235. M. ter Braak aan E. du Perron
R'dam, 13 Oct. '32
Beste Eddy Een misverstand, van geheel vroolijken aard overigens: ik bedoelde bij mijn aanteekening op je panopticum met ‘lezersstandpunt’ niet den gemiddelden Nederlander, maar mijzelf als lezer, dus niet als vriend, die wel weet, dat je niet woedend bent. Maar of het nu den beschaafden Nederlander of een ander ras betreft: die passage suggereert ‘den’ lezer een soort machtelooze woede, die je hier niet bedoelt. Je zult het toch met mij eens zijn, dat zoo'n stukje tegenover een idealen lezer een effect wil sorteeren? Mijzelf dan even onbescheiden als zoodanig stellend, geloof ik, dat iedereen dien onjuisten indruk zou krijgen, niet alleen Theun zelf, die ik geen idealen lezer wil noemen. Maar als je er niet zoo over denkt, waarom laat je de passage dan niet staan? Het is zuiver een stijlquaestie, die ik zoo voel, en als die opvatting je pleizier aan het stukje bederft, stoor je er dan niet aan. Zal ik de zin er weer inlasschen?
Ik heb nog geen cijfers van Zijlstra; hij zit in zijn herfstcampagne, maar dat komt wel. Ik heb f 50 gereserveerd; die liggen klaar voor het aandeelenkapitaal. De rest komt ook wel, ik denk zelfs, dat er ‘overteekend’ zal worden.
Dat je het stukje van Anthonie nog kunt waardeeren, is mij even onverklaarbaar als jou mijn voorstemmen voor X.-Picasso. Ik vind dien vent een gymnasiast van de humoristische doch zeer deftige soort (zoon van den arrondissementsrechter b.v., die grappig wil zijn). Inmiddels (dit onder ons) heeft deze jongeman zich in een schrijven van ettelijke kantjes bij de hoofd-redactie van de N.R.Ct. beklaagd over de ongunstige critiek van Helman en de toelating van deze critiek door Vic. Hij verklaart daarin o.a. recht te hebben op meer waardeering! - Ik ben