304. E. du Perron aan M. ter Braak
Bellevue, Woensdagmiddag. [25 Januari 1933]
aant.
Beste Menno, Hierbij de 2 pan. terug; dat over den boekhandel is best, dat over de professoren ook, maar ik wou dat je die ‘nationale’ flauwekul er nog even inbracht. Dat was toch het akeligste van alles, in het nobele betoog van den heer Van Eyck en dien anderen heer met den zoo ignobelen naam. - Je kunt dit stuk trouwens beter nog wat aanhouden, nu het wschl. toch pas in Maart erin kan, omdat de uitslag van de eereraad er dan misschien ook nog bij gaat.
Je portret is mooi. De mond wat week-poëtisch, maar de rest uitstekend. Hawk-like and pearcing!
Ik schrijf je met een verkleumde hand - ik kom zóó uit Parijs en het vriest hier afschuwelijk - let dus niet op mijn lettervorming. Hoe vriest het bij jullie wel?
De Wildes stuur ik je morgen, óók de Wilde van Harris. Alles bij elkaar 7 dln. Vind je 12 fl. ervoor te veel? Die komen dan bij de 25 die nog naar Mayer gaan - maar mijn schuld is zoo groot niet meer. Over het verschil correspondeeren we nog wel; haast is er niet bij.
Het is aardig van je dat je me in 5 of 6 jaar staatsexamen wilt laten doen; maar het geld en de tijd zijn er niet. Ook niet als Gistoux verkocht wordt, wat een moeilijke historie lijkt! Bovendien: in dezen tijd zou ik misschien net er niets meer aan hebben wanneer ik dat diploma veroverd had.
Dumay heb je nu toch compleet gekregen?
Dank voor citaat uit A. Walter.
Nu zijn we aan de panopt.-geschiedenis. Jan's brief, die overigens goedbedoeld was, maakte me kregelig: jullie gaan beiden uit van het standpunt dat jouw slechte opinie over deze polemiekjes van mij, mij kwaad maakt, dat ik daarom wensch te worden ‘gespaard’. Als ik je afkeuring over andere dingen best hebben kan, dan toch zeker over deze? Wat mij hindert, is niet je afkeuring, maar het belang dat de zaak voor jou ook heeft; je vindt niet alleen mijn manier van polemiseeren verkeerd, maar het hindert je, als zooiets dan toch in Forum komt; anders