contrôle van Maurice op onze stukken. De nadeelen: iets minder papier voor ons (veel zal het niet zijn, want ook ‘onze’ Vlamingen komen automatisch ten laste van de Zuidelijken, wat het papier betreft) en het verloren gaan van het tegenwoordige karakter zie ik ook wel, maar de voordeelen lijken me aanzienlijk te overwegen. Mocht bovendien de zaak nu toch economisch scheef gaan, dan hebben Maurice en Zijlstra de verantwoordelijkheid en kunnen ze b.v. niet beweren, dat ik te eenzijdig of te polemisch geredigeerd heb. Ik zal alleen absoluut staan op de volkomen onafhankelijkheid van de beide redacties, zoodat wij ons, ook tegenover de buitenwereld, van de ev. vlaamsche rotzooi in de 50 zuidelijke pagina's niets behoeven aan te trekken. Onze 50 pag. blijven rein! - Dat Bouws verdwijnt, is voor mij een conditie sine qua non. Ik begrijp wel, dat je geprefereerd had, dat ik de heele bedroghistorie van Juli nog eens tegenover hem had rechtgezet; maar zoo is nu eenmaal mijn aard, dat ik zulke dingen in twee maanden werkelijk vergeet, dat het me vuil en benepen voorkomt, zoo'n rund nog weer eens te gaan plagen. Maar let wel: als het moet, als hij aan dat secretariaat kleeft, vindt hij mij tegenover zich. (Het was natuurlijk beter geweest, als ik hem voor de vacantie al ‘genomen’ had; maar godbewaarme, ik had toen 100% zat van het gedoe op school en in de letteren!)
Over Nietzsche's ziekelijke vroolijkheid accoord, na de preciseering. Het dansen heb ik ook niet meegevoeld; de nuanceering is inderdaad anders (Engadin - Rotterdam misschien); maar de geluksfeer van het boek Sanctus Januarius b.v. uit Die Fröhliche Wissenschaft is de mijne. Het is het geluk van de ‘amor fati’ gevonden te hebben, het pessimisme als argument tegen het leven te hebben overwonnen. (daarom kan ik practisch nog wel pessimist blijven tegenover veel specialismen!).
Voor je antwoord aan Vic zal ik zorgen. Het lijkt me in dezen vorm niet aardig, omdat niemand weet, over welke courant en welke man het gaat. Vervang liever ‘een van onze couranten’ door ‘de N.R.C. van 5 Sept. j.l’.
Dan nog iets, waar ik alleen huiverend over schrijf: de strijd