425. E. du Perron aan M. ter Braak
Bellevue, 21 Augustus. [1933]
aant.
Beste Menno, Malraux zegt dat Kierkegaard het type is van den grooten schrijver voor een klein land. Dit naar aanleiding van een gesprek over jou. Hij zei nl. dat hij zelf het gevoel had dat jij je ‘rangeeren’ wilt, tegen je eigen instincten in, vanwege wat ik ‘Rotterdam’ noem, en wat hij gewoon Holland noemen zou. Malraux: ‘Il y a une penseé en marge de Berlin, de Moscou, de Paris, il n'y a pas une pensée en marge de la Hollande.’ Hij bedoelt met ‘en marge’, deels tegen, maar toch door het andere tot leven gebracht. (Nietzsche in Sils-Maria denkt tegen en naast Berlijn.) Toen kwamen we op Kierkegaard. Hij geeft toe dat de man dikwijls onleesbaar is, maar één ding moeten jij-en-ik lezen, zegt hij: Angst. Het is in het Hollandsch vertaald. Wil jij het koopen en het mij zenden, als je het gelezen hebt? Als je het zelf niet goed vindt of hebben wilt, neem ik het van je over.
Wil je in afwachting van een huwelijkscadeau die 3 Gides als zoodanig van mij aannemen? Van Bep krijg je dan wat anders, denk ik.
Ingesloten een stuk in D.G.W. met den braven Van Eckeren over mij - na de afrekening met jou! Ik ken den man persoonlijk en schrijf hem dezen brief(ingesloten ook) die je mij onmiddellijk terug moet zenden, met je commentaar. Bep vindt het idioot dat ik hem schrijf, omdat hij toch niet begrijpt. Ik weet dat hij ‘toch niet begrijpt,’ maar ik kan niet anders! ik lijk hierin op je vriend Heine...
Ik ben hard bezig aan Ducroo en schreef weer 30 blz. over Indië. Het is moeilijk om den juisten toon te vinden, en niet te vervallen in de fout van Vestdijk. Maar als je het zoo gaat doen, dat jezelf er de smaak in verliest (de smaak van de herinnering die het juiste accent geeft, getuige Brulard) is het ook verkeerd,