Zware straffen in showproces tegen ex-Sovjetleiders
MOSKOU, 11 maart - Wederom zijn er zware straffen geëist in een politiek proces tegen vooraanstaande communistische leiders van de Sovjet-Unie. Openbaar aanklager Vysjinski eiste voor twee verdachten gevangenisstraffen en zei dat de anderen ‘moesten worden doodgeschoten als smerige honden’. Het proces maakte duidelijk, aldus Vysjinski, dat de verdachten ‘niets anders zijn dan een bende moordenaars, spionnen, misleiders en saboteurs, zonder enige principes of idealen’.
Bij dit proces staan enkele topfiguren uit de Russische staats- en partijleiding terecht: partij-ideoloog Boecharin, de voormalige voorzitter van de Raad van Volkscommissarissen Rykov, het vroegere hoofd van de NKVD Jagoda en oud-minister Krestinski. Samen met de andere zeventien beklaagden worden zij ervan beschuldigd lid te zijn van een samenzwering, het ‘Blok van de Rechtsen en Trotskisten’, gevormd in opdracht van buitenlandse veiligheidsdiensten met het doel sabotage en terreur in de Sovjet-Unie te plegen, de defensie te ondermijnen en delen van het land aan vreemde mogendheden te verkwanselen.
In tegenstelling tot de rechtszaken in 1936 en 1937 zijn tijdens dit proces niet alle verdachten bereid volledig schuld te bekennen. Op de eerste dag van het proces, 2 maart, verklaarde Krestinski dat hij onschuldig was. Hij had tijdens het vooronderzoek ten onrechte schuld bekend omdat anders zijn ‘verklaring de leiders van de partij en de regering niet zou bereiken’. ‘Krestinski had de regie in de war gestuurd’, aldus de correspondent van de Nederlandse krant Het Volk. De volgende dag herriep Krestinski echter zijn verklaring - ‘met sidderende stem’ en ‘lijkbleek’, zo schreef het blad op 4 maart.
Boecharin en Rykov waren wel bereid toe te geven dat zij lid waren geweest van ‘het Blok’, maar zij ontkenden specifieke misdaden die in de aanklacht werden opgesomd. Boecharin wees er op subtiele wijze op dat tijdens het proces geen bewijzen werden getoond en er alleen op basis van bekentenissen werd geoordeeld. ‘De bekentenis van de verdachte is een middeleeuwse vorm van jurisprudentie,’ meende hij.
Jagoda, van 1934 tot 1936 volkscommissaris van Binnenlandse Zaken, de NKVD, waar de geheime dienst onder ressorteert, weigerde in eerste instantie de moord op Pesjkov, Maksim Gorki's zoon, op zich te nemen. Pas tijdens een zitting achter gesloten deuren, die op 9 maart plaatsvond, legde hij de door de autoriteiten gewenste bekentenis af.