vorm was; de Peel weet, waar het perspectief is, vanwaar het eerherstel der provincialen moet komen: uit Hitler-Duitschland! Al die dingen, ook het gebral van Theun, en het coquetteeren van Anthonie met Hitler in De Gids, hangt met elkaar samen; het is de opstand der horden, ook in de litteratuur. Het zou noodig zijn daarover een artikel te schrijven, dat alle phaenomenen omvatte en ze indeelde bij de humbug van Mussert, van wien ik hier tot meerder afgrijzen een rede insluit. (benevens een stukje van mij, dat je nog wel zal interesseeren, ook voor de kennis van de holl. humbug). Als je iets van de heeren R. en Jessner zou kunnen maken, zou ik dat toch wel zeer op prijs stellen! Desnoods één pag. panopt.!
Over v. Schendel ben ik het geheel met je eens. Ik werd bij de lezing (ex professione, voor Het Vad.) weer bijzonder getroffen door de volkomen zuiverheid van dezen man, precies in tegenstelling tot de saccharine van Theun, Helman e.a. Mijn stuk over Waarom niet is nogal naar mijn zin geworden; ik laat het je zenden met nog een kroniek over ‘l'esprit français’ (waarbij ik Nietzsche heb laten afbeelden). - Jullie stuk over ‘le cas Oswald’ vond op de krant hevige bewondering; prima journalistiek, vindt men, en vind ik ook, met een ander waarde accent als ‘de heeren’.
Vestdijk komt juist binnen. Hij bidt om hartelijke groeten en bedankt je vast voor het portret van mevr. Rosamonde. een hart. hand, en groeten ook van A. voor jullie beiden
je
Menno