Opzettelijk schreef ik je niet over deze onaangename quaestie, omdat ik Bouws niet wil zwart maken, zonder dat hij kan repliceeren. Ik kan me ook nu nog vergissen, maar als hij werkelijk uit ijdelheid het Vrije Bladen-plan laat springen, maak ik een eind aan onze omgang. Het zou mij in veel opzichten spijten, om de redenen, die we in Brussel al eens bespraken, bovendien, omdat Bouws de eenige man is, met wien ik hier in Rotterdam nog eenige relatie in intiemeren zin heb. Ik mag hem in allerlei opzichten, maar als hij een litteraire baantjesjager blijkt, kan ik hem niet meer zien. Misschien vergis ik me wel, ik hoop het. Veel vrienden blijven er niet meer over, en ik heb buien, waarin de hopelooze eenzaamheid me bijna te machtig wordt. Alleen du Perron en Nietzsche zijn er nog (en in zekere zin, zooals ik laatst ondervond, ook nog Binnendijk, maar op een zeer bepaalde manier). Het ging me zelfs één moment aan het hart, dat de heer Donkersloot mij berichtte, niets meer met mij te maken te willen hebben (onderteekening: Donkersloot, en dat van dien goeden Nico!). Eén moment, als gevolg van een algemeen verlatenheidsgevoel. ‘Men’ neemt mij hier mijn polemiek tegen Donker zeer kwalijk; ik, die het Carnaval geschreven heb, had mij niet met zulke futiliteiten mogen bezighouden. Zelfs Bep de Roos vindt het eigenlijk beneden mijn ‘waardigheid’.
Je begrijpt, mijn verlatenheidsgevoel raakt niet de vriendschap van Donker, die immers nooit bestond, maar de toekomst van algeheel persoonlijk isolement (misschien een hoopje theoretische aanhangers, geen vrienden meer). Als ik in godesnaam maar twee of drie vrienden overhoud, dan zal ik nog niet vergaan; maar anders? Bouws zinkt steeds meer weg, ik voel me voortdurend meer zijn patroon, die hem de zaken voorlegt zooals ze zijn, zonder iets terug te verwachten; dat is een bedenkelijk teeken. Maar toch, met Bouws heb ik nog zooveel contact, dat ik met hem kan omgaan (niet al te vaak elkaar zien overigens, s.v.p.!) Daarom zou ik ook graag willen, dat je hem nog niet schreef over mijn onaangename vermoedens over zijn redacteursvanitas; als die werkelijk doorslaand blijkt, is het