139. E. du Perron aan M. ter Braak
Gistoux, Vrijdag. [15 April 1932]
aant.
Beste Menno, Hierbij de verzen van Claartje terug; ik vind ze allemaal aardig en het eene, niet door Jany opgeslokte, niet eens het minste. Maar ik stuur het je terug, omdat ik er toch liever minstens één ander vers bij heb. Dit eene heelemaal alleen vertegenwoordigt in te bescheiden mate het talent van de dichteres. Vraag haar dus nog wat en zend jij dan de oogst naar Maurice (ik zal dan wel in Holland terug zijn).
Het verhaal van Vestdijk ging gisteren naar je toe. Ik begin vandaag aan het stuk over Lawrence. Het is alleen vervelend, te bedenken dat er zoo weinig plaats is, zoodra Coster wordt ‘opgeruimd’.
Je hebt misschien gelijk wat betreft het tot ‘paria’ maken van die types. Misschien. Ik geloof er niet aan. Als iemand in Holland een boek schreef van de eerste rang (van uit onze gezichtshoek bekeken) dan schreeuwde de heele vaderlandsche kritiek nog dat het toch dit en dat en nog wat tegen had. Het zijn incurabele boerelullen, en hoe meer ‘cultuur’, hoe erger dit uitkomt.
Schrijf gauw hoe je Vestdijk vond. Hartelijke groeten van, als steeds, je
E.
P.S. - Ik stuur die andere verzen van Cl. maar naar Bep, die kan ze je dan terugbezorgen. Ze was er nieuwsgierig naar.
P.S. - Als er nog plaats is in het Mei-nr., dan alsjeblieft die 2 liedjes van Greshoff. Dit versje van Clara alleen zegt niet veel; laat ons haar dus uitstellen tot Juni, dat zal niemand kwaad doen. - En komen er geen titels bij?