384. M. ter Braak aan E. du Perron
R'dam, 2 Juni '33
aant.
Beste Eddy Je briefje uit Parijs nog juist voor mijn vertrek naar de provincie ontvangen; ik ga tot Dinsdag naar Zutfen en Eibergen in de zon liggen, als die er is. Ook dank voor Boender. 's Mans critiek is alleraardigst, maar het boek haalt niet bij Coster. De epiloog b.v. bewijst, dat de man zelf ook een larieopvatting van de Hooge Kunst heeft.
Het schandaal in de Penclub moet natuurlijk gememoreerd en flink verlakt worden. Het lijkt me (als jij geen uitzondering op je ‘gedragslijn’ wilt maken tenminste), dat Jan er zeker voor in aanmerking komt; tenzij Maurice eigener beweging iets meebrengt (wat dan nog wel slap en naar zou kunnen zijn). Maar in ieder geval is even wachten goed, want 17 Juni vergadert de nederl. Penclub, om over de ‘delegatie’ te oordeelen. Vic b.v. wil met een ‘blok’ uittreden, waaronder schrijver dezes, sedert jaar en dag trouw wanbetaler, natuurlijk ook zal zijn. Heil Kuller!
Het leven van Nietzsche in brieven kostte mij destijds ƒ 2.80. Die brieven zijn werkelijk heerlijk, de commentaar is snert, maar dat hindert niet. Ik lees er nog altijd zoo nu en dan eens in. Geen gothische letter!
Henriëtte's oogen heb ik, nu Marsman het in proef zond, nog eens grondig herlezen; en ik kon me niet weerhouden, hem in een brief een groot deel van het fragment na te vertellen, in mijn terminologie. Werkelijk, het is ‘filmische’ puberteitslyriek; ik kan het maar niet mooi vinden. Precies hetzelfde, als wat jij zoo terecht signaleert in zijn ‘harde en bittere’ (of zooiets) Stendhal.