416. E. du Perron aan M. ter Braak
Bellevue, 26 Juli. [1933]
aant.
Beste Menno, Ingesloten een stuk van zekeren heer Kracauer (Duitsch-Joodsch uitgewekene) over Malraux. Het stuk stond in Das Neue Tagebuch, dat nu in Parijs verschijnt, uitgegeven door Leopold Schwarzschild [...].
Het artikel des Kracauers is goedberedeneerde flut, en geschreven als nix, als ik mij niet vergis.
Ik heb verder een idee. Wat zou je ervan zeggen als ik je Politicus besprak? Niet het stuk over Malraux, maar dat over je Politicus wordt dan mijn slotstuk. Ik zal natuurlijk vol waardeering zijn, maar iedere justificatie van den notaris = Bouws = genie met afschuw bestrijden. Lijkt je dat tusschen ons niet consequent? De opdracht van het boek* aanvaard ik daarom niet minder gaarne; ik geloof, kortweg, dat het in stijl jou waardig is, in conclusie noch jou, noch mij, noch wie ook die tot de ‘onzen’ behoort. De appreciatie van Bouws, en zooals hij het boek toepast: ‘Eddy en Marsman weltfremde, belachelijk onbevlekte literatoren, Menno en ik veelzijdige burgersen - dichters, e viva het genie van den dorpsnotaris!’ heeft mij te denken gegeven. Dat een fluim (je houdt mij het polemische woord kortheidshalve ten goede) evenveel bestaansrecht heeft als wij (of als Nietzsche) is best: Bep en ik in Holland, toen ik zei dat jij een boek ging schrijven over de hiërarchie van de menschen, staakten ons debat omdat de kok van Royal evenveel recht van bestaan kreeg als Nietzsche! Maar het malle is, dat jij bent begonnen om het boek van de hiërarchie te schrijven, en terechtgekomen bent, niet meer op een grensgebied nu, maar op een soort stil grasveld, genre dorpsplein, waar het genie van Nietzsche, na een standje over den Übermensch, moet verkeeren met dat van den dorpsnotaris, onder de leuze ‘honnête homme’. Ik voel heel veel voor den ‘honnête homme’, maar niets voor deze toepassing ervan. Als onder zijn leuze, de dorpsnotaris zich bij ‘de onzen’ kan scharen, loop ik van het pleintje weg. De Übermensch van Nietzsche mag ‘verkeerd’ zijn, overdreven, smakeloos, enz., maar hij is logisch als eind-