in de herfstvacantie, wegens absoluut geldgebrek. - Van Het Vaderland nog geen uitsluitsel. Ik hoorde nu alleen nog, dat Top Naeff gesolliciteerd heeft (of door een x naar voren is geduwd), waardoor de kansen mij weer met 75% lijken geslonken. Want deze compleet haegsche dame, bovendien toneelexpert en adviseuse van het hofstadtooneel [...], lijkt mij alle advantages te hebben, die voor dit beroep maar vereischt kunnen worden.
Gisteren niet onaardig incident bij Binnendijk. Ik had n.l. Marsman je Indische mémoires meegegeven, en hij verscheen nu, na ze gelezen te hebben, bij Binnendijk, met de heftigste betuigingen van afschuw. Hij vindt de heele boel (vanaf III dus) vervelende inventaris, absoluut onbelangrijke opsommingen van peuterige details etc. etc. Vooral: erg vervelend. Dumay was hem nog antipathiek, dit verveelt hem alleen maar. We hebben er heftig, en natuurlijk zonder eenig succes, over gedebatteerd. Ik heb hem gezegd, dat hij dan toch ook Henri Brulard integraal verwerpen moest; wat hij, na eenige aarzeling, dan ook vrijwel deed. (Hij was, als steeds, in het gesprek alleraardigst!). Je zult hier van hemzelf wel het noodige over hooren. Je zult begrijpen, dat mij dit oordeel heimelijk veel pleizier bezorgde; immers zijn veroordeeling van Dumay kon ik natuurlijk nooit volkomen ‘objectief’ beoordeelen, terwijl ik van dit deel van Ducroo zonder ‘eigenbelang’ kan zeggen, dat ik het superieur vind. Dat hij Dumay nog antipathiek en Ducroo alleen maar vervelend vindt, bewijst mij, dat ik gelijk had, toen ik je schreef, dat Dumay de mindere was van Ducroo! - Zoo juist loopt Angèle Degroux binnen, dat er keurig uitziet, moet ik zeggen; ik bekijk het met een genegen blik, om Marsman himself; hij is altijd buitengewoon prettig in het debat, heeft niets van de stijfheid van Binnendijk, die nog altijd Max Donner-allures krijgt, als de poëzie ter sprake komt. Verder is hij een geschikte en zelfs heel bevattelijke kerel gebleven, dien ik graag mag. Had destijds Nijhoff hem maar niet gebeten...
Over De V. Bl. is al gedonder, terwijl er nog niets is. Jan Engelman schijnt een dictatuur te willen, waarvoor ik natuurlijk niets