505. E. du Perron aan M. ter Braak
Parijs, 9 December. [1933]
aant.
Beste Menno, Eindelijk Forum gekregen, met je commentaar! De woorden aan mij gewijd zijn zéér roerend en verdienen véél dank. Het tusschenvoegsel van Bouws is eigenlijk ook... roerend. Hij heeft er bescheiden bij gezet: ‘als secretaris’. En nu krijgt hij zijn congé! Ik zou over deze speciale aangelegenheid misschien minder kwaad geworden zijn dan jij, maar ik zie de geste van het heerschap minder goed, op deze afstand! (het knoeien in de proef, bedoel ik).
De schikking met het geld zooals jij het mij voorstelde, heb ik je al net zoo voorgesteld. Ik wacht nu dus weer geduldig en in goed vertrouwen. Je had geschreven dat de Liaisons uitgesteld waren, niet de verhalen; zeker een slip of the pen. Vandaar deze verwarring; ook al omdat men zoo ongewoon vroeg was met de proeven opeens!
En nu een ander vervelend akkefietje, over dien Goncourt-prijs. Het spreekt toch vanzelf dat wij daarover zouden schrijven! Het vorig jaar hebben wij het ook gedaan; daarvoor heb je nu een Parijsch correspondent! Ik heb gisteravond een lang stuk over dien prijs en Malraux aan jullie ‘kunstredactie’ verzonden; na nog wel bij M. ervoor te hebben geluncht! Vertel me nu in Godsnaam niet dat, gegeven jouw stuk, De Lang of een ander het onze nu overbodig vindt of tot de helft heeft gereduceerd. En schrijf me een volgende keer een spoedbrief over zooiets, liever dan overbodig werk te doen en ons werk misschien in de prullemand te moeten laten verdwijnen. Nu moet je alsjeblieft zoo doen: het stuk òf onmiddellijk nog plaatsen òf on-