309. E. du Perron aan M. ter Braak
Parijs, 2 Febr. [1933]
aant.
Beste Menno, Ik schrijf je uit de Bibliotheek; vandaar dit rare papier. Gisteravond schreef ik je een brief, maar vanmorgen, doordat ik er iets onjuists in had gezet dat te maken had met een opinie van Bep, werd die brief weer verscheurd. Het komt er nu op neer dat Bep je zelf wel eens schrijven zal wat ze op het hart heeft (het gaat over mijn ‘pernicieuze invloed’ op jou, d.w.z. op geschriften van jou), en dat ik mijn deel hier nu afdoe. Maar dit deel is gering: ik geef het ‘uitboren’ nl. op. Als mijn opvatting van de vriendschap tot ‘persoonsvergoding’ leidt, dan versta ik mezelf blijkbaar niet; maar dat vind ik nu ook best.
Een volgende keer over wat anders - ik behoor mezelf nu maar een paar uur per dag toe, en dan nog!...
Geloof me steeds hartelijk je
E.
Je moet Frank Harris lezen door Hugh Kingsmill (Jonath. Cape). - Verder de heibel over Lawrence door Murry, Mrs. Carswell en nog een.
Dit is een grappige man: schrijver van Chardons Nancéiens ou Prodrome d'un Catalogue des Plantes; heetend le Dr. Hussenot (1835). Onder zijn naam, op het titelblad, heeft hij gezet:
‘Qui N'est rien, Pas Même médecin; membre d'Aucune acad., corresp. d'Aucune soc savante; qui N'est Ni de la soc. royale des sciences lettres et arts de Nancy, Ni de la Soc. centr. d'agricult. de la même ville; Pas plus de la soc. d'émulation des Vosges Que de celles philomatrique de Verdun, Ou d'Aucune de celles de Metz; directeur d'Aucun jardin public ou particulier; conservateur d'Aucune collection, autre que la sienne, qui se mange