot en Grimm, en nog meer met Mme d'Epinay. Voornamelijk met haar onderhield hij sinds 1769 een Correspondance die als zijn meesterwerk wordt beschouwd. ‘Es gibt sogar Fälle, wo zum Ekel sich die Bezauberung mischt: da nämlich, wo an einen solchen indiskreten Bock und Affen, durch eine Laune der Natur, das Genie gebunden ist, wie bei dem Abbé Galiani, dem tiefsten, scharfsichtigsten und vielleicht auch schmutzigsten Menschen seines Jahrhunderts - er war viel tiefer als Voltaire und folglich auch ein gut Teil schweigsamer.’ (Jenseits von Gut und Böse. Der freie Geist.)
| |
448
‘zend ik je een stuk’ = Het stuk, geschreven n.a.v. Tielrooy's artikel over Malraux in De Stem, EdP., V.W. 2, p. 657.
| |
449
‘het fundamenteele verschil van “Herrenmoral” en “Sklavenmoral” niet kent’ = Het fundamentele verschil ziet Nietzsche in de onmacht en de daaruit ontstane afgunst, waaruit de ‘Sklavenmoral’ voortkomt, tegenover de afwezigheid van de afgunst in de ‘Herrenmoral’. Zie met name Zur Genealogie der Moral, Erste Abhandlung.
[...] = Tweeënnegentig woorden weggelaten.
Schilt = C.M. Schilt (1878-1950) was hoofdredacteur van Het Vaderland van 1924-1942.
De Lang = E.A.L. de Lang (1880-1960) was directeur van Het Vaderland van 1916-1945.
| |
450
‘je Nietzsche-apologie’ = Zie Written in Dejection, EdP., V.W. 2, p. 653.
| |
452
‘Camy is de Fransche Cornelis Veth’ = Cornelis Veth (1880-1962), was behalve schrijver ook caricaturist.
| |
453
Dwinger = Edwin Erich Dwinger (*1898), raakte tijdens de eerste wereldoorlog in Russische krijgsgevangenschap. In 1918 ontvluchtte hij,
| |
| |
maar werd echter in de revolutie gedwongen mee te strijden aan de zijde van de witten. Over zijn gevangenschap in Siberië schreef Dwinger na zijn terugkeer naar Duitsland: Die Armee hinter Stacheldraht, en over zijn ervaringen tijdens de burgeroorlog: Zwischen Weiss und Rot. Zie ook EdP., V.W. 2, p. 661 en 665.
| |
456
[...] = Vijf woorden weggelaten.
| |
458
‘dat zij ook niet haar mag komen’ = Het is niet duidelijk hoe deze vergissing van Du Perron gelezen moet worden.
Louis Guilloux = Louis Guilloux (*1899, hetzelfde jaar als zijn vriend Jean Grenier (zie brief 964 en de aantekening daarbij)), romancier. Van zijn Le Sang Noir (1935) schreef Du Perron o.m.: ‘de mislukte anarchist Cripure, filosofieleraar en “kleinburger” bij gebrek aan moed om te leven naar zijn overtuiging is, zonder overdrijving gezegd, een der grootste creaties van de hedendaagse literatuur. De meesterlijke scènes tussen hem en zijn oude maîtresse-servante Maya, menselijk de hoogtepunten van het boek, zozeer verwijderd van wat men “realisme” noemt en zoveel reëler toch weer dan de algemene sfeer van caricatuur, zijn moeilijk overtrefbaar...’ (EdP., V.W. 6, p. 177-180).
Antonini = Giacomo Antonini, geboren te Venetië in 1901 uit een Italiaanse vader en een moeder van Nederlandse afkomst, ontving zijn opvoeding gedeeltelijk in Nederland. Voor de tweede wereldoorlog publiceerde hij in Den Gulden Winckel, Forum, N.R.C., De Groene Amsterdammer en Groot Nederland, terwijl hij na het vertrek van Du Perron naar Indonesië Parijse brieven voor Het Vaderland verzorgde. Sinds de tweede wereldoorlog publiceerde hij nog slechts in Italiaanse en Franse bladen. Antonini, die in Parijs woont, schreef o.m.: ‘Menno ter Braak heb ik voor het eerst ontmoet in de winter van 1919 in Tiel. Bij mijn eerste ontmoeting met Ter Braak ontstond een onmiddellijke, wederkerige sympathie uit het feit dat wij - n.a.v. de moord op Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht - beiden politieke moord en in het algemeen geweld verafschuwden. Gedurende een paar weken zagen wij elkaar herhaaldelijk, daarna verlieten wij beiden Tiel (ik in ieder geval). Menno vond ik later terug in Amsterdam eerst en Den Haag daarna. Ik zag hem ook herhaaldelijk in Parijs. De sympathie en vriendschap met Ter Braak ontstond dus door een gemeenschappelijk moreel gevoel op politiek terrein. Met Du Perron was integendeel onze allereerste ontmoeting literair: onze bewondering voor Gide en de dankbaarheid voor wat hij voor ons geweest was en gegeven had. Dit nam niet weg dat onze vriendschap daarna niets meer met de literatuur te maken had, al hebben wij steeds meest over literatuur gesproken. Met Eddy du Perron maakte ik kennis in 1929, eerst schriftelijk, daar wij beiden meewerkten aan Den Gulden Winckel. Als opdracht van zijn Vriend of Vijand schreef hij: “in herinnering van onze kennismaking die begon op blz. 121” (het stuk:
| |
| |
André Gide en de Hollandse Kritiek, uit D.G.W. van November 1929). Kort daarop ging ik naar Brussel waar ik een lezing moest houden. Daar maakten wij persoonlijk kennis en spoedig ontstond een vriendschap die trouw bleef tot zijn heengaan in 1940.’
| |
460
[...] = Honderdzestien woorden weggelaten.
| |
461
de Bourbon = Louis de Bourbon (*1908) beschouwt zich als een nakomeling van Lodewijk XVI.
Montsalvat = De geheimzinnige burcht waar de heilige graal werd bewaard in de Parsifal-verhalen.
| |
462
‘Grappig dat Bep je schreef’ = De brief van mevr. E. du Perron aan Ter Braak is verloren gegaan. (zie voor Céline de aantekening na 642).
| |
464
‘je stuk over Paap herlezen’ = In Forum, Oktober 1933, verschenen zowel Paapse sympathieën als Wasserman-Hitler en het stuk tegen Jan Campert, Het Mysterie van Leidsendam.
| |
468
Hostellerie du Manoir = De Hostellerie du Manoir ligt 9 km. ten noorden van St. Brieuc op de noordkust van Bretagne, enkele honderden meters van de Pointe du Roselier, een in de baai van St. Brieuc vooruitstekende kaap. Blijkens de afbeelding op de kaart die Du Perron aan Ter Braak zond, bleek het etablissement in 1959 niet wezenlijk veranderd.
| |
469
‘het heele stuk over de Bosis’ = Zie Du Perron's brief nr. 386 van 4 Juni 1933. Wat hij daarin schreef over de antifascist Lauro de Bosis en ook over Michel Vieuchange werd uitgewerkt in een stuk Als Voorbeeld van Hygiëne, verschenen in Forum, Juli 1933. Van dit stuk werd alleen het begin, maar dan sterk omgewerkt, in De Smalle Mens opgenomen, zie EdP., V.W. 2, p. 606.
‘je in Brussel gesproken te hebben’ = Aangezien Ter Braak in zijn notitieboekje-1933 twee afspraken noteerde voor Vrijdagmiddag 4.30 u. en Vrijdagavond 7.30 u., lijkt het waarschijnlijk dat de ontmoeting te Brussel plaats had gevonden op Donderdag 12 Oktober 1933.
| |
470
‘het rijmpje dat ik aan Buning zond’ = In Forum, jrg. 1933, p. 829, verscheen in de rubriek Panopticum onder de titel De terugkeer van het hart een vers van Du Perron, dat aanving: ‘Wij dragen allen weer ons hart, / ook het “moderne” kan verkeren. / Voor wie de jeugd in zich blijft eren, / is het “moderne” allang verstard: / Cocteau mag er nog mee jongleren, / maar wij, wij dràgen weer ons hart!’ Du Perron liet het vers voorafgaan door de volgende woorden: ‘Enige tijd geleden schreef de dichter J.W.F. Werumeus Buning een stuk in De Groene waarin sprake was van het “jonge talent” in de Nederlandse poëzie, van dichters
| |
| |
die “kontramineerden” tegen de poëzie en tegen zichzelf, van het “negativisme” van Forum, van Cocteau's Le coeur ne se porte plus, van de “moderne” pose van ongevoeligheid en van de waarde van het goed-Hollandse woord “zacht”. Ik kreeg het gevoel dat ik nog in 1924 was; om mij in de werkelikheid terug te brengen en ook tot vertroosting van de dichter Werumeus Buning, schreef ik de volgende virelai, die ik ter publikatie aan de dichter zond. Edoch de dichter waardeerde vermoedelik mijn goede bedoeling niet of was niet sportief genoeg om ook zonder waardering tot publikatie over te gaan. Reden waarom ik deze rijmen nu hier afdruk.’ (Vgl. Edp. V.W. 2, p. 617)
‘je briefkaart’ = Ter Braak's briefkaart is verloren gegaan.
‘De Byron heb ik voor je’ = L.J C. Boucher gaf in 1934 een door Du Perron samengestelde keuze uit de poëzie van Byron uit.
| |
471
Constant = Constant van Wessem (1892-1954).
‘een ×’ = De ‘×’ is van Ter Braak.
| |
472
[...] = Tien woorden weggelaten.
‘allerlei fragmenten’ = Mogelijk heeft Ter Braak, eèn van de twee anthologieën uit Kierkegaard gelezen die door R. Chantepie de la Saussaye in 1905 en 1911 in het Nederlands werden gepubliceerd.
Vie de Napoléon = Vie de Napoléon, door Stendhal, die het boek een voorwoord meegaf dat aldus begint: ‘Un homme a eu l'occasion d' entrevoir Napoléon à Saint-Cloud, à Marengo, à Moscou; maintenant il écrit sa vie, sans nulle prétention au beau style. Cet homme déteste l'emphase comme germaine de l'hypocrisie, le vice à la mode au XIXe siècle.’ Vgl. Ter Braak's brief nr. 284 van 19 December 1932, p. 399.
| |
474
[...] = Tien woorden weggelaten.
| |
476
‘Daarnet je kaart’ = De briefkaart van Ter Braak is verloren gegaan. ‘Ingesloten een van die vervelende stukjes’ = Het Vaderland van 17 Oktober 1933 vermeldde dat na December 1933 Forum zou ophouden te bestaan, en dat onderhandelingen werden gevoerd over een samensmelting van Forum en De Vrije Bladen, waarbij voor een gereorganiseerde D.V.B. werd gedacht aan een redactie, bestaande uit Louis de Bourbon, Menno ter Braak, Jan Engelman, V.E. van Vriesland en C. van Wessem.
‘Ik schreef bovenstaande rectificatie’ = Du Perron's briefje aan Het Vaderland luidde als volgt: ‘Geachte Redactie, Het volgende in aansluiting op Uw mededeling betreffende een nieuw tijdschrift en het verdwijnen van Forum, in Het Vaderland van 17 October 1.1. Dat het tijdschrift Forum na December van dit jaar zal ophouden te bestaan, is
| |
| |
volkomen juist. Van een samensmelten van Forum met De Vrije Bladen is geen sprake. Indien een dergelijk plan een oogenblik heeft bestaan, dan is het toch in minder dan geen tijd weer vervlogen, zoodat een noteeren ervan in uw blad werkelijk de moeite niet waard was. Indien Dr. Menno ter Braak zitting neemt in de nieuwe redactie der Vrije Bladen (wat wederom aan twijfel onderhevig blijft), dan zal het dus zijn als volkomen aparte figuur en niet als een “restje van Forum”; een dergelijke bloedtransfusie zou trouwens weinig stroken èn met het nieuwe leven der Vrije Bladen, èn met den eervollen dood van Forum, èn met de onafhankelijke en reëele beteekenis van Dr. Menno ter Braak.’ Abusievelijk zijn de laatste 9, op een apart vel geschreven en niet gedateerde regels van Du Perron onder brief nr. 476 afgedrukt. Waarschijnlijker is dat zij zijn verstuurd met brief nr. 471 van 22 Oktober 1933.
| |
477
‘het stuk van Vic in de N.R.C.’ = In de N.R.C. van 28 Oktober 1933 werd Dr. Dumay Verliest besproken door V.E. van Vriesland. Hij schreef o.m.: ‘Ons hoofdbezwaar tegen Hampton Court was... een, waarschijnlijk aan ervaringsarmoe en wereldvreemdheid toe te schrijven afwezigheid van afstand, projectie, transpositie tussen des schrijvers mentaliteit en de door hem verbeelde personen, die daardoor psychologisch niet tot leven kwamen en ongedifferentieerd, bedacht en geconstrueerd aandeden...
Men stelle zich de anomalie voor: Ter Braak, die nooit woorden genoeg had om Robbers, Jo van Ammers-Küller e.d. te kleineren en zelfs, het vooroordeel ener onbelezen generatie getrouw navolgend, de onsterfelijke Flaubert verwierp, schrijft een psychologische roman, die - zijn stellig voortreffelijke kwaliteiten buiten beschouwing gelaten - bij de grote serie vaderlandse romans aansluit van hen, voor wie de grote Fransman een geëerd voorbeeld was.’
| |
478
‘Suarès over Napoleon’ = André Suarès (1868-1948), essayist, schrijver van o.a. het anti-napoleontische geschrift Vues sur Napoléon, door Ter Braak besproken in Het Vaderland van 19 November 1933, MtB., V.W. 5, p. 19.
‘Ik begin’ = Inderdaad zou De Dichter en het Leven, o.m. n.a.v. Vestdijk's Berijmd Palet de eerste kroniek van Ter Braak na zijn benoeming aan Het Vaderland worden. Daarop zou echter het stuk over Suarès en Van Eeden volgen, terwijl op resp. 26 November en 3 December Nescio's Dichtertje en Kaas door Willem Elsschot besproken werden. Zie MtB., V.W. 5.
| |
479
‘Er staan in die N.R.C. tegenwoordig prachtige stukken, o.a. van Ben Stroman’ = Eèn van die stukken van Ben Stroman verscheen 6 Oktober 1933 in de NRC, een bespreking van Rien que l'homme, door M. Beau- | |
| |
fils, een werk dat de kritikus deed denken aan Larbaud en aan Helman, aan Rilke en aan René Clair, aan Cocteau en aan César Franck: ‘in dit proza ruist de verwachtende vrede van een herfstdag die vergaat in zachte regen.’
‘Grietje de [keuken]meid’ = Du Perron's brief is hier beschadigd: ‘de’ en ‘meid’ zijn te lezen, maar vòòr meid valt ook nog een ‘k’ te onderscheiden.
| |
480
‘een artikel... over d'Artagnan’ = De Werkelijke d'Artagnan, EdP., V.W. 2, p. 591. Het verscheen in het Haagsch Maandblad, jrg. 1933, p. 516.
| |
481
‘Forum Nov. uit en erg aardig...’ = Forum van November 1933 bevatte een essay van Vestdijk over Paul Valéry, verzen van D.A.M. Binnendijk, Jan Greshoff en Alb. C.A. Voortman, proza van Slauerhoff en Du Perron, het slothoofdstuk van Kaas en panopticum-bijdragen van A.V. Thelen, Du Perron, Vestdijk en Greshoff.
‘al schrijf ik het nu in een kroeg’ = Ter Braak schreef deze brief op papier van: Restaurant Café Riche annex Riche-Bar, Buitenhof 5 - Passage 12, 's-Gravenhage.
‘... Vestdijk, H. de Vries etc.’ = Het eerste gedeelte van deze, op de achterzijde van de envelop geschreven zinnen, werd verscheurd bij het openen van de envelop.
| |
483
‘in de plaats van Jany's oom’ = R.N. Roland Holst (1868-1938).
| |
484
[...] = Acht woorden weggelaten.
| |
485
[...] = Veertien woorden weggelaten.
‘Hierbij een stukje uit D.G.W. dat je amuseren kan’ = Waarschijnlijk is dit stukje geweest Een achttiende eeuwer over Shakespeare, waarin Du Perron twee fragmenten, over Hamlet en Romeo and Juliette vertaalde uit Journal du Voyage en Angleterre, een onuitgegeven ms. van Popon de Maucunes. Het stuk uit D.G.W. werd bekort opgenomen in In deze grootse tijd, EdP., V.W. 2, p. 580.
[...] = Negen woorden weggelaten.
Mr. van Rossem = Was rond 1930 medewerker aan Het Vaderland.
| |
486
Batten (Arthur Hille) = A.E. Batten (*1900) was een jeugdvriend van E. du Perron te Batavia.
Albert Vogel = Louis Albert Antingh Vogel (1874-1933), voordrachtskunstenaar.
‘je stuk over de poëzie’ = 12 November 1933 verscheen in Het Vaderland Ter Braak's stuk De dichter en het leven, n.a.v. Vestdijk's Berijmd Palet,
| |
| |
Hendrik de Vries' Stormfakkels en Werumeus Buning's Et in terra, MtB., V.W. 5, p. 12.
‘Anth. Donker uit Die Sammlung’ = Prof. dr. N.A. Donkersloot, geraadpleegd, schreef dat, voor zover hij uit zijn herinnering reconstrueren kon, hij uit Die Sammlung is getreden om het internationale internaat Lyceum Alpinum te Zuoz (Zwitserland), waaraan hij destijds als leraar was verbonden, niet onnodig in opspraak of moeilijkheden te brengen. Hij meende zijn politieke activiteit tegen het Duitse nationaal-socialisme tot zijn Nederlandse publicaties te moeten beperken. (zie ook nr. 489).
‘den heer die in Mexico zoo'n ontdekking deed over Pascal’ = In Het Vaderland van 14 November 1933 liet Ter Braak een fragment uit Les Nouvelles Litteraires afdrukken waarin Leo Ferrero vertelde hoe hij in een Mexicaans dorp Pascal had herlezen.
‘naar Roscoff (naar het graf van Corbière)’ = Tristan Corbière, schrijversnaam van Edouard-Joachim Corbière (1845-1875), eèn van de ‘poètes maudits’ die door Du Perron graag tegenover de Engelse poëzie werden opgesteld: ‘Een engels dichter die zich zover van de poëzie-als-afgesproken-temperatuur zou durven verwijderen (en met zo weinig schade voor de persoonlijke grootheid) als Tristan Corbière, kan ik mij niet indenken...’ (EdP., V.W. 2, p. 473.) In zijn laatste kritiek, in het Bataviaas Nieuwsblad verschenen op 25 Mei 1940, noemde Du Perron Corbière's Le Poète Contumace nog een ‘onvergelijkelijk gedicht’. (EdP., V.W. 6, p. 544). Zie ook, over Corbière's verwantschap met Slauerhoff, en Corbière vergeleken met Yeats, het gesprek over Slauerhoff, EdP., V.W. 2, p. 240.
| |
487
‘en maak er een stukje woorden over’ = Behalve zijn wekelijkse literaire kronieken en zijn toneelkritieken, schreef Ter Braak in Het Vaderland ook korte boekbesprekingen.
‘prima duitsche acteurs’ = In Het Vaderland van 17 November 1933 besprak Ter Braak de opvoering van Ibsen's De Wilde Eend met Bassermann als Hjalmar Ekdal, Ernst Deutsch als Gregor Werle, Moissi als de oude Ekdal en Tilla Durieux als mevr. Sörby. In Het Vaderland van 16 November 1933 had Ter Braak de opvoering, door hetzelfde gezelschap, van Schiller's Don Carlos besproken.
‘een kroniek over van Eden en Vues sur Napoléon’ = In Idealisme in 1911 en 1933, MtB., V.W. 5, p. 19, besprak Ter Braak Frederik van Eeden's De Geestelijke Verovering der Wereld en Suarès' Vues sur Napoléon. In deze
| |
| |
kroniek keerde Ter Braak zich tegen Van Eeden en Suarès als idealisten met een tekort aan realiteitszin.
[...] = Zevenennegentig woorden weggelaten.
‘Greshoff's bruine liedjes’ = Anti-nazistische verzen van Greshoff, gepubliceerd in Forum, jrg. 1933, p. 794.
‘een panopt. over Dimitrof’ = Over de Bulgaarse communist Dimitrof, eèn van de beklaagden in het proces om de Rijksdag-brand, schreef Ter Braak Heldenverering, gepubliceerd in Forum, December 1933, p. 900. MtB., V.W. 3, p. 549.
| |
488
‘Jammer dat je N.V. zoo gauw afdeed’ = Ter Braak kondigde in Het Vaderland van 14 November 1933 met enkele regels de tweede druk van Nutteloos Verzet aan en noteerde daarbij Du Perron's ‘volstrekte afwezigheid van sentimentaliteit.’
[...] = Honderdvierentwintig woorden weggelaten.
D.A.M. = D.A.M. Binnendijk heeft een ontmoeting met Du Perron steeds geweigerd. In Forum van November 1933 had Binnendijk een gedicht gepubliceerd, Het Portret, dat aanving: ‘Tegen een fond van bloeiende jasmijnen / Zie ik een schrale vrucht: het hoofd van mijn rivaal, / Den echtgenoot, die, als erkend gemaal, / Door zijn bestaan alleen mij doet verkwijnen.’
‘die 3 laatste regels’ = Deze regels luidden, in Forum jrg. 1933, p. 809: ‘Tot afwisseling van Nietzsche begin ik aan Die Geächteten van Ernst von Salomon, een werk dat mij beter lijkt dan Die Stadt.’
[...] = Eènendertig woorden weggelaten.
[...] = Honderdvijftien woorden weggelaten.
| |
489
George Kettmann jr. = G.W. Kettmann (*1898), nationaal-socialistisch dichter.
‘de ruime man heeft, denk ik, vage sympathieën ook voor Hitler!’ = Of Ter Braak's veronderstelling nog op iets anders berustte dan op zijn idee van Donker's ‘ruimheid’, is onduidelijk. Ten dele wordt hij misschien verklaard door het stuk van Roel Houwink dat Donker juist in die dagen in het Critisch Bulletin opnam (jrg. 1933, p. 135). Houwink billijkte daarin Gottfried Benn's partijkiezen voor het nationaal-socialisme in Der Neue Staat und die Intellektuellen.
In Donker's eigen geschriften uit die dagen valt niets te bespeuren van enige sympathie voor Hitler, wel van een ernstige bezorgdheid die zich soms ook uitstrekt tot de antifascisten. Zo beklaagde Donker zich bv. in De Stem (jrg. 1934, p. 221) over de ‘hetze’ die tegen Hitler werd gevoerd, en hij beknorde Georg Bernhard die in het Pariser Tageblatt had geschreven: ‘Hitler will den Krieg’. Donker noemde dat het geschrijf van bronnenvergiftigers. Zie ook de aantekeningen bij de brieven van 2 en 20 Februari 1934. (nrs.529 en 542).
[...] = Drieënzestig woorden weggelaten.
‘Dirk Adrianus Michel’ = D.A.M. Binnendijk.
‘mijn boek vordert in mijn hoofd’ = Vermoedelijk had Ter Braak op 12 Oktober 1933 in Brussel Du Perron verteld van plannen voor een nieuw boek, dat waarschijnlijk Van Oude en Nieuwe Christenen is geworden.
| |
| |
| |
491
‘een stuk van bolle Ton’ = In D.G.W. van Nov. 1933 werd geciteerd uit een stuk van Van Duinkerken, Forum of Areopaag!, verschenen in De Gemeenschap, waarin o.m. dit over Du Perron werd gezegd: ‘Werpt men tegen, dat nonsens nochtans litteratuur kan zijn, dan antwoord ik, dat de litteratuur er nimmer bij berusten zal, te worden aangezien voor nonsens, en dat wij critici er zijn om de litteratuur te dienen en zover ik weet niet om de onzin te vermeerderen. Het is inderdaad louter als letterkundig criticus, dat ik de scherpzinnigheden van den heer Du Perron veracht, omdat ik als criticus overtuigd ben van het nut der scherpzinnigheid, maar niet van het scheppend karakter der scherpzinnigheid.’
| |
493
‘ik heb mijn jonge baron (uit de 2 verhalen)’ = De twee verhalen werden onder de titel Bij wat Stendhal noemt ‘energie’ gepubliceerd in Forum, jrg. 1934, p. 139 en 236. Voor het verdrinken van baron Frits Rheede van Loftingh in de Weichsel, zie EdP., V.W. 5, p. 36.
| |
494
[...] = Tweeëndertig woorden weggelaten.
‘Ik heb 5 of 6 blzn. geschreven bij het verhaal van kapitein Horner en zijn vrouw’ = Het eerste deel van Bij wat Stendhal noemt ‘energie’.
‘Jan Greshoff zette in dezelfde catalogus zijn portret naast mij onder Diderot’ = Er bestaat een foto van Jan Greshoff en Du Perron bij het standbeeld van Diderot op de boulevard St. Germain te Parijs.
| |
495
‘dit in een tussenuur, blijkens het hoofd’ = Ter Braak schreef deze brief op papier van het Rotterdamsch Lyceum, Pieter de Hoochstraat 29, Rotterdam.
‘twee lezingen in Vlaanderen’ = Woensdag, 29 November 1933 sprak Ter Braak in Antwerpen, Zaterdag 2 December om 18.15-18.30 u. voor Radio Brussel.
‘Theun heeft in de krant gezet, dat hij gebroken heeft met het Crit. Bulletin!’ = Een bericht in Het Vaderland van 27 November 1933 vermeldde dat Theun de Vries aan het Alg. Handelsblad had meegedeeld dat hij om principiëele redenen zijn medewerking aan het Critisch Bulletin had opgezegd.
Theun de Vries, hiernaar gevraagd, kon zich de breuk met het Critisch Bulletin niet meer herinneren. ‘Ik kan U maar eèn verklaring geven,’ schreef hij, ‘en die lijkt me dan aanvaardbaar ook. Ik was in het jaar 1933, nadat in Duitsland de nazi's aan de macht waren gekomen, in vrij snel tempo bezig mij naar het Marxisme te ontwikkelen. Dit geschiedde vooral aanvankelijk met grote emotionele schokken; later, toen ik echt ging “studeren”, werd dat proces logisch, kalm en solide.
Wanneer U b.v. de jrg. 1934 van D.G.W. zou willen nalezen, vindt u daarin - ik meen reeds in Januari... - een groot artikel van mijn hand,
| |
| |
waarin ik “afscheid” neem van wat toen voor mij de “burgerlijke literatuur” inhield, en daarmee van allerlei personen en tijdschriften.
Mijn algemene stemming was er dus een van te willen en vooral te moeten “breken”. Ik kan mij derhalve ten aanzien van het Crit. Bulletin voorstellen, dat er diverse dingen in voorkwamen, die mijn verontwaardiging wekten, of ook anders: dat Donkersloot bepaalde kritieken mijnerzijds begon te weigeren, omdat ze hem te radicaal waren. Dat zou dan de oorzaak geweest kunnen zijn van een “breuk” met Donker's blad.’
| |
498
Tristan Bernard = Tristan Bernard, pseudoniem van Paul Bernard (1866-1947), romancier en toneelschrijver.
‘Dochter is thans mannequin’ = Sophie Nossovitch was op haar zeventiende jaar verpleegster in het leger van de witten tijdens de Russische revolutie. Daarna emigreerde zij met haar familie naar Parijs, waar zij thans nog woont. In Libertinage, jrg. 1949, p. 401, publiceerde zij, in een Nederlandse vertaling, Portret van mijn grootmoeder, voorafgegaan door een korte inleiding van Elisabeth de Roos.
| |
499
‘Hierbij een stuk over Hamlet’ = Honesty first, EdP., V.W. 2, p. 572. M. Godeau marié = Du Perron's bespreking van Marcel Jouhandeau's Monsieur Godeau marié verscheen in de NRC van 21 December 1933. EdP., V.W. 6, p. 113.
| |
500
‘de heer George is dood’ = Ter Braak herdacht Stefan George op 8 December 1933 in Het Vaderland. Het stuk eindigde aldus: ‘Met Stefan George verdwijnt een grote illusie uit onze cultuur: nl. de illusie, dat aristocratie en afzondering synoniemen zijn. Tot het einde toe heeft George die illusie streng en waardig volgehouden. Reeds zijn wij gedwongen haar te laten varen, omdat de wereld ons die luxe niet meer gunt; reeds zien wij te duidelijk de onhoudbare positie van de dichter, die zich op privileges beroept; maar daarom boeit ons de illusie zelf niet minder, als eèn van de vele pogingen om te leven in een sfeer, waarin men niet beïnvloed wordt door de schommelende waarden der menigte.’ ‘Waarom gaan al die lieden uit De Gids?’ = Het Vaderland van 4 December 1933 berichtte dat R.N. Roland Holst, A. Roland Holst en M. Nijhoff uit de redactie van De Gids zouden treden. Een motivering werd niet gegeven; het uittreden van deze redactieleden hield verband met het aanblijven van prof. dr. H.T. Colenbrander in de redactie van De Gids. Na diens geval van plagiaat (zie de brieven 301-304 en de aantekeningen daarbij) in het begin van 1933, werd overeengekomen dat hij aan het einde van dat jaar zich uit de Gids-redactie zou terugtrekken. Aan deze overeenkomst hield prof. Colenbrander zich echter niet en in plaats van de daarop verdwijnende redacteuren waren Anton van
| |
| |
Duinkerken, E.J. Dijksterhuis, J.W.F. Werumeus Buning, B.M. Telders en J.H. Plantenga bereid hun plaatsen in te nemen. Behalve de drie in het bericht van Het Vaderland genoemden, traden namelijk ook J.D. van der Waals jr. en D. Crena de Jongh als redacteuren af.
Jan en Pan = Jan Greshoff en G.H. 's Gravesande, die voor zijn naamsverandering Pannekoek heette.
Kent Uw dichters! = Ter Braak's bespreking van deze bloemlezing in MtB., V.W. 5, p. 40.
| |
502
‘Ik stuur je nu deze noodbrief’ = Ook op andere plaatsen in de correspondentie met Ter Braak blijkt hoe scrupuleus Du Perron in financieële aangelegenheden was en hoezeer het idee hem gehinderd heeft - nadat van zijn erfenis nòg veel minder over bleek te zijn dan hij had verwacht (zie blz. 443 in EdP., V.W. 3, Het Land van Herkomst, hdst. 29) - dat hij misschien niet altijd in staat zou zijn om genoeg te verdienen voor het onderhoud van de zijnen. Voor zichzelf had Du Perron weinig eisen: hij gaf niet om luxe of comfort, kon daar in ieder geval gemakkelijk buiten (Uit zijn rijke jaren had hij slechts twee kostbare ‘hobbies’ overgehouden: boeken, en het veelvuldig gebruik van taxi's, maar aan deze laatste gewoonte maakte hij te Parijs op een goede dag een einde, zoals een ander ophoudt met roken). Een onmiddellijke reden voor de ongerustheid in zijn brief is te vinden in het feit dat de inkomsten van hem en zijn vrouw niet altijd op de geëigende momenten werden ontvangen - de Provinciale Pers bijvoorbeeld betaalde per kwartaal! En op lange termijn geld lenen van zijn schoonvader, met wie de relatie niets te wensen overliet, stond hem niet aan omdat hij dat een onjuiste verhouding vond. Bovendien achtte hij in het algemeen het lenen van geld, in een zo onzekere tijd als de dertiger jaren voor een schrijver waren, een lapmiddel dat te grote risico's met zich bracht.
| |
504
‘zijn eigen naam ingevuld’ = Zie hiervoor Forum, jrg. 1933, p. 833: ‘De redactie voor Nederland is samengesteld uit Menno ter Braak, S. Vestdijk, Victor E. van Vriesland en Everard Bouws als secretaris; de redactie voor Vlaanderen uit Marnix Gijsen, Reimond Herreman, Maurice Roelants en Gerard Walschap.’
‘een opstel over hem’ = Ter Braak schreef over Malraux in Het Vaderland van 8 December 1933. De al eens eerder in brieven aan Du Perron gemaakte vergelijking tussen Malraux en Thomas Mann was ook in dat stuk te vinden: ‘De revolutionnairen van Malraux,’ schreef Ter Braak, ‘hebben dit éne (meer ook niet waarschijnlijk) gemeen met de helden van Thomas Mann in Der Zauberberg, dat zij door hun schepper in hun milieu zijn gezet om voor de problemen van die schepper te kunnen opkomen; het milieu dient om hen te laten bestaan zoals zij zijn.’ Ter Braak vertelde ook Malraux in de zomer van 1933 in Parijs te hebben
| |
| |
bezocht: ‘hij woont daar te midden van de curieuze kunstvoorwerpen, die hij van zijn vele reizen meebracht en waarover destijds onder kunsthistorici een en ander te doen is geweest. In hoge mate is hij ook in zijn conversatie de man van zijn boeken: intelligent en nerveus, denkend met geniale schokken, zonder enige pose en ook zonder enige “artistieke” affectatie. Zijn uiterlijk is dat van de man, “die alles zou kunnen zijn”, alleen geen domoor en geen operazanger; in het gesprek nadert hij niet met omslachtige vak-argumenten tot de kern van het onderwerp, maar met die intuïtieve directheid, waaraan men de intelligentie herkent. Geen aarzelingen, geen woorden “a peu près”, precies in de roos schieten, dat is het kenmerk van Malraux' wijze van discussieren.’
| |
505
‘Eindelijk Forum gekregen’ = In Forum jrg. 1933, p. 835, verschenen deze regels over het uittreden van Du Perron uit de redactie: ‘Dit moment is niet bij uitstek geschikt om afscheid te nemen van hem die thans de redactie verlaat; immers in zijn medewerking aan Forum, dat mede door hem werd wat het is, zal geen verandering komen, als auteur blijft Du Perron voor de lezer op deze plaats dezelfde. Maar nu allerlei omstandigheden hem hebben doen besluiten, als redacteur heen te gaan, mag dit niet geschieden zonder een woord van oprechte dankbaarheid van zijn collega's. Wij kunnen het best beoordelen, hoeveel hij voor Forum is geweest, ook waar het publiek zijn naam niet las, achter de schermen van het redactionele front. Het publiek heeft Du Perron sedert het verschijnen van het eerste nummer leren kennen als een harstochtelijk polemist, die nooit anders sprak dan van man tot man, als het om de mens of de zaak ging, die hem na aan het hart lag of afkeer inboezoemde, die alle conventies van het “artikel” en het “betoog” verwierp om in zo direct mogelijke vorm te zeggen, waarom het hem te doen was. Deze vrijmoedigheid, deze durf heeft hem de eer verschaft eén van de meest gehate auteurs van Nederland te worden; en voor hen, die zijn persoonlijke en onafhankelijke stijl kennen, zegt dit tevens, dat hij daardoor misschien weinig talrijke, maar des te verknochter vrienden heeft verworven. Men kan du Perron niet slap waarderen, zoals zoveel gemiddelde schrijvers; hij dwingt tot partijkiezen, en daarom is een aanhang van “middenstanders” hem onthouden. Zijn uitgesproken persoonlijkheid is eèn kant van Forum geweest, die wij niet hadden willen missen, die Forum ook in de toekomst niet wil missen.
In dit nummer vindt de lezer zijn “afscheid”, zo karakteristiek voor zijn polemische toon, dat wij er ons over verheugen, dat het zo en niet anders geschreven is; zó was hij èèn der onzen als redacteur, anders dan als een persoonlijk gesprek wilde hij zijn panopticum-artikelen niet opvatten. En als wij hem hier danken voor alles, wat hij voor Forum deed, dan geschiedt dat in de overtuiging, dat hij, zij het dan niet als redacteur, geheel voor ons behouden blijft.’
| |
| |
Het stuk was ondertekend door Menno ter Braak en Maurice Roelants. Het ‘afscheid’ van Du Perron waarop gedoeld wordt is het stuk Afscheid van Kostersloot, later opgenomen in Jan Lubbes, EdP., V.W. 2, p. 680.
| |
506
‘De critiek van Anthonie op Dumay’ = Onder de titel Dr. Dumay verliest bijna verscheen in Critisch Bulletin, jrg. 1933, p. 1240, Anthonie Donker's bespreking van Ter Braak's roman. Donker schreef o.m.: ‘Dit boek is bijna een zelf-parodie, het is of ik de schrijver bezig zie: vooruit maar, Ter Braak, toe maar, nog meer onzin, nog meer banaliteiten, schrijf dat alles aan elkaar en saus het dan met je ironie, dat tenminste een klein percentage lezers het niet helemaal au sérieux neemt... Deze roman is niet geschreven, maar gepend, geboomd. De schrijver ervan heeft allebei zijn mouwen uit zitten schudden voor zijn schrijftafel, met een fladdergebaar waarbij hij zich zelf nauwelijks goedhouden kon.’
| |
507
‘het infame geleuter van Thonie’ = Slaat op Anthonie Donker's bespreking van Dr. Dumay verliest.
| |
508
J.v.N. = Jan van Nijlen.
J.Gr. = Jan Greshoff.
G.N. = Groot Nederland.
‘Het stukje in de krant (uit Maurice's pen?) was “zeer vrolijk”’ = In zijn notitieboekje-1933 noteerde Ter Braak op Woensdag 29 November: ‘Antwerpen’; op Vrijdag 1 December: ‘Reinaert prep.’, en op 2 December: ‘Radio Brussel 18.15-18.30’. Het Vaderland van 4 December 1933 bevatte een bericht van de Brusselse correspondent over Ter Braak's lezing over de Vlaamse letterkunde voor de Vlaamse uitzendingen van het Nationaal Radio Instituut op Zaterdagmiddag 2 December. ‘Des avonds, in de Vlaamse club, behandelde dr. Ter Braak het Middeleeuwse epos van Reinaert. Van deze populaire figuur gaf hij een geheel nieuwe interpretatie, door hem als een “Immoraliste” in Gideaanse zin avant la lettre te beschouwen. Deze originele uiteenzetting lokte de burgemeester van Antwerpen, die tot het talrijke publiek behoorde, tot debat. Wat Kamiel Huysmans te berde bracht was niet zeer duidelijk, noch zeer origineel, maar het feit, dat een bewindsman aan een literair twistgesprek deelneemt, verdient vermelding met lof.’
| |
509
‘Kon. Wilhelminalaan 19, Voorburg’ = Adres van de vader van mevrouw E. du Perron-de Roos, dr. J.R.B. de Roos.
| |
511
‘Hoewel ik je binnenkort weer spreek’ = Blijkbaar hebben Ter Braak en Du Perron elkaar ± 20 December ontmoet (zie het PS van brief nr. 508). In Ter Braak's notitieboekje is hierover niets te vinden - welde aantekening op Donderdag 21 December: ‘verhuizen? - 8¾ Schoolavond Odeon.’
| |
| |
‘Vrijdag zijn wij tegen den middag weer in Den Haag’ = Vrijdag 29 December.
|
|