264. E. du Perron aan M. ter Braak
Bellevue, Dinsdag. [22 November 1932]
aant.
B.M. Ik ben zeer in mijn schik dat je mijn poëzie-en-Huxley-hutspotje zoo geslaagd vindt. Ik ben bovendien bij stukken na niet zoo Lawrence-gezind als jij denkt, ik heb mijn ‘voorbehoud’ tegen hem in dat artikel over Lady Ch. toch duidelijk genoeg gezegd. Iedereen die een echte Angelsaks blijft, is mij het tegendeel van ‘verwant’, dus ook Lawrence. - Van W. vroeg zelf zijn bijdrage terug, schreef mij Bouws. Naar Marsman blijf ik benieuwd, al ben ik meteen ook al wat benauwd voor die glimlach van de Monna Lisa. - Dat stuk van Valentijn vond ik nogal aardig - ook eigenaardig, wat toch een verdienste is! De brief van Wim zond ik door aan Greshoff, die zou je hem dus kunnen vragen om heen-en-weer gezend te voorkomen. - Schrijf jij liever niet aan van Kampen, als je het nog niet deed; maar wacht tot ik bericht van hem heb, dan vraag ik het hem zelf. Anders maakt het wel een erg hulpbehoevende indruk, vrees ik. Binnenkort schrijf ik je beter en hoop je een volledige lijst van mijn boeken te sturen; misschien ken jij eenige menschen die er ook wat van hebben willen. - Het was hier in Bellevue vanmorgen heerlijk, na Brussel; we hadden een prachtige dag en hebben met de Van Schendels wat gewandeld. Arthur is echt al een oude heer, maar toch erg geschikt, en zijn vrouw is heel lief. Ik maak me op om mijn artikel over het detectiveverhaal te beginnen; ik gaf er wat voor als ik een hoop artikelen de deur uit had. Als Bouws mij de verz. gedichten van Lawrence nog tijdig bezorgt, bespreek ik die tegelijk met de bloemlezing van Huxley - daar komt het dan ook uitstekend bij (in Januari). Hart. groeten van ons. je E.