132. E. du Perron aan M. ter Braak
Gistoux, Zaterdagavond. [9 April 1932]
aant.
Beste Menno, Ik krijg tegelijk met je brief een expresse van Bep, waarin het stukje van Donker; ze schrijft erbij dat jij dienzelfden morgen getelefoneerd had om het haar te signaleeren en dat je er razend over was. Waarom? Alles komt precies uit zooals het moet; na Hampton Court dit, en met veel meer woede; niet zoo heelemaal uit stommiteit alléén (trouwens, dat was het bij H.C. ook niet), gegeven de rekening die ‘vereffend’ moest worden! En dan: het is een aanval van bijna heel het Costeriaansche front, met de generalissimus waar het behoort, in de achterhoede. Ik kan nù niet meer antwoorden, maar in nr. 6 kan ik in Panopticum mijn serie over Coster aankondigen, met eenige woorden aan het adres van deze beide heeren*), als je dat goed vindt. Ik zal dan meteen duidelijk maken hoe ver deze polemiek strekt, en wat eig. Forum tegen de Stem is. Eén bladzij Panopticum is, denk ik, ruim voldoende. - Of wil jij het doen? Wat denk je?
Stuur je me het briefje van Jany terug? Ben je vóór of tegen dat vers? Als wij beiden zwak vóór zijn, dan hangt alles van Roelants af; laat Bouws het hèm dus zenden. - Ik ben zeer benieuwd naar wat Ant me zenden zal. Hoe was dat stuk: De jongeren schrijven romans, van dezen zelfden meneer?
Maurice, vertelde Greshoff, was verrukt over mijn filmstukje, maar wou er één zinnetje o zoo graag uit hebben, het zinnetje waarin ik gezet had, dat ik wist wel eens betere maar ook wel eens mindere stukjes te hebben geschreven dan die bespreking van de Express. Dàt vond Maurice dan nu toch van een ‘narcissisme’! Ik schijn een ontzettende narcissist te zijn; - maar en-