Briefwisseling 1930-1940. Deel 1
(1962)–Menno ter Braak, E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 136]
| |
ik dacht, dat jij ook de copie had gekregen. Het was een nogal sensationeel schrijven, dat inmiddels door een ander, optimistischer, waarvan jij in ieder geval een copie kreeg, werd gevolgd. Maar ik moet nu, gelijk Thomas, eerst mijn vingers in de wonde van den Heer leggen (te weten: de handteekening van Zijlstra onder het contract zien) om te gelooven. De moed verlies ik nog niet. Het wordt met dien heer Zijlstra een eigenaardig biologisch geval. Wij meenden aanvankelijk, dat er een mensch Zijlstra bestond; hij bleek de ziel van Bouws te hebben. Wij meenden toen, dat hij tenminste een lichaam had, om die ziel te gehoorzamen; dat lichaam blijkt ook niet van hemzelf te zijn, maar van zijn commissarissen! De Zijlstra, die daartusschen eet, drinkt, slaapt, cohabiteert, is hoogstens een figuur in den familiekring; daarbuiten is hij een legende, een symbool, een fantoom. Maar we zullen zien. Je brengt je Costeriana natuurlijk mee naar Holland? Ik ben erg nieuwsgierig. Waaraan werkt Marsman? Ik zelf heb de eerste pagina's van Dr. Dumay geschreven, hoop ‘onder schooltijd’ door te kunnen gaan. Overmorgen ga ik weer weg, de Beukelsdijk wordt heropend. Ik las les Nourritures Terrestres. Het is me, na Nietzsche, niet meegevallen; maar na Nietzsche valt eigenlijk niets mee. Misschien denk ik ook teveel aan Nietzsche, en is me dit boekje daarom nog te veel litteratuur, nog te muzikaal, te mooi, te Couperusachtig zelfs. Gide is overigens hier wel een zeer ver-epicuriseerde Nietzsche. Niettemin heb ik verschillende bladzijden met bewondering gelezen. Ik voor mij zou het hervinden van de aardsche verrukkingen nuchterder te boek willen stellen, minder in een van paederastische damp verzadigde atmosfeer. Maar die Nietzsche ook; die vergalt me de rest van het lezenswaardige. Na ontvangst dezes dus je brieven weer naar Rotterdam, Beukelsdijk 143b! Hart. gr. ook aan de Marslieden je Menno Heb je Commentaar al gelezen? Geef me je indruk, ik heb er | |
[pagina 137]
| |
geen, omdat deze boekbesprekingen (meer is het eigenlijk ook niet) te persoonlijk voor me blijven. |
|