Interne strijd bedreigt Spaanse republiek
BARCELONA/VALENCIA, 17 mei - Spanje heeft een nieuwe premier, dr. Juan Negrín. Deze voormalige minister van Financiën heeft drie dagen na het aftreden van premier Largo Caballero een nieuw kabinet gevormd, waaraan republikeinen, communisten en gematigd socialisten deelnemen. De socialistische en anarchistische vakbonden weigerden tot de regering-Negrín toe te treden.
De benoeming van een nieuwe regering in Spanje komt na twee weken van grote onrust en politieke verdeeldheid. De oorzaken voor deze verdeeldheid dateren reeds uit het begin van de burgeroorlog. Het arbeidersverzet tegen Franco leidde in juli 1936 in met name Aragón en Catalonië, waar de invloed van de anarchisten groot is, tot een maatschappelijke omwenteling; fabrieken werden door arbeiders overgenomen en de landbouw werd in sterke mate gecollectiviseerd.
Sommige socialisten, de anarchistische vakbond CNT en de kleine radicaal-socialistische partij POUM, menen dat een overwinning alleen behaald kan worden als deze gepaard gaat met een sociale omwenteling. Tegenover hen staan de republikeinen, gematigd socialisten en communisten, die ervan overtuigd zijn dat een sociale revolutie tot wanorde en zwakte tegenover de nationalisten leidt.
Dit verschil van inzicht ligt ten grondslag aan de ‘burgeroorlog in de burgeroorlog’ die begin mei in Barcelona uitbrak. Op 3 mei trok Rodríguez Salas, de verantwoordelijke man voor de openbare orde in Catalonië, met een groep van de guardia de asalto naar de telefooncentrale, om deze voor de Catalaanse regering, de Generalidad, op te eisen. Anarchistische en socialistische arbeiders hadden deze centrale gecollectiviseerd, conform het collectivisatiedecreet dat in augustus 1936 in
Door stalinisten verwoeste pantserauto van de radicaal-socialisten (POUM).
de Generalidad was goedgekeurd. Het was de regering en de communisten echter een doorn in het oog dat zij daardoor de telefoongesprekken met de centrale regering in Valencia konden afluisteren.
Toen Salas met de asaltos bij het gebouw aankwam, werd het vuur op hen geopend. Er braken straatgevechten uit tussen de asaltos en sympathisanten van de regering enerzijds en anarchistische en POUM-arbeiders anderzijds. ‘De arbeiders gingen spontaan de straat op,’ meent de Engelse schrijver George Orwell die, zoals zoveel linkse intellectuelen, als vrijwilliger naar Spanje is gekomen en die in Barcelona aan de zijde van de POUM meestreed. De anarchistische voormannen en het anarchistische blad Solidaridad Obrera, later ook de POUM-leiding, riepen om een wapenstilstand. ‘Leg uw wapens neer, het is het fascisme dat we moeten bestrijden,’ hield de CNT haar leden voor.
Op 6 mei kwamen 4000 asaltos naar Barcelona die een eind maakten aan de ongeregeldheden. De linkse militie werd ontwapend.
De onlusten waren, aldus Orwell, het gevolg van ‘de tegenstelling tussen de mensen die de revolutie voortgang wilden doen vinden en zij die probeerden haar tot staan te brengen of te voorkomen’.
Premier Largo Caballero was van mening dat er geen represaillemaatregelen tegen de opstandelingen genomen moesten worden, maar in de dagen die volgden werden vele antistalinistische linkse leiders heimelijk door de communisten omgebracht. De communistische ministers, die de rellen als een ‘trotskistisch komplot’ beschouwden en de verantwoordelijkheid ervoor bij de POUM legden, eisten van de regering dat zij de POUM zou verbieden en haar leden zou vervolgen. Largo Caballero wilde niet aan deze eis tegemoetkomen en trad af.