hij plotseling met zijn meest hautaine lachje zei: ‘Wil je daarover eens een boek van mij leenen, je weet er immers niets van!’ Toen werd ik zoo giftig, dat ik hem vrij onhoffelijk gezegd heb, wat ik van dergelijke quasi-welingelichte antwoorden dacht, en ik heb hem toen met philologische bewijzen, die ik gelukkig bij de hand had, duidelijk gemaakt, wat hij niet begreep. Meer dan ooit ben ik overtuigd, dat ik het grootste gelijk had in mijn stuk Huizinga v.d. Afgrond.
Enfin, deze weg is onjuist gebleken. De oude heeren moeten er maar buiten blijven. Bierens de Haan is natuurlijk precies hetzelfde.
Het zal inderdaad in de richting van een N.I.C. moeten gaan. Morgen komen Kramers en ik weer bij elkaar. De groote moeilijkheid in Nederland is de angst voor het communisme, voor de arbeiders. Dat handicapt zelfs verder ‘fatsoenlijke’ intellectueelen volkomen. Zij durven niets, uit angst van Scylla in Charibdis te vervallen. In geen geval laten wij het er bij zitten. De vraag is maar, hoe het beste het begin wordt gemaakt.
Ik was eergisteren voor Liepmann in Amsterdam, bij van Kampen, ook bij Querido (die erg ‘heet’ is, maar liefst niet de leiding moet nemen; als er iets bestaat, kunnen wij hem gebruiken!). Ik ben met Querido overigens in onderhandeling over een Duitsche vertaling door Thelen van ‘Politiker ohne Partei’, Herbst 1934. Hij voelt er veel voor.
Klaus Mann was erg aardig. Werkelijk een heldere, mij dunkt betrouwbare man. Hij heeft je artikel in handen en was er zeer blij mee. Ik schrijf waarschijnlijk voor datzelfde nummer ook iets voor hem.
Voorloopig moet je nog (voor de zaak van het N.I.C.) maar niet speciaal naar Holland komen. Misschien kun je, met de gegevens van Het Vaderland, bij Malraux of Gide inderdaad iets doen. Malraux in Marianne over het conformisme in verband met de emigranten in Holland, of zooiets? De emigrantenlitteratuur wordt hier trouwens in de groote bladen even systematisch doodgezwegen als het geval- Liepmann. (behalve dan Het Vad., waar Thelen nu ‘Sonderkorrespondent’ voor de ‘Duit-